Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb 's-Gravenhage 090212

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2012/rb-s-gravenhage-090212

beschikking
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer I rekestnummer: 398876 / HA RK 11-403
Beschikking van 9 februari 2012
in de zaak van
W.
wonende te Maasdijk (gemeente Westland),
verzoekster,
advocaat mr. P.N. Langstraat te Rotterdam,

tegen

1. de naamloze vennootschap
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat: mr. S. Vaziri te Amsterdam,

2. de onderlinge waarborgmaatschappij met uitgesloten aansprakelijkheid
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ TVM U.A.,
gevestigd te Hoogeveen,
verweerster,
advocaat: mr. J. Mulder te Hoogeveen.


Partijen zullen hierna W., ABN AMRO en TVM worden genoemd.


  1.           De procedure

1.1 .        Het verloop van de procedure bI ijkt uit:
- het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 12 juli 2011, met producties;
- het verweerschrift van de zijde van ABN AMRO, met producties;
- het verweerschrift van de zijde van TVM, met productie;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 januari 2012 en de daarin genoemde stukken.

1.2.        Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.

  2.           De feiten

2.1. Op 9 januari 2008 is W. als bestuurder van een auto betrokken geraakt hij een aantal aanrijdingen (hierna: het ongeval) waarbij ook de heer K.L. M. (hierna: M.) en de heer F.H. D. (hierna: D.) betrokken waren. W. heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen.

2.2. W. reed ten tijde van het ongeval in een zwarte Peugeot 206 met het kenteken 26-RV-DD, M. in een witte Renault Master met het kenteken 61-BX-KN en D. in een blauw/groene vrachtwagen van het merk Scania met het kenteken BS-BP-77.
|
2.3. De door M. bestuurde auto was op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen verzekerd bij ABN AMRO, de vrachtwagen van D. bij TVM.

2.4. Het ongeval vond plaats op de rijksweg A4/ A44, die ter plekke van het ongeval bestond uit 5 rijstroken. De drie linkerrijstroken leiden het verkeer richting Den Haag (A4) en worden hierna aangeduid als rijstroken 1 tlm 3 (waarbij rijstrook I de meest links gelegen rijstrook betreft). De twee meest rechts gelegen rijstroken leiden het verkeer richting Sassenheim (A44) en worden in de hieronder geciteerde stukken aangeduid als rijstrook 4 en 5 (waarbij rijstrook 5 de meest rechts gelegen rijstrook betreft).

2.5. De heer E.V. van S (hierna: Van S.) is direct na het ongeval door de politie als getuige verhoord. Hij heeft - voor zover thans van belang - de volgende verklaring afgelegd:
"Op woensdag 9 januari 2008 (. .. ) reed ik (. .. ) over de hooJdrijbaan van de autosnelweg de A4 ter hoogte van hectometerpaal i8.0 rechter rijbaan (. . .). ik reed in de richting Sassenheim over de middelste, cq 4e rijstrook
(. .. ) Ik reed schuin rechts achter de trekker/oplegger. Die reed op rijstrook "3 ". Deze reed langzamer, ik schat zo 'n 80 b 90 kilometer per uur. Ik zag dat deze trekker/oplegger geen snelheid minderde en dacht nog waarom remt hij niet. ik zag dat hij op een klein autootje botste. (. . .) Op uw tekening, de auto met het kenteken 26RVDD. Pin mij er niet opp vast. Ik ben mij ook het lazarus geschrokken. Volgens mij reed het kleine autootje op rijstrook
"3 ". Ik weet dit echter niet zeker. (. . .) ..

2.6.          De heer M. de B.(hierna: De B.) is op 10 januari 2008 telefonisch door de politie als getuige verhoord. Hij heeft, onder meer, het volgende verklaard:
Op woensdag 9 januari 2008 (. . .) reed ik (...) over de hoofdrijbaan van de autosnelweg de A4 ter hoogte van hectometerpaal i8.0 rechter rijbaan (...). Ik reed in de richting Den Haag, Rotterdam over de middelste rijstrook (. . .) Ik zag dat de matrixborden een snelheid van 50 km boven de A4 aangaven en boven de A 44 een snelheid van 70 kilometer per uur. ik reed op dat moment naast een trekker/oplegger ter hoogte van die oplegger. Hij reed rechts van mij. ik zag, dat de trekker/oplegger met ongeveer zestig (60) kilometer per uur door bleef rijden, terwijl er al afge- remd werd door het verkeer voor hem. ik hoorde dat zijn motor "gier-de ".
Voor die trekker/oplegger reed de "BASRO" auto, zij hadden een verschil- onderling- van circa 1O meter. Ik zag dat dit fout moest gaan en toen ben ik naar de linker baan gegaan. Ik zag toen dat er een zwarte auto tussen de BASRO auto en de trekker/oplegger wegschoot naar links. Deze zwarte auto (waarin het slachtoffer bleek te zitten, heeft eerst de klap van de trekker/oplegger opgevangen. Ik kan mij niet herinneren wat voor auto er precies voor mij reed. Ik sluit niet uit dat de zwarte auto vanaf de banen van de A44 gekomen is. Ik heb de grote bestelauto nooit gezien. De andere beste/auto waar u zegt dat het van een wild en gevogeltebedrijfwas, had ik nooit gezien. Deze hebben vermoedelijk aan de andere zijn van de trekker/oplegger ge- zeten. "

