Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Groningen 210912 schouderklachten na openen liftdeur; geen onderhandelingen; descente en nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek nodig; verzoek afgewezen

Rb Groningen 210912 schouderklachten na openen liftdeur; 
- geen onderhandelingen; descente en nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek nodig
; verzoek afgewezen

- gevorderd, begroot, maar niet toegewezen; 6 uur x € 180,-- + griffierecht; rechtsbijstandsverzekering geen belemmering voor veroordeling in proceskosten

Het geschil 

2.1. Primair verschillen partijen van mening over het antwoord op de vraag of het onderhavige geschil als deelgeschil moet worden gekwalificeerd. Waar nodig zal bij de beoordeling hieromtrent op de stellingen van partijen worden ingegaan. 

2.2. Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade, de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. 
2.3. Doel van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Op pagina 2 van de Memorie van Toelichting op deze wet (TK 2007-2008, 31 518, nr. 3) is dit doel als volgt verwoord: 

“Anderzijds wordt de lange duur van het schaderegelingstraject ook vaak veroorzaakt door verschillen van mening over de vele vragen die beantwoord moeten worden. Naast het vaststellen van aansprakelijkheid dient ook de omvang van de schadevergoeding te worden bepaald. Dat vergt onder meer antwoord op de vraag of het letsel dan wel het overlijden uit een bepaalde gebeurtenis is voortgevloeid en of en in welke mate de benadeelde eigen schuld had. Door de grote hoeveelheid en diversiteit aan rechtsvragen, de grote belangentegenstellingen en de veelal bestaande noodzaak tot inschakeling van deskundigen van verschillende disciplines zoals artsen en arbeidsdeskundigen, komen partijen in de buitengerechtelijke onderhandelingen niet zelden moeilijk tot een vergelijk. Fixatie op een of meer deelgeschillen kan ertoe leiden dat partijen de kern van de zaak uit het oog verliezen, waardoor de verhoudingen verslechteren en de duur van de afhandeling toeneemt. Een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter ter oplossing van deze deelgeschillen in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase, kan de totstandkoming van een minnelijke regeling bij letsel- en overlijdensschade bevorderen. Dit voorstel voorziet daartoe in een nieuwe procesvorm: de deelgeschilprocedure”. 

Op dezelfde pagina staat: 

“De bij de afhandeling van letsel- en overlijdensschade betrokken partijen krijgen hiermee een extra instrument ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen.”

en 

“De rechterlijke uitspraak moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden.” 

2.4. De wetgever heeft bij het ontwerp van de wet derhalve de situatie voor ogen gehad dat onderhandelingen tussen de betrokken partijen zijn vastgelopen, maar dat deze na beslechting van een deelgeschil door de partijen succesvol kunnen worden afgesloten. Blijkt “dat naast het deelgeschil over wezenlijke andere geschilpunten ook nog geen overeenstemming is bereikt, dan is de zaak (nog) niet geschikt voor een deelgeschilprocedure”, aldus pagina 8 van de Nota naar aanleiding van het verslag (TK 2008-2009, 31 518 nr. 8). In de woorden van de toenmalige minister van Justitie: “Als er zo veel deelgeschil is dat het ook het hele geschil is, dan is de deelgeschilprocedure niet de geëigende weg, maar moet de bodemprocedure worden gevolgd.” (Behandeling van het wetsvoorstel op 25 juni 2009, TK 100-7939.) 

2.5. Op basis van het hiervoor geschetste karakter van een deelgeschilprocedure, oordeelt de kantonrechter dat het verzoek het bestek van een dergelijke procedure te buiten gaat. 
Allereerst is het van belang dat onweersproken is gebleven dat voorafgaande aan de indiening van het verzoekschrift er tussen partijen nimmer onderhandelingen hebben plaatsgevonden: verweerster heeft voldoening van enige schadevergoeding geweigerd, en daar is het bij gebleven. 

2.6. Daar komt nog bij dat naar het oordeel van de kantonrechter niet nu reeds tot een eindbeslissing over de eventuele aansprakelijkheid van verweerster kan worden gekomen, aangezien daarvoor nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek noodzakelijk wordt geacht. Zo houdt partijen verdeeld op welke datum het ongeval heeft plaatsgevonden en binnen welk tijdsbestek verzoekster daarvan melding aan verweerster heeft gedaan. Weliswaar wordt in de diverse rapportages melding gemaakt van 15 oktober 2008 als ongevalsdatum, maar deze datum is ter zitting door verzoekster gemotiveerd betwist. Daarnaast verschillen partijen van mening omtrent de voorschriften die door verzoekster in acht hadden moeten worden genomen met betrekking tot het verrichten van een spoedbepaling. Voorts acht de kantonrechter het relevant dat er ter plaatse nader onderzoek wordt verricht naar de wijze van sluiting van de ten processe bedoelde liftdeuren teneinde te beoordelen of daarvoor nadere instructies waren vereist. In dit kader acht de kantonrechter het gewenst dat er daarnaast een gerechtelijke plaatsopneming dient plaats te vinden. Ten slotte acht de kantonrechter het navolgende nog van belang. 

2.7. Dat het niet de bedoeling van de wettelijke regeling is dat wordt beslist op een verzoek als het door verzoekster gedane verzoek blijkt ook wel uit de artikelen 1019bb gezien in samenhang met artikel 1019cc Rv. Hoger beroep tegen de in het kader van een deelgeschil gegeven beslissing is uitgesloten. Slechts nadat in principale is geprocedeerd over het geschil met betrekking tot de aansprakelijkheid, kan van een beschikking op grond van de deelgeschilregeling hoger beroep worden ingesteld. De wetgever gaat dus heel nadrukkelijk uit van het nemen van een beslissing waarna partijen nader onderhandelen of zo nodig procederen over de resterende geschilpunten. 

2.8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het verzochte onder sub 1 en sub 2 te worden afgewezen. 

2.9. Ter zake van de buitengerechtelijk incasso- en proceskosten geldt het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank is - anders dan verweerster heeft aangevoerd - onvoldoende gebleken dat de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Ondanks de afwijzing van het verzoek dient op de voet van artikel 1019aa Rv aldus een begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek. 
“Daarbij dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.” 
(TK 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 12.). 

2.10. Blijkens het petitum van het verzoekschrift heeft verzoekster verzocht om de daadwerkelijk gemaakte kosten die verband houden met deze procedure te begroten op een bedrag van € 1.080,-- (gebaseerd op 6 uur werkuren met betrekking tot het opstellen van het verzoekschrift door haar gemachtigde á € 180,--) vermeerderd met het door haar betaalde griffierecht. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen deze kosten de hiervoor genoemde dubbele redelijkheidstoets doorstaan, zodat deze dienovereenkomstig zullen worden begroot. Het verweer van verweerster hiertegen dat dergelijke kosten van verzoekster zijn verzekerd, wordt door de kantonrechter verworpen omdat een rechtsbijstandsverzekering van één van de procespartijen niets uitstaande heeft met een veroordeling in de proceskosten. Bovendien heeft verzoekster in dit verband aangevoerd dat ingevolge de van toepassing zijnde polisvoorwaarden de gemaakte proceskosten zoveel mogelijk op de wederpartij dienen te verhaald, hetgeen verweerster niet heeft betwist. 
2.11. Nu de aansprakelijkheid van verweerster voor de schadelijke gevolgen van het door verzoekster overkomen ongeval in deze procedure niet in rechte is komen vast te staan, is de verzochte veroordeling van verzoekster tot betaling van voormelde kosten niet toewijsbaar.  LJN BY3401