Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 240513 verzoek medewerking aan expertise neuroloog afgewezen; in wezen verzoek voorlopig deskundigenbericht

Rb Den Haag 240513 verzoek medewerking aan expertise neuroloog afgewezen; in wezen verzoek voorlopig deskundigenbericht;
- gevorderd € 2.838,15; verzoek volstrekt onnodig en onterecht, kosten afgewezen en niet begroot

4.            De beoordeling

Behandeling in een deelgeschilprocedure

4.1.        In de eerste plaats dient, gezien het primaire verweer van Allianz, te worden beoordeeld of het onderhavige geschil zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure.

4.2.        [benadeelde] heeft verzocht te bepalen dat Allianz gehouden is haar medewerking te verlenen aan het entameren van een medische expertise. Dat een dergelijk verzoek in een deelgeschilprocedure mogelijk is blijkt met zoveel woorden uit de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (hierna: de Wet deelgeschillen). Het verzoek valt derhalve formeel onder het bereik van artikel 1019w Rv.

4.3.        Een soortgelijk verzoek is eerder toegewezen door de rechtbank Dordrecht bij uitspraak van 27 juni 2012 (LJN: BX0795). In die zaak, waarin onder meer werd verzocht de verzekeraar te bevelen (alsnog) medewerking te verlenen aan het in het kader van de verdere schaderegeling op gezamenlijk verzoek laten uitvoeren van een psychiatrische expertise, waren partijen in een eerder stadium reeds overeengekomen om gezamenlijk een medisch deskundige aan te zoeken en aan die deskundige gezamenlijk geformuleerde vragen voor te leggen. In een uitspraak van deze rechtbank van 25 maart 2013 (LJN: BZ8900), waarin het eveneens ging om een verzoek tot het verlenen van medewerking aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek, was ook sprake van de situatie dat partijen eerder reeds afspraken over een buitengerechtelijke expertise hadden gemaakt. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. Gebleken is immers dat [benadeelde] en Allianz het niet eens zijn geworden over de noodzaak om een medische expertise te laten verrichten, waarna de discussie tussen partijen is gestopt en het onderhavige verzoek is ingediend.

4.4.        Gelet op de discussie tussen partijen en gezien hetgeen in het verzoekschrift en het verweerschrift is opgenomen, liggen in deze procedure dezelfde vragen voor als de vragen die in een procedure ex artikel 202 Rv beoordeeld dienen te worden, te weten de vraag of een medisch deskundigenonderzoek gerechtvaardigd is en zo ja, de vraag door welke deskundige dit onderzoek dient te worden verricht, de vraag welke vraagstelling aan de deskundige dient te worden voorgelegd en de vraag welke medische informatie aan de deskundige ter beschikking dient te worden gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank komt het verzoek hiermee in wezen neer op een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in voornoemd artikel. Mede gezien de wetsgeschiedenis bij de Wet deelgeschillen is de rechtbank van oordeel dat dit het bereik van de deelgeschilprocedure te buiten gaat. Voor de behandeling van een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht bestaat immers reeds een passend procesrechtelijk instrument, specifiek bedoeld om te bewerkstelligen dat de rechter een deskundige benoemt, en de deelgeschilprocedure vormt hierop slechts een aanvulling. Bovendien kent de verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht eigen, van de deelgeschilprocedure afwijkende, regels ten aanzien van de vergoeding van kosten.

4.5.        De rechtbank wenst tot slot nog op te merken dat de procedure ex artikel 202 Rv onder de gegeven omstandigheden als efficiënter kan worden beschouwd dan de deelgeschilprocedure en dat het partijen vrij staat om, ook nog na benoeming van een deskundige door de rechtbank, de expertise - in verband met de aan een gerechtelijk deskundigenonderzoek verbonden kosten - verder in onderling overleg en buiten de rechtbank om te laten plaatsvinden.

4.6.        Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, onder de gegeven omstandigheden, door de indiening van het onderhavige verzoek in een deelgeschilprocedure sprake is van een oneigenlijk gebruik van deze procedure. Het onder I. opgenomen verzoek zal dan ook worden afgewezen.

Kosten deelgeschil

4.7.        Ook als het verzoek wordt afgewezen dient in beginsel op grond van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deeigeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12).

4.8.        Zoals hiervoor reeds is overwogen komt het door [benadeelde] ingediende verzoek in wezen neer op een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Gebleken is reeds dat de deeigeschilprocedure niet bedoeld is voor een verzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek. Er bestond (en bestaat) een procesrechtelijk instrument dat duidelijk wel bedoeld is voor de behandeling van een dergelijk verzoek. Met de aanwending van de deeigeschilprocedure in plaats van de procedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht bestond dan ook een reëel risico dat de daarmee gepaard gaande werkzaamheden niet tot enig resultaat zouden leiden. De beslissing op dit punt lag naar het oordeel van de rechtbank zo voor de hand dat het indienen van het verzoek volstrekt onnodig en onterecht dient te worden geoordeeld. De kosten van de behandeling van het verzoek komen, gelet op het voorgaande, niet voor vergoeding in aanmerking. Begroting van deze kosten kan derhalve achterwege blijven.

4.9.        Gelet op het voorgaande zal ook het onder II. opgenomen verzoek worden afgewezen. PIV-sitenu ook op rechtspraak.nl: LJN CA2468