2.7.          In het proces-verbaal van de politie van het verhoor van de heer P. H.(hierna: H.) van 10 januari 2008 staat, onder meer, het volgende vermeld:
"Ik reed op rijstrook 4 richting de A44. Op de matrixborden stond 70 kilometer per uur. ik was dan ook verbaasd dat een witte vrachtwagen mij hard voorbij reed. ik schat dat deze vrachtwagen 90 kilometer per uur reed. De witte vrachtwagen haalde de blauwe vrachtwagen in. Opeens zie ik de witte vrachtwagen voor de blauwe vrachtwagen naar rechts schieten. De vrachtwagen botste tegen de witte vrachtwagen aan. De witte vrachtwagen begon te tollen. Ik zag dat de witte vrachtwagen de Basro B. V auto raakte. De Basro B. V auto begon te slingeren en kreeg nog een lik van de blauwe vrachtwagen die ook slingerde. (. . .)"

2.8.           M. is op 11 januari 2008 op het politiebureau als verdachte gehoord. Hij heeft, voor zover van belang, de volgende verklaring afgelegd:
"Eergisteren woensdag 9 januari 2008 (...) reed ik (. . .) over de rechter rijbaan van de autosnelweg A4 (. . .) Ik reed in de richting van Den Haag/Leiderdorp over rijstrook 2 met een geschatte snelheid van 80 km/u (. . .)
Ter hoogte van hectometerpaal I8 0 zag ik de matrixborden op 70 km/h slaan. Ik zag ook dat er file stond. ik liet mijn gas los en remde rustig af. Ik reed toen nog steeds op rijstrook 4. ik had de intentie om naar rijstrook 3 te gaan omdat ik naar Den Haag/Leiderdorp wilde. Ik zag in mijn spiegels dat het niet kon want er zat nl verkeer van links naast mij. Plotseling hoorde ik links achter mij hard gepiep van remmen. Toen ik in mijn spiegel wilde kijken wat er gebeurde kreeg ik een gigantische klap tegen de achterzijde van mijn bestelbus en vervolgens was voor mij het licht uit. ( .. .)"

2.9. D. is op 11 februari 2008 door de politie telefonisch als benadeelde/slachtoffer gehoord. In het proces-verbaal van dit verhoor staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
"Op woensdag 9 januari 2008 ( .. .) was ik onderweg van Grafdijk. in Noord-Holland. naar Rotterdam in een trekker met oplegger ( .. .). De combinatie ( .. .) was geladen met houtblokken. Ik reed op een gegeven moment op de A4 rechts richting Rotterdam. Ter hoogte van het aldaaraanwezige brugrestaurant reed ik geheel rechts.
Tussen het brugrestaurant en de afslag Nieuw-Vennep ben ik van de meest rechter danwel de
5' rijstrook naar rijstrook 3 opgeschoven. Vlak voor het viaduct Nieuw Vennep dus bij het begin van de splitsing A4 - A44 zag ik via mijn rechterbuitenspiegel dat een kleine donkere personenauto mij met een gering snelheids verschil rechts over rijstrook 4. langs de blokmarkering inhaalde. ik zag tevens dat de richting aanwijzer van deze auto naar
links was ontstoken en dat de bestuurder kennelijk de bedoeling had om voor mij in te voegen. Via mijn linkerbuitenspiegel zag ik een kleine witte vrachtauto mij met een behoorlijk snelheids verschil van achteren naderde over rijstrook
2. Ik zag dat hij daarbij de auto's op rijstrook I rechts inhaalde. Ondertussen was de mij rechts. langs de blokmarkering. inhalende kleine personenauto mij voorbij gereden en zoals verwacht voegde deze. ondanks dat de ruimte wat krapjes was. voor mij, tussen mij en mijn voorganger in. Net toen deze
personenauto voor mij reed was het witte vrachtautootje mij ook voorbij en stuurde direct naar rechts doch daar reed juist die kleine personenauto. Hierdoor raakte de kle
ine vrachtauto de kleine personenauto en ik zag dat zij direct slipten. Ik zag dat de daar voor rijdende bestelauto hierbij ook werd geraakt Ik heb direct gekeken of ik naar links kon uitwijken doch dit lukte in eerste instantie niet direct en werd ik door de kleine witte vrachtauto frontaal geraakt. Hierbij heb ik vervolgens sterk naar links gestuurd om niet over de aula die voor mij gecrasht waren heen te rijden. Waar de kleine personenauto was gebleven wist ik op dat moment niet. Nadat ik mijn voertuig op de linkerrijstrook tot stilstand had gebracht en ik was uitgestapt zag ik dat er meerdere auto 's bij dit ongeval betrokken waren. Ook zag ik dat mijn oplegger rechts door een ander voertuig was aangereden doch door welk voertuig is mij niet bekend ...

