Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 310112 Medirisk dient rapport medisch adviseur te verstrekken, benevens een overzicht van alle zich in het dossier bevindende stukken

Hof Amsterdam 310112 Medirisk dient rapport medisch adviseur te verstrekken, benevens een overzicht van alle zich in het dossier bevindende stukken.

4. De motivering van de beslissing in hoger beroep 

4.1 Aan de orde is de vraag of Medirisk op grond van de Wbp gehouden is opgave te doen aan [appellant] van elke verwerking van [appellant] betreffende persoonsgegevens en om vervolgens aan [appellant] kopieën, afschriften of uittreksels te verstrekken van de door hem aan te wijzen gegevens. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van [appellant] afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. 

4.2 [appellant] stelt zich op het standpunt dat Medirisk inzage dient te geven in alle verwerkte gegevens die zijn gezondheid betreffen. Zolang Medirisk het volledige overzicht als bedoeld in artikel 35 van de Wbp niet verstrekt, is het zijns inziens onmogelijk om te oordelen over de aard en de inhoud van de stukken waarover Medirisk beschikt, over de wijze waarop de medisch adviseur van Medirisk tot zijn advies is gekomen en over de stukken waarop dat advies is gebaseerd. Daarnaast kan ook niet worden vastgesteld of Medirisk over stukken beschikt ter zake waarvan een beroep op artikel 43 Wbp gerechtvaardigd zou kunnen zijn. 
Medirisk stelt daarentegen dat alle door [appellant] verzochte gegevens de persoonlijke gedachten van haar medewerkers bevatten die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad; immers, het medisch dossier betreffende [appellant] is slechts opgesteld door het OLVG, terwijl de bemoeienis van Medirisk beperkt is gebleven tot de beoordeling (mede op basis van het OLVG-dossier) van de schadeclaim van [appellant]. Het overleg in het kader van die beoordeling moet zij vrijelijk kunnen voeren, aldus Medirisk. Het hof maakt hieruit op dat Medirisk mede een beroep doet op artikel 2 sub a van de Wbp, op grond waarvan de verzochte gegevens niet onder de werkingssfeer van de Wbp vallen. Medirisk betoogt voorts dat zich hier de in artikel 43 sub e van de Wbp vermelde uitzondering voordoet, op grond waarvan zij evenmin gehouden is de verzochte gegevens te verstrekken. Subsidiair stelt Medirisk zich op het standpunt dat uit artikel 35 Wbp geen recht op kopieën, afschriften of uittreksels voortvloeit. 

4.3 Het hof stelt voorop dat de Wbp strekt ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van Europa van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, Pb EG L 281, zodat de Wbp conform deze richtlijn moet worden uitgelegd. Uit nr. 41 van de considerans en - het in artikel 35 van de Wbp geïmplementeerde - artikel 12 van de Richtlijn volgt dat de betrokkene recht heeft op toegang tot de gegevens die het voorwerp van een verwerking vormen en hemzelf betreffen, zodat hij zich van de juistheid en de rechtmatigheid van de over hem opgeslagen informatie kan vergewissen. Hieruit vloeit voort dat de verantwoordelijke (in de zin van de Wbp) specifieke informatie behoort te verstrekken aan de betrokkene waardoor deze in staat wordt gesteld behoorlijk kennis te nemen van zijn gegevens en van de wijze waarop deze zijn verwerkt. De betrokkene kan bij het vragen van deze informatie volstaan met een verwijzing naar artikel 35 van de Wbp en behoeft geen nadere redenen op te geven. De verzoeker mag verwachten dat de vervolgens aan te reiken informatie transparant en volledig zal zijn. Verder zal de verantwoordelijke bij de voldoening aan de door artikel 35 lid 2 van de Wbp op haar gelegde verplichting om aan de betrokkene een volledig overzicht van de verwerkte persoonsgegevens te verschaffen niet mogen volstaan met de verstrekking van globale informatie, doch zal zij alle relevante informatie over de betrokkene moeten verschaffen, hetgeen, afhankelijk van de omstandigheden, vaak zal kunnen - en zo nodig op aanwijzing van de rechter zal moeten - gebeuren door het verstrekken van afschriften, kopieën of uittreksels. Het in artikel 35 Wbp gebruikte begrip "volledig overzicht" moet veeleer als een ruime aanduiding van de verplichting tot het verschaffen van de gegevens en niet als een beperking worden beschouwd (vergelijk HR 29 juni 2007, LJN AZ 4663 en HR 29 juni 2007, LJN BA 3529). 

