Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 021220 onrechtmatige opname gelden van bankrekening van eiseres niet komen vast te staan; beschuldigingen ter zake echter niet onrechtmatig

RBLIM 021220 onrechtmatige opname gelden van bankrekening van eiseres niet komen vast te staan; beschuldigingen ter zake echter niet onrechtmatig

De beoordeling in reconventie.

5.1.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vordert te verklaren voor recht dat [eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld ten aanzien van de gedane beschuldigingen over de onrechtmatige toe-eigening van geld.

5.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Artikel 6:106, eerste lid, onder b BW bepaalt dat schade moet worden vergoed als iemand in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Daarvan is echter niet snel sprake. Het moet gaan om ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer of op andere persoonlijkheidsrechten.

5.3.
Weliswaar is niet komen vast te staan dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zich onrechtmatig gelden van [eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie] heeft toegeëigend, maar dat brengt niet zonder meer mee dat [eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie] onrechtmatig heeft gehandeld door haar daarvan te beschuldigen. Ook [eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie] moet gebruik kunnen maken van de aan haar toekomende rechten van onder meer vrijheid van meningsuiting. Omdat zij haar beschuldigingen niet publiekelijk heeft gedaan, deze niet geheel ongefundeerd zijn (er is meer geld van de rekening opgenomen dan waarvan [eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie] zegt zelf weet te hebben), noch opzettelijk vals - daarvan is althans niet gebleken - is de kantonrechter van oordeel dat [eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie] met de uiting daarvan niet onrechtmatig heeft gehandeld.

5.4.
De vorderingen in reconventie worden daarom afgewezen. ECLI:NL:RBLIM:2020:9738