2.10.        W. heeft ten overstaan van de politie verklaard zich niets meer van het ongeval te kunnen herinneren.

2.11. In het proces-verbaal Verkeersongevals Analyse van de politie Noord Holland Noord / Zaanstreek Waterland / Kennemerland van 10 oktober 2008 (hierna: de verkeersongevalsanalyse) is - onder meer - het volgende opgenomen:

"1. Algemeen / samenvatting onderzoek
(. . .)
1.2 Beknopte ongevalsbeschrijving c.q. voorlopige hypothese
Het betrof hier een ongeval waarbij vijf voertuigen betrokken waren geweest. Waarschijnlijk door het rijstrook wisselen van de bestuurder van de Renault, voertuig J, zijn er diverse aanrijdingen geweest. Bij dit ongeval waren betrokken:
Voertuig 1 (...) kleur Wit, kenteken 61-BX-KN (het voertuig van M.; toevoeging rechtbank)
Voertuig 2 (. . .) kleur Blauw/Groen, kenteken BS-BP-77 (...) (het voertuig van D.; toevoeging rechtbank) Voertuig 3 (...) kleur Zwart, kenteken 26-RV-DD (het voertuig van W.; toevoeging rechtbank)
Voertuig 4 (. . .) kleur Wit, kenteken 88-HVN-5
Voertuig 5 (. . .) kleur Wit, kenteken 93-BT-XX
(. . .)
5. Interpretatie en analyse
(. . .)
5.2 Oorzaak, toedracht en gevolg
Vermoedelijke toedracht van dit ongeval was volgens ons gezien de schade en de sporen op het wegdek zo gegaan:
De bestuurder van voertuig 1 rijdende op rijstrook 2 wilde van rijstrook verwisselen. Waarschijnlijk wilde hij naar rijstrook 3 en kruiste daarbij vlak voor voertuig 2 en achter voertuig 5. Op dat zelfde moment wilde de bestuurster van voertuig 3 komende vanaf rijstrook 4 vermoedelijk naar rijstrook 3. De op deze rijstrook rijdende voertuigen reden waarschijnlijk langzamer dan voertuig 1. De bestuurder van voertuig 1 moest waarschijnlijk remmen. Vermoedelijk had de bestuurder van voertuig 1 voertuig 3 niet waargenomen. Een lichte aanrijding tussen voertuig 1 en 3 was het gevolg.
Waarschijnlijk remde de bestuurder van voertuig J. Hierop reageerde de bestuurder van voertuig 2 door te remmen en naar rechts te sturen. Echter kon hij een aanrijding niet voorkomen. Voertuig 2 botste op de achterkant van voertuig J. Het gevolg van deze aanrijding was dat voertuig 1 van achter naar rechts werd omgezet. Ook door het opduwen raakte voertuig J de achterzijde van voertuig 4. Voertuig 1 ging vervolgens diagonaal naar rechts, kantelde en kwam op de linkerzijde terecht. Hierna draaide het voertuig en gleed hel
verder en kwam tot stilstand tegen de rechtervangrail van de A 44.