4.4 Het vorenstaande betekent niet dat alle informatie uit een dossier zonder meer moet worden verstrekt. Zo strekt het inzagerecht zich niet uit tot interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad en kan de verantwoordelijke artikel 35 van de Wbp buiten toepassing laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen, zij het dat dit op proportionele wijze dient te geschieden; bij de verstrekking van kopieën van bescheiden kunnen bijvoorbeeld daarin aanwezige passages die betrekking hebben op derden worden afgeschermd, indien de belangen van die derden zulks vergen. De laatstgenoemde in artikel 43 aanhef en sub e vervatte uitzondering is onderworpen aan het noodzakelijkheidscriterium. Blijkens de Memorie van Toelichting bij de Wbp is een strikte uitleg van dit begrip aangewezen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 892, nr. 3, p.171). 

4.5 Uit de brief van Medirisk aan de advocaat van [appellant] van 2 februari 2007 (bijlage 1 bij verweerschrift eerste aanleg) blijkt dat zich in het dossier van Medirisk in ieder geval een rapport van medisch adviseur dr. J.E.L. Cremers (chirurg) bevindt. Ter mondelinge behandeling in hoger beroep is van de zijde van Medirisk verklaard dat deze chirurg een medewerker van Medirisk is. Een rapport van een medisch deskundige valt naar het oordeel van het hof in ieder geval niet buiten de werkingssfeer van de Wbp als bedoeld in artikel 2 sub a van die wet. Een dergelijk rapport, dat de neerslag vormt van een medisch oordeel van een deskundige, valt naar het oordeel van het hof niet aan te merken als een interne notitie die de persoonlijke gedachten van een medewerker bevat. Evenmin kan Medirisk zich ten aanzien van dit rapport met succes beroepen op de in artikel 43 sub e van de Wbp genoemde uitzondering. Niet valt in te zien waarom het noodzakelijk zou zijn in het belang van de rechten en vrijheden van Medirisk zelf en/of het OLVG om artikel 35 Wbp in zoverre buiten toepassing te laten. Het betoog dat het noodzakelijk is dat degenen die bij de beoordeling van een schadeclaim betrokken zijn intern vrijelijk moeten kunnen overleggen en dat anders haar recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM geschaad zou worden, biedt – mede gezien de strikte uitleg die aan het noodzakelijkheidscriterium in deze bepaling moet worden gegeven – naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwing voor die stelling. Voor zover Medirisk met haar opmerking dat zij ingeval van gehele of gedeeltelijke toewijzing van het verzoek van [appellant] vreest voor een substantiële stijging van het aantal van dit soort verzoeken heeft willen aangeven dat de administratieve lasten daarvan zodanig disproportioneel zijn dat het verzoek om die reden zou moeten worden afgewezen, heeft zij die stelling eveneens onvoldoende met feiten onderbouwd. 
Het betoog van Medirisk dat zij een dergelijk overzicht niet hoeft te verstrekken omdat [appellant] misbruik van recht maakt, faalt. Zelfs indien het zo is dat [appellant] informatie probeert te verkrijgen ten behoeve van een mogelijke letselschadeprocedure, dan ontslaat dit Medirisk niet van de verplichting om te voldoen aan de op haar rustende verplichtingen op grond van de Wbp. Zoals hiervoor reeds is overwogen, behoeft een betrokkene bij een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 35 Wbp immers geen nadere redenen op te geven. 

