Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 210923

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBNHO-210923

vonnis 

RECHTBANK NOORD-HOLLAND 

Handel, Kanton en Bewind 
locatie Zaanstad 

Zaaknr./rolnr.: 9901589 \ CV EXPL 22-1942 
Uitspraakdatum: 21 september 2023 

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van: 

[ eiser ]  
wonende te [ woonplaats ]  
eiser 
verder te noemen: [ eiser ]  
gemachtigde: mr. G.P. Geelkerken 

tegen 

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bruins Veem B.V. 
gevestigd te Wormerveer 
gedaagde 
verder te noemen: Bruins Veem 
gemachtigde: mr. R.J. Schellevis. 

De zaak in het kort 

De werknemer heeft een arbeidsongeval gehad en vordert een verklaring voor recht dat zijn werkgever aansprakelijk is voor zijn schade als gevolg daarvan. De vordering wordt afgewezen. De werkgever heeft voldaan aan zijn zorgplicht. Daarnaast heeft de werknemer bewust roekeloos gehandeld. 

1.
Het verdere procesverloop 

1.1.
Bruins Veem heeft in het kader van het haar bij tussenvonnis van 29 december 2022 opgedragen bewijs getuigen doen horen. De griffier heeft proces-verbaal opgemaakt van wat de getuigen hebben verklaard. 

1.2.
[ eiser ] heeft afgezien van het horen van getuigen in contra-enquête. Beide partijen  hebben hierna nog schriftelijk gereageerd.

2.
De feiten 

2.1.
[ eiser ] is op 29 januari 2020 in dienst getreden bij uitzendbureau Interselektie B.V. (hierna: Interselektie). [ eiser ] is door Interselektie uitgeleend aan Bruins Veem. een op en overslagbedrijf met containerterminal. [ eiser ] heeft bij Bruins Veem gewerkt als magazijnmedewerker. Zijn werkzaamheden bestonden uit het laden en lossen van big bags, het vullen van silo's en het verplaatsen van goederen in het magazijn. 

2.2.
[ eiser ] heeft op 10 februari 2020 een arbeidsongeval gehad.
 
2.3.
[ eiser ] heeft na het arbeidsongeval geen werkzaamheden meer verricht voor Interselektie en/of Bruins Veem. De arbeidsovereenkomst tussen [ eiser ] en Interselektie  is na afloop van de overeengekomen bepaalde tijd niet verlengd. 

2.4.
Bij brief van 25 februari 2020 heeft de voormalige gemachtigde van [ eiser ] zowel  Bruins Veem als Interselektie aansprakelijk gesteld voor het ontstaan van het ongeval en de daaruit voortvloeiende gevolgen. Bruins Veem heeft de aansprakelijkheid op 25 november 2020 afgewezen. 

3.
De vordering en het verweer 

3.1.
[ eiser ] vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Bruins Veem aansprakelijk is voor zijn schade als gevolg van het arbeidsongeval. [ eiser ] legt aan de  vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat hij letsel heeft opgelopen als gevolg van een arbeidsongeval en dat Bruins Veem daarvoor aansprakelijk is. 

3.2.
Bruins Veem betwist de vordering. Zij voert aan - samengevat - dat zij de medische  causaliteit betwist. Bruins Veem heeft voldaan aan haar zorgplicht. Voor zover Bruins Veem haar zorgplicht heeft geschonden is er sprake van opzet en/of bewuste roekeloosheid. Bruins Veem betwist ook de door [ eiser ] gestelde schade. 

4.
De verdere beoordeling 

4.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Bruins Veem is daarbij in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat zij de op haar rustende zorgplicht is  nagekomen en/of dat de schade van [ eiser ] in belangrijke mate het gevolg is van opzet  of bewuste roekeloosheid van [ eiser ] . 

4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is Bruins Veem geslaagd in dat bewijs. Daartoe wordt het volgende overwogen. 

4.3.
Een werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden en voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening  van zijn werkzaamheden schade lijdt. Een werkgever is ten opzichte van de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt 1, tenzij hij aantoont dat hij de hiervoor vermelde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. 2 Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is aansprakelijk voor de schade die  deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. 3

4.4.
Indien vast komt te staan dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever heeft voldaan aan zijn zorgplicht en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Er is echter niet  beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke (veiligheids-)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. 4
 
4.5.
Bruins Veem betwist dat de door [ eiser ] gestelde schade is veroorzaakt door het  door hem gestelde arbeidsongeval. Vast staat dat [ eiser ] een fractuur aan zijn voet had  na het arbeidsongeval. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast  dat [ eiser ] schade heeft geleden als gevolg van het arbeidsongeval. De medische  voorgeschiedenis van [ eiser ] en wat de omvang van de schade is, is voor de beoordeling  van deze zaak die gaat over de aansprakelijk van Bruins Veem niet relevant. 