Nadat voertuig 2 naar rechts had gestuurd en had geremd ging het terug naar links, naar rijstrook 2. Voertuig 3 roteerde en kwam tijdens het roteren voor voertuig 2 te rijden. Ook tussen deze voertuigen ontstond een aanrijding. Voertuig 3 werd voort geduwd tot tegen de middenvangrail aan en kwam daar tot stilstand. Door het achterop rijden van voertuig J tegen voertuig 4 roteerde ook dit voertuig. Het kwam met de rechter flank tegen
de rechterachterzijde
/hoek van voertuig 5. Het roteerde door en kwam vervolgens in aanraking met het linkervoorwiel tegen het rechtervoorwiel van voertuig 2. Toen draaide het weer terug en kwam tot stilstand op rijstrook 2. Voertuig 5 reed nadat het was aangereden door voertuig 4 naar de rechter vluchtstrook Vervolgens kwam ook voertuig 2 tot stilstand en wel nagenoeg tegen de middenvangrail. "


2.12. Ter verduidelijking van de omschreven toedracht is als bijlage bij de verkeersongevalanalyse onder meer een grafische weergave van de aanrijdingen gevoegd (de nummers in de tekeningen zijn door de rechtbank toegevoegd):

                scan pic0001

scan pic0002

scan pic0003

2.13.     In het rapport van Ongevallen Analyse Nederland van 9 september 2009 staat, voor
zover van belang - het volgende vermeld:
"Nadere beschouwingen en overwegingen
(. . .)
Uit alle beschikbare verklaringen is niet een eenduidige consensus te herleiden. Het lijkt er op dat het ongeval is ontstaan doordal twee voertuigen vlak voor een trekker-met-oplegger tegelijk van rijstrook wisselden terwijl het verkeer daarvoor aan het remmen was in verband met filevorming. Of de oorzaak nu ligt in het wisselen van rijstrook door de Renault of door de Peugeot of door het te weinig anticiperen op de voorliggende situatie door de bestuurder van de Scania valt niet te zeggen (laat staan onomstotelijk te bewijzen). ( .. .)"

                 2.14.     In het proces-verbaal van het voorlopig getuigenverhoor voor deze rechtbank van 17 december 2010 is - onder meer - het volgende opgenomen:

                 "Naam   : S ( .. .)

Op
9 januari 2008 reed ik op de rijksweg A4. Ik was op weg naar Sassenheim. Ik zat op de derde rijstrook en wisselde naar de tweede rijstrook. Op de derde rijstrook reed voor mij een lange vrachtwagen. U laat mij een foto van een vrachtwagen zien, welke vrachtwagen is aangeduid als voertuig 2. Dat is de vrachtwagen die ik bedoel. ( .. .) Ik zag dat op de derde rijstrook een file stond en ik dacht bij mij zelf waarom remt die vrachtwagen niet. Ik weet nog dat ik geen remlichtingen heb gezien. Vlak daarna hoorde en zag ik de klap. Ik zag dat de
vrachtwagen op een andere auto botste
. Het was een klein autootje en de vrachtwagen reed daar volop in. (. .. )
Ik heb niet gezien of er voor de vrachtwagen nog wagens van rijstrook wisselden. ( ... )

Naam: H. ( .. .)

Ik heb I3 jaar als misdaad analyticus bij de politie gewerkt. Ik was zoals elke dag op weg van mijn werk naar huis en reed daarbij op de A4. Op de meest rechter rijstrook richting Sassenheim (A44). Er was een snelheidsbeperking van 70 km per uur, dat stond op de matrixborden. Al het verkeer reed eigenlijk even hard.
Achteraf gezien reed ik achter alle betrokkenen bij het ongeval dat later plaatsvond. Op een gegeven moment zag ik in mijn spiegel een witt
e vrachtwagen. U laat mij een foto zien van de voorkant van de vrachtwagen, het gaat hier om de vrachtwagen van het merk Renault, aangeduid in het proces-verbaal van de politie als voertuig 1. Dat is de vrachtwagen die ik bedoel. Deze vrachtauto reed op de meest linker rijstrook en reed opvallend veel harder dan de rest. Deze vrachtauto reed mij links voorbij en schoof een paar rijstroken op naar rechts. 1k had de indruk dat hij richting Sassenheim wilde. Hij reed voorbij de lange vrachtwagen en daarna stuurde hij weer scherp naar links. Hij kwam vlak voor mij langs. Daarop ging de vrachtwagen heel hard remmen. Ik zag de rook van de remmen komen. De vrachtwagen stuurde daarna scherp naar links. Ik heb de indruk dat de witte vrachtauto de grote vrachtwagen heeft gesneden. Dan bedoel ik voertuig 2 van het procesverbaal waarvan u mij
een foto toont
.( .. .) Naar mijn idee heeft de witte vrachtwagen er voor gezorgd dat de zwarte vrachtwagen een noodstop moest maken. 1k reed voorafgaand aan het ongeval ongeveer 70 km per uur en de zwarte vrachtwagen reed ongeveer even hard. Ik weet niet of er voor de vrachtwagen een file stond op de A4. Ik heb niet gezien dat iemand tegen het zwarte autootje is aangereden. ( .. .)
Ik heb het zwarte autootje voor de botsing niet bewust zien rijden. 1k heb niet gezien dat het zwarte autootje van rijstrook is gewisseld. We bleven allemaal op dezelfde rijstrook en volgens mij wisselde nieM.d van rijstrook.
Het was een heel
rustig verkeersbeeld, als er gewisseld was van rijstrook zou ik het waarschijnlijk wel gezien hebben. (. .. )

