Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Limburg 250614 dat er geen mogelijkheid is om derde partijen in vrijwaring op te roepen, staat aan behandeling in deelgeschilprocedure niet in de weg

Rb Limburg 250614 verkeersongeval uitzendkracht; geen schadeverzekering afgesloten door uitzendorg. schending zorgplicht;
- dat er geen mogelijkheid is om derde partijen in vrijwaring op te roepen, staat aan behandeling in deelgeschilprocedure niet in de weg;

- kosten gevorderd en toegewezen obv 13,30 x € 230,00, totaal € 3.834,05; toevoeging maakt dit niet anders

4 De beoordeling

4.1.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Gegeven het doel om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de rechter te beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en, indien dat niet het geval is, zal zij het verzoek tot beslechting van een deelgeschil afwijzen.

4.2.
Anders dan Doen Uitzendorganisatie in haar verweer heeft bepleit, leent het onderhavige verzoek zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in art.1019w e.v. Rv. De kantonrechter overweegt hiertoe dat in het onderhavige geval sprake is van een patstelling nu Doen Uitzendorganisatie de aansprakelijkheid op grond van art. 7:611 BW voor de gevolgen van het ongeval op 24 januari 2011 van de hand heeft gewezen, hetgeen in de weg staat aan onderhandelingen buiten rechte. Nu de vraag omtrent de aansprakelijkheid aan het begin staat van deze onderhandelingen en met het verzochte oordeel de impasse kan worden doorbroken, ligt het ook in de rede aan te nemen dat de onderhandelingen vervolgens kunnen worden voortgezet als een uitspraak is gedaan over de vraag omtrent de aansprakelijkheid. Dat de verzochte beslissing niet direct zal leiden tot een eindregeling omdat de zaak complex is en de mogelijkheid bestaat dat ook op andere punten geschillen tussen partijen zullen rijzen, maakt dit niet anders. Daarmee blijft onverlet dat partijen in dit stadium van de onderhandelingen weer verder kunnen praten na een oordeel van de kantonrechter over de aansprakelijkheidsvraag. Voorts ligt het in het onderhavige geval niet in de rede dat een kostbare en langdurige procedure gevoerd zal gaan worden, waarin uitvoerige bewijsvoering en deskundigenberichten aan de orde zullen zijn. Dat de deelgeschilprocedure Doen Uitzendorganisatie niet de mogelijkheid biedt om derde partijen, zoals [X], in vrijwaring op te roepen, is geen reden te concluderen dat het geschil zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure nu Doen Uitzendorganisatie de mogelijkheid heeft een bodemprocedure aan te spannen en het belang van [verzoeker] bij een oordeel op korte termijn over de vraag of Doen Uitzendorganisatie haar zorgplicht heeft geschonden en jegens [verzoeker] aansprakelijk is, dient te prevaleren. Daarbij staat niet ter discussie dat [verzoeker], als werknemer, de keuzevrijheid heeft om zijn formele werkgever (Doen Uitzendorganisatie) dan wel zijn materiële werkgever ([X]) aan te spreken voor schade die hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. Het verweer van Doen Uitzendorganisatie dat het meer voor de hand ligt om [X] als materiële werkgever aan te spreken aangezien [verzoeker] als uitzendkracht valt onder toezicht en verantwoordelijkheid van [X] als inlener, kan haar daarom niet baten.

ECLI:NL:RBLIM:2014:5612