4.6 Medirisk heeft tevens onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen ter onderbouwing van haar subsidiaire standpunt, te weten dat zij niet gehouden kan worden een kopie, afschrift of uittreksel van het rapport te verschaffen. Haar stelling dat [appellant] voldoende in staat is te beoordelen waar en op welke wijze zijn persoonsgegevens zijn verwerkt, doordat hij beschikt over het medisch dossier van het OLVG en Medirisk hem bij brief van 2 februari 2007 een weergave van het advies van haar medisch adviseur heeft gestuurd – hetgeen een voldoende deugdelijk alternatief voor een afschrift van het rapport vormt – kan niet worden gevolgd. Immers, in die brief van 2 februari 2007 is ten aanzien van het advies van de medisch adviseur niet meer opgenomen dan “Onze medisch adviseur dr. J.E.L. Cremers, chirurg, geeft aan dat het een fractuur betrof in het proximale eenderde deel van het femur, een dwarse fractuur. Destijds was dan de eerste keuze een verlengde gammanagel.” Dat is klaarblijkelijk slechts een onderdeel van het advies, waarbij het hof nog opmerkt dat het – gelet op de overige inhoud van die brief (hierboven aangehaald onder 3.5) – lijkt te slaan op het linker onderbeen. Gelet op het in 4.3 genoemde uitgangspunt, te weten het verschaffen van alle relevante informatie, oordeelt het hof dat hieronder in ieder geval de verplichting tot verschaffing van een afschrift/kopie van het advies van dr. J.E.L. Cremers valt. Door Medirisk zijn ook geen andere bezwaren (voortvloeiend uit het belang van de bescherming van [appellant] van de rechten en vrijheden van anderen) genoemd, die aan het verschaffen van een volledig afschrift van het rapport in de weg zouden staan. 

4.7 Ten aanzien van overige stukken die zich in het dossier dat Medirisk over [appellant] houdt bevinden, overweegt het hof als volgt. Medirisk heeft tot op heden geweigerd een overzicht te verstrekken van de informatie die zich in haar dossier bevindt. 
Ook ten aanzien van het verzoek een overzicht te verstrekken faalt het betoog van Medirisk dat [appellant] misbruik van recht maakt. Het hof verwijst naar het hiervoor overwogene. 
Zonder een nadere toelichting - die ontbreekt - valt voorts niet in te zien dat het verstrekken van een overzicht er reeds toe kan leiden dat het belang dat Medirisk heeft bij het vrijelijk kunnen voeren van overleg geschaad wordt. Om te kunnen beoordelen of het hier gegevens betreft die Medirisk op grond van artikel 2 sub a van de Wbp dan wel artikel 43 sub e van de Wbp niet aan [appellant] hoeft te verstrekken, dient Medirisk derhalve een overzicht over te leggen van de stukken, inclusief eventuele bijbehorende bijlagen, die zich in haar dossier ten aanzien van [appellant] bevinden, waarbij zij per dossierstuk beknopt dient aan te geven waarover dit stuk handelt en om welke reden zij meent dat de uitzondering als bedoeld in artikel 2 sub a van de Wbp en/of artikel 43 sub e van de Wbp op dat stuk van toepassing is. 

4.8 Uit het vorenstaande volgt dat het hof zal bepalen dat Medirisk het medisch rapport van dr. J.E.L Cremers (chirurg) dient over te leggen, dat Medirisk een overzicht dient te verstrekken van alle zich in het dossier ten aanzien van [appellant] bevindende stukken, inclusief eventueel daarbij behorende bijlagen, waarbij Medirisk per dossierstuk beknopt dient aan te geven waarover dit stuk handelt en om welke reden zij van mening is dat de uitzondering als bedoeld in artikel 2 sub a van de Wbp en/of artikel 43 sub e van de Wbp op dat stuk van toepassing is. [appellant] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren. Gelet op het principiële karakter van deze zaak, zal het hof tevens bepalen dat van deze beschikking terstond beroep in cassatie kan worden ingesteld. Verder zal iedere beslissing worden aangehouden. LJN BV2565