Naam: B. (. .. )

Het begon ermee dat ik matrixborden zag waarop stond 50 km per uur. Ik zag dat er snelheid verminderd moest worden, door de verdichting van het verkeer. Ik reed op dat moment op de derde rijstrook van de A4 in de richting van Den Haag. ik had mijn snelheid aangepast. 50 km per uur was daar eigenlijk te hard. Ik ging al vrij snel naar links, dat leek mij veiliger in deze situatie. in mijn herinnering zie ik een zwarte Peugeot op de derde rijstrook rijden. ik heb deze auto niet zien invoegen. Volgens mij reed zij daar gewoon rechtdoor. Op een gegeven moment hoorde ik achter mij een vrachtwagen een heel hard gierend geluid maken. ik weet heel zeker dat deze vrachtwagen te hard reed en waarschijnlijk probeerde deze te remmen. De zwarte Peugeot reed voor de vrachtwagen en daarvoor reed een witte autootje van Basro B. V. De peugeot en het witte autootje reden heel netjes. De vrachtauto, het was een vrachtauto met een grote blauwe oplegger, reed mij voorbij. Hij reed veel te hard ik voelde aankomen dat het verkeerd ging. Ik zag dat de vrachtwagen tegen de zwarte Peugeot aanreed
De zwarte Peugeot had het zwaar te
verduren, die werd vol geraakt. De Peugeot schoot naar links, de vrachtwagen schoot er tussen door naar voren. Deze vrachtwagen is later op de vluchtstrook onder of iets voorbij het viaduct gestopt. Het is voor mij heel duidelijk dat het ongeluk is veroorzaakt door deze grote blauwe vrachtwagen. Later is er nog gesproken over een wit vrachtautootje, maar die kon ik niet zien omdat de vrachtwagen mij het zich ontnam. Een politieM. vertelde mij later, tijdens mijn verhoor, dat een klein zwart autootje opschoof naar links en dat er ook al iets gebeurd was op de A 44. Ik heb niet gezien wat er rechts op de
A44 was gebeurd omdat de
vrachtwagen mij het zicht daarop ontnam. Volgens mij reed de zwarte Peugeot met gepaste snelheid, ik zag daar geen gevaar in. Ik reed zelf 50 km per uur, de vrachtwagen haalde mij rechts in, dus dan reed hij per dejinitie harder dan 50 km per uur. De zwarte Peugeot was in mijn beleving absoluut geen veroorzaker van het ongeval. Als de zwarte Peugeot er niet was geweest zou de vrachtwagen zijn ingereden op de auto daarvoor. (, . .)


Naam : M. ( . .)

Ik was onderweg van Hoofddorp naar mijn huis in Zwijndrecht. Ik reed in een witte bestelbus op de linkerrijstrook van de A44 richting Sassenheim. Ik reed in het voertuig dat in het proces-verbaal van de politie is aangeduid als voertuig 1 (, . .). ik wilde een rijstrook opschuiven, de A4 op richting Rotterdam. Dat is nooit gelukt. Ik keek in de spiegel of het mogelijk was van rijstrook te wisselen. Toen hoorde ik piepende banden en voelde ik een harde klap van achteren. Ik weet niet van welke auto. Daarna werd ik wakker en lag mijn auto op zijn zij. Ik denk dat ik voor het ongeval ongeveer 90 km per uur reed. Ik zag door de matrixborden dat er een file aankwam, dus ik had gas losgelaten. Ik heb geen zwarte Peugeot gezien. Ik reed al enige tijd rechtdoor en heb dus niet van baan gewisseld. ik heb zelf nieM.d met de voorzijde van mijn auto geraakt, in ieder geval niet zolang ik bij bewust zijn was. Ik kan niet verklaren waarom andere mensen mij aan de linkerzijde van de snelweg hebben zien rijden, daar heb ik niet gereden. (, . .)"

