Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 121113

Rb Gelderland 121113

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2013/rb-gelderland-121113

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rekestnummer: C/05/243651 / HA RK 13-106

Beschikking van 12 november 2013

in de zaak van

X, 
wonende te X, 
verzoekster, 
advocaat mr. J.G. Keizer te Amersfoort,

tegen

naamloze vennootschap 
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V., 
gevestigd te Rotterdam, 
verweerster, 
advocaat mr. N.C. Haase te Amsterdam.

Partijen worden hierna X en Allianz genoemd.

1. De procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit: 
- het verzoekschrift, 
- de brief met bijlagen van X van l6 juli 2013, 
- het verweerschrift, 
- de brief met bijlagen van X van 1 oktober 2013, 
- de mondelinge behandeling. Verschenen zijn: mevrouw X met mr. Keizer voornoemd en mevrouw Z (teamleider bij Allianz) met mr. Haase voornoemd.

2. De feiten, het verzoek en de beoordeling daarvan

2.1. X is op 5 maart 2012 betrokken geweest bij een verkeersongeval. Allianz, de WAM-verzekeraar van de automobilist die het ongeval heeft veroorzaakt, heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van dit ongeval erkend.

2.2. X heeft in verband met de door haar ervaren klachten na het ongeval onder meer de huisarts en de fysiotherapeut bezocht.

2.3. Ten tijde van het ongeval was X op uitzendbasis werkzaam als administratief medewerkster bij de Stichting Iris Groep te Ede. Sinds I augustus 2013 ontvangt zij uitsluitend een ziektewet uitkering via het UWV. 

2.4. Tussen partijen is onderhandeld over de schadeafwikkeling. Het schadebureau ITEB heeft namens Allianz de onderhandelingen met X gevoerd. X is op kosten van Allianz een multidisciplinair traject bij het DBC te Amersfoort gestart. Allianz heeft in totaal een bedrag van € 7.178,28 bevoorschot aan X.

2.5. Naar aanleiding van een door Allianz uitgevoerde Delta V-rapportage heeft ITEB op 14 februari 2013 aan X bericht dat haar medisch adviseur van oordeel is dat de verminderde arbeidsgeschiktheid van X niet kan worden toegerekend aan het ongeval, dat het DBC traject moet worden gestopt en dat van verdere bevoorschotting geen sprake zal zijn.

2.6. Tussen partijen is nadien verder gecommuniceerd over de verdere afwikkeling van de schade, waarbij X heeft aangedrongen op een medische expertise. Daarvan is het niet gekomen. X heeft haar verzoekschrift ingediend op 8 mei 2013. 

2.7. Het verzoek strekt er toe dat een deskundigenbericht (door een neuroloog en een neuropsycholoog) zal worden bevolen naar kort gezegd de gevolgen van het ongeval dat X op 5 maart 2012 is overkomen. X heeft tevens verzocht om Allianz te belasten met het voorschot van de deskundigen.

2.8. Allianz heeft tegen een deskundigenbericht door een neuroloog geen bezwaren geuit, en het verzoek zal dan ook voorzover daarop ziet dan ook worden toegewezen. Ook bestaat van de zijde van Allianz geen bezwaar tegen de voorgestelde IWMD-vraagstelling. 

2.9. Partijen twisten er vervolgens over of het aan de neuroloog moet worden overgelaten een neuropsycholoog in te schakelen (en vragen voor te leggen) of dat de rechtbank een neuropsycholoog moet benoemen. De rechtbank ziet in eerste instantie aanleiding het aan de neuroloog over te laten een neuropsycholoog in te schakelen. Als laatste vraag zal daarom worden toegevoegd of de deskundige hulponderzoek door een neuropsycholoog noodzakelijk acht en zo ja of hij dat dan ook wil laten uitvoeren. Daarbij merkt de rechtbank op dat het aan de neuroloog is om de vragen te formuleren die hij ter beantwoording aan de neuropsycholoog wenst voor te leggen. 

2.10. Wanneer de neuroloog daartoe echter geen aanleiding ziet vanwege het ontbreken van een medisch substraat dat de gestelde neurologische en neuropsychologische klachten kan verklaren, geldt het volgende. Het niet kunnen vaststellen van medische causaliteit betekent niet zonder meer dat van juridische causaliteit geen sprake is. Er kan derhalve toch een rechtens te respecteren belang zijn om de door X gestelde neuropsychologische klachten door een door de rechtbank te benoemen neuropsycholoog te laten onderzoeken. De rechtbank zal daarover te zijner tijd zo nodig verder oordelen. Iedere verdere beslissing ten aanzien van het onderzoek door een neuropsycholoog (waaronder de vraagstelling) zal dan ook in afwachting van de uitkomst van het onderzoek door de neuroloog verder worden aangehouden.