4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Bruins Veem voldoende onderbouwd en toegelicht dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Daartoe wordt het  volgende overwogen. 

4.7.
Zowel uit de schriftelijke verklaringen van de collega’s van [ eiser ] als uit hun getuigenverklaringen zoals afgelegd bij het getuigenverhoor, volgt dat [ eiser ] gymnastiekoefeningen heeft gedaan door aan de lepels van de heftruck te hangen en beneden te springen dan wel zich te laten vallen. De versie van [ eiser ] van wat er gebeurd is, het proberen te corrigeren van een niet goed bevestigde lus van de big bag van 1.000 kilo, is naar het oordeel van de kantonrechter mede gelet op de toelichting door Bruins Veem onvoldoende geloofwaardig. Daarbij acht de kantonrechter ook relevant dat  [ eiser ] zich niet heeft laten horen in contra-enquéte. 

4.8.
Vast staat dat aan [ eiser ] voor aanvang van zijn werkzaamheden mondeling in het  Engels werkinstructies zijn gegeven en dat er stickers c.q. pictogrammen op de betreffende  heftruck zijn bevestigd waaruit onder andere volgt dat je niet aan de lepels van de heftruck  mag gaan hangen. Verder is gebleken dat meerdere collega’s [ eiser ] op de dag van het arbeidsongeval erop hebben gewezen dat hij geen gymnastiekoefeningen moest doen aan de lepels van de heftruck. maar dat hij dit desondanks toch heeft gedaan. Door Bruins Veem is onweersproken gesteld dat dit de eerste keer is geweest dat [ eiser ] dergelijke oefeningen  heeft gedaan, zodat van haar niet verwacht kon worden dat zij [ eiser ] hiervoor al eerder schriftelijk waarschuwde. 

4.9.
Bruins Veem heeft gelet op het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan wat in het kader van haar zorgplicht redelijkerwijs van haar verwacht mag worden. Haar zorgplicht strekt niet zo ver dat zij werknemers vooraf moet wijzen op het gevaar van het doen van gymnastiekoefeningen aan de lepels van een heftruck. Dit gedrag van [ eiser ] is dermate afwijkend dat van Bruins Veem niet verwacht hoeft te worden dat zij daarover vooraf expliciet schriftelijk veiligheidsinstructies in het Engels dan wel Pools geeft. 

4.10.
Voor het geval Bruins Veem niet aan haar zorgplicht zou hebben voldaan, wat naar het oordeel van de kantonrechter dus niet het geval is, geldt dat gelet op de vaststaande feiten sprake is van bewust roekeloos handelen en dat de schade van [ eiser ] in belangrijke mate het gevolg is daarvan. [ eiser ] heeft zonder enige aanleiding en ook nadat hij door  zijn collega’s erop is gewezen daarmee te stoppen, gymnastiekoefeningen verricht aan de lepels van de heftruck. Dergelijk gedrag is evident onveilig en [ eiser ] moet zich daarvan  bewust zijn geweest. 

4.11.
Nu Bruins Veem de op haar rustende zorgplicht is nagekomen en/of de schade in  belangrijke mate het gevolg is van bewuste roekeloosheid van [ eiser ] , zal de  kantonrechter de vordering van [ eiser ] afwijzen. 

4.12.
De proceskosten komen voor rekening van [ eiser ] , omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde wettelijke rente over proceskosten wordt, zoals hierna vermeld, toegewezen. De  kantonrechter zal de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden, omdat die veroordeling voor de nakosten en de wettelijke rente daarover al een executoriale  titel oplevert.5 

5.
De beslissing 

De kantonrechter: 

5.1.
wijst de vordering af; 

5.2.
veroordeelt [ eiser ] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor  Bruins Veem worden vastgesteld op een bedrag van € 1.320,00 (vier keer € 330,00) aan  salaris van de gemachtigde van Bruins Veem, vermeerderd met de wettelijke rente over de  proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van  volledige betaling. 

Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar  uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBNHO-210923


1. Artikel 7:658 lid | Burgerlijk Wetboek (BW). 
2. Artikel 7:658 lid 2 BW. 
3. Artikel 7:658 lid 4 BW.
4. Zie o.a. de uitspraken van de Hoge Raad van 1 februari 2008. gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. onder nummer ECLI:NL:HR:2008:BB6175 (Maasman Akzo) en van 12 december 2008. gepubliceerd  op
ww w.rechtspraak.nl onder nummer ECLI.NL:PHR:2008:BD3129 (Maatzorg Van der Graaf).
5. Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder  nummer ECLI:NL:HR:2022:853 (P.R. Dekker).