                 2.15.     In het proces-verbaal van de contra-enquête van het voorlopig getuigenverhoor van 31 oktober 2011 is onder meer het volgende opgenomen:

                 "Naam    :  D. (...)
ik reed met mijn vrachtwagen met oplegger (Rb: voertuig 2) op de middelste baan van de snelweg A44/A4. Ik reed vlak bij het punt waar de A44 zich afsplitst van de A4. Op een gegeven moment zag ik in mijn linker spiegel dat een witte vrachtwagen mij in ging halen. U toont mij een foto. Het betreft voertuig 1 in het proces-verbaal. in mijn rechter spiegel zag ik dat een kleine auto (ik weet niet welke kleur die auto had, ik kan mij dat niet herinneren) mij rechts voorbij reed en invoegde voor mij op de rijbaan. Ik dacht dil kan nooit goed gaan en
mind
erde vaart. Voor mij zag ik dat de witte vrachtwagen en het kleine autootje op elkaar klapten. Ik kon een botsing niet vermijden en botste tegen de witte vrachtwagen. Achter en voor mij botsten er meer auto 's tegen elkaar. De wille vrachtwagen vloog omhoog nog voordat ik hem raakte. Het verkeer op de weg reed normaal.
Volgens mij was er geen file en brandden er ook geen matrixborden. Ik reed 82 km/u. De witte vrachtwagen links van mij reed mij mei een noodsnelheid voorbij. Ik schat zijn snelheid op minimaal 100 km/u. Ik weet niet precies hoe hard je daar mocht. Ik vermoed dat de witte vrachtwagen nog snel voor de afsplitsing de A44 op wilde. Ik weet dat natuurlijk niet zeker, maar de afsplitsing was al heel snel en ik denk dat hij anders wel links was blijven
rijden. Ik maak dat elke dag mee, daarom denk ik dat hij de A44 op wilde
. Ik heb geen klein zwart autootje gezien.
( .. .)
U vraagt mij of de ruimte voor mij krap was, omdat ik dat bij de politie heb verklaard. Ik bedoelde daarmee dat ik geen ruimte had om uit te wijken.
( .. .)
U houdt mij de verklaring voor die ik heb afgelegd bij de politie en zegt mij dat het van belang is welke rol het kleine autootje dat mij rechts passeerde had bij het ongeval. ik kan me echt niet herinneren of het autootje dat mij rechts passeerde eerder invoegde dan de witte vrachtwagen. ik botste zelf op de witte vrachtwagen, dus dan moet het zo zijn dat het autootje dat mij rechts passeerde eerder ingevoegd was dan de witte vrachtwagen. Ik heb
mijn gas losgelaten vanwege de witte vrachtwagen. Het kleine autootje dat mij rechts passeerde gedroeg zich niet gevaarlijk, maar ik vond wel dat ze te laat invoegde
. Auto 's voegen altijd te laat in. Ik denk dat de meeste automobilisten geen idee hebben van een remweg van een zware vrachtwagen als waar ik in reed. Als de witte vrachtwagen er niet was geweest, geloof ik niet dat er iets gebeurd was. Naar mijn mening is de witte vrachtwagen schuldig aan het ongeval. Ik kan mij niet herinneren of het druk was op de linker rijstrook. (...)


                 3.           Het geschil
3.1. W. verzoekt de rechtbank om op de voet van artikel1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor recht te verklaren dat W. als schuldloze derde is aan te merken dan wel dat ABN AMRO en/of TVM aansprakelijk islzijn voor het ongeval en deswege de daaruit voortvloeiende schade dient/dienen te vergoeden, Voorts
verzoekt W. de kosten van deze procedure te begroten op € 5.462,17 en te bepalen dat ABN AMRO enlof TVM deze kosten dient/dienen te vergoeden.

3.2. W. legt aan haar verzoek ten grondslag dat de Bedrijfsregeling schuldloze derde van het Verbond van Verzekeraars van toepassing is. Volgens W. valt haar geen verwijt te maken ten aanzien van het ontstaan van het ongeval, terwijl zowel M. als D. een verkeersfout hebben gemaakt, als gevolg waarvan W. aanzienlijke
schade heeft geleden. Indien de Bedrijfsregeling schuldloze derde niet van toepassing is, dienen ABN AMRO en TVM ieder voor het geheel de schade van W. te vergoeden, aangezien zowel M. als D. door het maken van een verkeersfout onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld.

