Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Haag 221210 witte asbest: deskundigenbericht ter vaststelling heersende opvatting risico's automonteur 1969-1970

Hof Den Haag 221210 witte asbest: deskundigenbericht ter vaststelling heersende opvatting risico's automonteur 1969-1970
4. Uit het hetgeen hiervoor sub 2.2 tot en met 2.4 is overwogen volgt dat Goudriaan jegens L. aansprakelijk is tenzij zij aantoont dat zij de in artikel 7:658 lid 1 BW bedoelde zorgplicht is nagekomen. Dat L. (mogelijk) ook bij andere werkgevers aan witte asbest is blootgesteld staat gezien het bepaalde in artikel 6:99 BW (alternatieve aansprakelijkheid) niet aan aansprakelijkheid van Goudriaan in de weg.

5. [appellante] stelt dat er in de wetenschap in 1969/1970 consensus was dat asbest levensgevaarlijk was. Aan de gevaren van asbest is in de publiciteit veel aandacht gegeven. Die gevaren waren algemeen bekend en moesten dus ook bij Goudriaan bekend zijn. In die periode werd geen onderscheid gemaakt tussen de gevaren van de verschillende soorten asbest: alle soorten asbest werden levensgevaarlijk geacht. Goudriaan heeft zijn onderzoeksplicht naar het treffen van veiligheidsmaatregelen verzaakt. Goudriaan had tegen de gevaren van het werken met asbest veiligheidsmaatregelen moeten treffen en voor die gevaren moeten waarschuwen. Daarmee had het risico op het ontstaan van een mesothelioom verminderd kunnen worden. Goudriaan heeft dit nagelaten, zodat zij haar zorgplicht heeft verzaakt en dus aansprakelijk is, aldus nog steeds [appellante].

6. Goudriaan stelt dat in 1969/1970 de heersende opvatting was dat werken met witte asbest, anders dan het werken met blauwe en bruine asbest, niet levensgevaarlijk was. Voor automonteurs, zoals L., werd geen verhoogd risico op schade als gevolg van het werken met witte asbest gezien. Daar komt bij dat L. slechts incidenteel reparaties behoefde te verrichten aan met witte asbest gevoerde remsystemen. Goudriaan was als klein bedrijf niet bekend met de status quo van wetenschappelijke opvattingen over het werken met witte asbest, nog behoefde zij daarmee bekend te zijn. Van Goudriaan mocht niet verlangd worden dat zij maatregelen zou treffen in verband met mogelijke blootstelling aan witte asbest, aldus nog steeds Goudriaan.

7. Ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW rust op Goudriaan de bewijslast en daarmee het bewijsrisico ter zake van de juistheid van haar verweer. Met het oog op de omstandigheid dat het hier gaat om een situatie van thans (afgerond) veertig jaar geleden, mogen aan het bewijs geen hoge eisen worden gesteld. Voldoende voor het slagen van het verweer is dat Goudriaan aannemelijk maakt dat zij in die periode ervan mocht uitgaan dat de blootstelling van L. aan asbeststof, mede gelet op de aard van de werkzaamheden van automonteur, geen risico voor mesothelioom, asbestose of longkanker opleverde (vergelijk HR 17 februari 2006, LJN: AU6927). Daarbij acht het hof het risico voor het ontstaan van asbestose of longkanker mede van belang nu dat risico, evenals het risico voor het ontstaan van mesothelioom, wordt bepaald door de blootstelling aan asbeststof. Om die reden mag ervan worden uitgegaan dat maatregelen tegen en waarschuwingen voor de gevaren van het werken met asbest, los van de soort asbest (wit, blauw of bruin), ook het risico voor het ontstaan van mesothelioom zouden hebben verminderd.

8. Gelet op een en ander heeft het hof behoefte aan nadere informatie van een deskundige. [appellante] heeft een notitie uit een andere procedure overgelegd over asbestblootstelling bij automonteurs, van de hand van dr.ir. A. Burdorf, gecertificeerd Arbeidshygiënist RAH, geregistreerd Epidemioloog B. Goudriaan heeft gesuggereerd dr.ir. Burdorf zonodig (als deskundige) te bevragen. [appellante] heeft de specifieke deskundigheid van dr.ir. Burdorf niet gemotiveerd weersproken. Om die reden lijkt het het hof geraden om dr.ir. Burdorf als deskundige te benoemen. Daarbij wordt aangetekend dat het hof voorshands meent dat met één deskundige en de volgende vragen kan worden volstaan:

a.  Werd naar heersende opvattingen in de wetenschap en techniek in de jaren 1969 en/of 1970, toegespitst op de garage/onderhoudsbranche voor vrachtauto’s, voor het vak van automonteur een significant verhoogd risico gezien voor het ontstaan van mesothelioom, asbestose of longkanker?
b.  Indien vraag a. bevestigend wordt beantwoord: werd naar heersende opvattingen in de wetenschap en techniek in de jaren 1969 en/of 1970, toegespitst op de garage/onderhoudsbranche voor vrachtauto’s, het nemen van veiligheidsmaatregelen noodzakelijk geacht, en zo ja: welke?
c.  Zijn er naar uw expertise andere feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een juiste beoordeling van deze zaak?

9. Het hof acht het passend om het te betalen voorschot te baseren op de kostenraming van de deskundige en te bepalen dat dit voorschot door Goudriaan zal moeten worden betaald, nu op haar de bewijslast en daarmee het bewijsrisico ter zake van de juistheid van haar verweer rust. LJN BO9918