2.11. Allianz heeft ingestemd met de door X voorgestelde deskundige neuroloog dr. H. Bernsen te Nijmegen. Dr. Bernsen heeft desgevraagd aangegeven bereid te zijn en vrij te staan om een benoeming als deskundige te aanvaarden. De rechtbank zal hem dan ook tot deskundige benoemen. X heeft ter zitting aangegeven dat zij geen bezwaar (meer) heeft tegen overlegging van de in opdracht van Allianz uitgevoerde Delta-V rapportage aan de deskundige.

2.12. Allianz zal met de betaling van het voorschot van de deskundige worden belast. Zij heeft immers aansprakelijkheid erkend en zij is derhalve gehouden de schade te vergoeden die X als gevolg van het ongeval lijdt. Daaronder vallen ook de (redelijke) kosten ter vaststelling van schade, ook wanneer uiteindelijk niet komt vast te staan dat schade is geleden. Wel moeten die kosten als gevolg van de aanrijding zijn gemaakt (sine-qua-non-verband) en dienen zij tevens in een zodanig verband met de aanrijding te staan dat zij aan de daarvoor aansprakelijke persoon, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als gevolg van deze gebeurtenis kunnen worden toegerekend (HR 11 juli 2003, NJ 2005, 50). De rechtbank is van oordeel dat aan die maatstaf is voldaan. Daarmee wordt voorbij gegaan aan het verweer van Allianz, inhoudende dat X de kosten van de deskundige zelf moet dragen omdat de schade beperkt is, nu juist tussen partijen in geschil is wat de gevolgen zijn van het ongeval en het deskundigenbericht met het oog op het vaststellen daarvan is verzocht. 

2.13. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij. 

2.14. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken. 

2.15. X heeft ter zitting haar vordering strekkende tot een proceskostenveroordeling (naar analogie van artikel 1019aa Rv) ingetrokken, zodat daarover niet meer wordt geoordeeld. 

3. De beslissing

De rechtbank 

3.1. wijst het verzoek toe, 

3.2. beveelt een voorlopig deskundigenbericht ter beantwoording van de volgende vragen:

1. DE SITUATIE MET ONGEVAL

Anamnese (aanbeveling 2.2.4. RMSR) 
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby's, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid? 

Medische gegevens (aanbeveling 2.2.6 RMSR) 
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van: 
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied; 
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.

Medisch onderzoek (aanbeveling 2.2.5 en aanbeveling 2.2.7 RMSR) 
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?

Consistentie (aanbeveling 2.2.8 RMSR) 
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? 
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Diagnose ( aanbeveling 2.2.15 RMSR) 
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

Beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18) 
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven (in het bijgesloten beperkingenformulier) en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?

Medische eindsituatie (aanbeveling 2.2.14 RMSR)
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel? 
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag Ig)?

2. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL 

Meestal zal het niet mogelijk zijn om ouderstaande vragen (met name de vragen 2c-2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden (aanbeveling 2.2.14 en aanbeveling 2.2.16 RMSR) 

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval 
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? 
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR) voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval 
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen? 
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan? 
e. Kunt u aangeven welke beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR) uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid? 
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet-ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen? 
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u? 
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht? 
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?

3. OVERIG (aanbeveling 2.2.11 RMSR)

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

b. Acht u hulponderzoek door een neuropsycholoog noodzakelijk en zo ja wilt u dit dan laten uitvoeren door een door u te bepalen neuropsycholoog?

3.3. benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten: 
Dr. H. Bernsen 
Canisius Wilhelmina Ziekenhuis 
Afdeling Neurologie 
Weg door Jonkerbos 100 
6532 SZ Nijmegen 
Postbus 9015 
6500 OS Nijmegen 
024-3657657

3.4. bepaalt dat de griffier een kopie van deze beschikking en van het verzoekschrift aan de deskundige zal toezenden,

3.5. bepaalt dat toezending van een afschrift van het verzoekschrift aan de wederpartij achterwege kan blijven, nu deze reeds een afschrift toegezonden heeft gekregen,

3.6. bepaalt dat verzoekster uiterlijk op 2 december 2013 een afschrift van deze beschikking aan de wederpartij moet doen toekomen,

3.7. bepaalt dat Allianz uiterlijk op 2 december 2013 als voorschot op de kosten van de deskundige een bedrag van EUR 4.869,04 ter griffie van deze rechtbank zal deponeren door overmaking naar bankrekeningnummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem, onder vermelding van gedeponeerde geldsom 183400 en C/05/243651 / HA RK 13-106,

3.8. bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige dan pas met zijn onderzoek behoeft te beginnen,

3.9. bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,

3.10. bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,

3.11 bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,

3.12. bepaalt dat de deskundige een schriftelijk ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 31 maart 2014, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,

3.13. houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2013.

Met dank aan mr. J.G. Keizer, SAP Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.