3.3. ABN AMRO verweert zich en voert aan dat er voldoende aanwijzingen zijn dat W. wel heeft bijgedragen aan het veroorzaken van een van de aanrijdingen. W. heeft namelijk een inschattingsfout gemaakt bij het invoegen door onvoldoende op de te hoge snelheid van D. te anticiperen en onvoldoende rekening te houden met de langere remweg van het voertuig van D.. Om de kans op het ontstaan van een aanrijding te voorkomen had zij haar weg op rijstrook 4 (A44) moeten vervolgen. Door toch in te voegen naar rijstrook 3 (A4) heeft zij gevaarzettend gehandeld en artikel 5 WVW overtreden. ABN AMRO betwist bovendien dat W. haar invoegM.oeuvre reeds voor het moment dat het ongeval plaatsvond had afgerond. Voorts heeft W. niet bewezen dat haar schade het gevolg is van onrechtmatig handelen van M..

3.4. TVM verweert zich en voert in de eerste plaats aan dat het verzoek van W. op grond van artikel 1019z Rv dient te worden afgewezen, nu onvoldoende bekend is over onder meer de aard van het letsel, het verlies aan arbeidsvermogen en causaliteitsvraagstukken. Vaststelling van de schade is daardoor op dit moment niet mogelijk. Een beslissing op het verzoek kan volgens TVM dan ook niet, dan wel onvoldoende, bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Daarnaast betoogt TVM dat het verzoek van W. dient te worden afgewezen, omdat zij schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval. W. heeft immers in strijd gehandeld met artikel 54 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV 1990) en artikel 5 WVW. Zij heeft te kort voor de vrachtwagen van D. van rijstrook gewisseld, waardoor D., toen de voertuigen van W. en M. voor hem in aanrijding kwamen, een aanrijding met hen redelijkerwijs niet meer kon voorkomen. Dat D. zijn snelheid onvoldoende heeft aangepast aan de situatie, hetgeen TVM betwist, staat voorts niet in causaal verband met het ontstaan van het ongeval. Het invoegen van de voertuigen van W. en M. heeft er namelijk toe geleid dat het ongeval is ontstaan.

             4.        De beoordeling
Behandeling van de zaak in een deelgeschilprocedure

                 4.1.        In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure ex artikellOl9w-l019cc Rv.

4.2. De deelgeschilprocedure biedt volgens de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen. Zij krijgen hiermee een extra instrument ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen (Kamerstukken Il, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 2). Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient te rechtbank te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daartoe
zal beoordeeld moeten worden of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure (31518, nr. 3, p. 10).

4.3. Bij de beoordeling van de vraag of het onderhavige geschil zich leent voor beoordeling in een deelgeschilprocedure stelt de rechtbank voorop dat in de memorie van toelichting bij voornoemde wet is vermeld dat ook de aansprakelijkheidsvraag in een deelgeschilprocedure aan de orde kan komen. Net als bij andere deelgeschillen zal moeten worden beoordeeld of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure (31518, nr. 3, p. 10). Niet is vereist dat vast komt te staan dat partijen na een beslissing op het verzoek een vaststellingsovereenkomst zullen sluiten. Voldoende is dat de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Hoewel er op diverse vlakken nog veel onduidelijkheid bestaat, zoals TVM ook aanvoert, verwacht de rechtbank dat partijen na een beslissing op het verzoek de buitengerechtelijke onderhandelingen kunnen voortzetten. Nu uit het onderstaande zal blijken dat er geen nadere bewijslevering of deskundigenonderzoek noodzakelijk is om een beslissing op het verzoek te kunnen nemen, is de rechtbank van oordeel dat de verzochte beslissing een voldoende bijdrage aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst om op te kunnen wegen tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. De rechtbank komt aldus toe aan een inhoudelijke behandeling van het geschil.

inhoudelijke behandeling van het geschil
4.4. W. grondt haar vordering in de eerste plaats op de Bedrijfsregeling schuldloze derde. Deze regeling voorziet in een oplossing voor de situatie dat degene die buiten zijn schuld schade lijdt als gevolg van een schadegeval waarbij behalve hijzelf twee of meer partijen zijn betrokken en redelijkerwijs is aan te nemen dat ten minste één van die partijen aansprakelijk is voor die schade, problemen ondervindt (of zou kunnen ondervinden) bij het verkrijgen van de hem rechtens toekomende schadevergoeding (artikel 1 van de Bedrijfsregeling schuldloze derde). Indien sprake is van een situatie die onder deze regeling valt dient de verzekeraar die het eerst door een schuldloze derde of diens belangenbehartiger is aangesproken op te treden als regelend verzekeraar, waarbij hij ten opzichte van de schuldloze derde over gaat tot afwikkeling van de schade, zonder rekening te houden met de mogelijkheid dat zijn verzekerde niet of slechts gedeeltelijk aansprakelijk is (artikel 3 van de Bedrijfsregeling schuldloze derde).

