Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb R.dam 150206 ivm onduidelijkheid over arbeidsongeschiktheid omvang smart nog niet vast te stell

Rb R.dam 15-02-06 ivm onduidelijkheid over arbeidsongeschiktheid is omvang smartengeld nog niet vast te stellen
[Eiseres] vordert een bedrag van € 11.344,50 aan smartengeld. [Gedaagde sub 2] betwist de redelijkheid van dit bedrag en voert aan dat de beoordeling van de redelijkheid van het gevorderde smartengeldbedrag op basis van de thans voorhanden informatie niet goed mogelijk is.
Bij de vaststelling van het smartengeld zijn onder meer van belang de aard van het geleden letsel, de restgevolgen en de impact van deze gevolgen op het leven van [eiseres].
[Eiseres] verwijst in dit kader onder meer naar het rapport d.d. 23 mei 200 van orthopedisch chirurg dr. L.J.C.D. Mol, die de blijvende functionele invaliditeit van de gehele persoon bij [eiseres] heeft vastgesteld op 11%. Uit dit rapport blijkt tevens dat er een relatieve medische eindtoestand is bereikt en dat er nog enige verbetering bij [eiseres] valt te verwachten bij opbouw van de conditie.
Voorts volgt uit de overgelegde medische stukken (te weten voornoemd rapport en de brieven van 2 juli 1997 en 15 juli 1999 van het Leyenburg ziekenhuis) onder meer het volgende. [Eiseres] heeft als gevolg van de val letsel opgelopen bestaande uit een compressiefractuur corpus L1 met geringe dislocatie naar achteren en aan de voorzijde 50% afname van de hoogte. Na de val heeft [eiseres] van 14 juni 1997 tot en met 25 juni 1997 in het ziekenhuis gelegen en kreeg zij een gipskorset aangemeten dat na 3 maanden werd vervangen door een gewoon korset. De nabehandeling bestond uit 6 weken bedrust en fysiotherapie. Vervolgens is [eiseres] van 4 juli 1999 tot en met 12 juli 1999 opgenomen geweest in het ziekenhuis in verband met een anterieure spondylodese, waarna zij wederom voor een periode van 3 maanden een korset moest dragen.
[Gedaagde sub 2] heeft voornoemde bevindingen niet weersproken, zodat de rechtbank deze als tussen partijen vaststaand aanneemt.
[Eiseres] baseert haar smartengeldclaim mede op haar stelling dat zij als gevolg van de val (ten dele) arbeidsongeschikt is geraakt. Op basis van de thans geproduceerde stukken valt de aanwezigheid en de mate van arbeidsongeschiktheid echter niet vast te stellen. Onder meer zal [eiseres] informatie dienen te geven over het verloop van de klachten vanaf 2000. Tevens lijkt een rol te spelen de vraag in hoeverre de preëxistente psychische klachten van [eiseres] van invloed zijn op de (mate van de) gestelde arbeidsongeschiktheid. Omdat de al dan niet bestaande arbeidsongeschiktheid en de mate daarvan een rol spelen bij de vaststelling van de hoogte van het smartengeld zal de rechtbank de beslissing omtrent deze vordering aanhouden in afwachting van nadere bewijslevering door [eiseres] en het resultaat van het eventueel te gelasten arbeidsdeskundigenonderzoek als hiervoor genoemd onder r.o. 2.12.
LJN AY6381