4.5.       In artikel 2 van de Bedrijfsregeling schuldloze derde is het volgende opgenomen:
"Artikel 2- Voorwaarden voor toepassing en begripsomschrijvingen Voor toepassing van de bedrijfsregeling is vereist dat sprake is van een schadegeval waarbij: een benadeelde kan worden beschouwd als 'schuldloze derde ';
de andere betrokkenen hun mogelijke aansprakelijkheid voor het schadegeval en de daaruit voortvloeiende schade hebben verzekerd en waarvoor in concreto dekking bestaat bij een bij het Verbond van Verzekeraars aangesloten WAM-verzekeraar of AVP-verzekeraar; (...)
Hierbij gelden de volgende begripsomschrijvingen:
Schuldloze derde
Een partij, die als gevolg van een schadegeval, waarbij behalve hijzelf twee of meer partijen zijn betrokken, schade lijdt, ten aanzien waarvan aannemelijk is, dat hem aan het ontstaan van het schadegeval geen schuld treft en/of het schadegeval hem niet valt toe te rekenen, maar dat dit wel geldt voor tenminste één van de overige bij het schadegeval betrokkenen.

Betrokkene
Een partij, die zijn mogelijke aansprakelijkheid voor de schade die de schuldloze derde heeft geleden, heeft verzekerd bij een verzekeraar als eerder in dit artikel omschreven. (...) ..

4.6. ABN AMRO en TVM betwisten dat W. geen schuld treft aan het ontstaan van het schadegeval en/of het schadegeval haar niet valt toe te rekenen. Bovendien betwisten zij dat D. en M. als betrokkenen bij het schadegeval schuld kan worden verweten.

4.7. Alle partijen nemen tot uitgangspunt dat W. kort voor het ongeval van rijstrook heeft gewisseld. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of W. haar invoegactie reeds had afgerond op het moment van het ongeval en of zij met haar invoegmanoeuvre een gevaarlijke situatie heeft doen ontstaan dan wel het overige verkeer heeft gehinderd. Voorts staat tussen partijen niet vast waar M. zich bevond ten tijde van het ongeval en welke manoeuvres hij heeft uitgevoerd. 


4.8. Ten aanzien van de vraag of W. schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval dan wel of het ongeval haar valt aan te reken overweegt de rechtbank dat D. bij de politie heeft verklaard (zie 2.9) dat W. D. met een gering snelheidsverschil heeft ingehaald en vervolgens voor hem heeft ingevoegd. Tijdens het voorlopig getuigenverhoor heeft hij verklaard dat W. niet gevaarlijk invoegde en dat er niets was gebeurd, indien M. er niet was geweest. Bovendien merkt hij op dat W. al had ingevoegd voordat M. wilde invoegen (zie 2.13). De Boer heeft bij de politie verklaard dat de ruimte tussen D. en zijn voorligger ongeveer 10 meter bedroeg, voordat W. tussen deze beide voertuigen invoegde (zie 2.6). Voorts beeft De Boer tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard dat W. netjes en met gepaste snelheid reed (zie 2.l2). Uit deze verklaringen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat W. reeds voordat bet ongeval ontstond volledig voor D. was ingevoegd en zij dit heeft gedaan zonder daarbij gevaar te veroorzaken of het overige verkeer te hinderen.

4.9. ABN AMRO en TVM bebben hun verweer dat W. onvoldoende heeft geanticipeerd op de snelheid van D. en de langere remweg van diens voertuig, in het licht van het voorgaande onvoldoende onderbouwd. Bovendien staat, getuige zijn eigen verklaring, vast dat D. ten tijde van het ongeval minstens 12 km uur te hard reed, waannee hij degene is die een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen. De plicht om rekening te houden met de langere remweg van het voertuig van D. rust uiteraard hoofdzakelijk op D. zelf, die ten tijde van het ongeval bovendien met een zwaar beladen voertuig reed.

4.10. Aan de enkele opmerkingen van D. bij de politie, dat de ruimte om in te voegen voor W. wat krapjes was (zie 2.9), en zijn verklaring tijdens het voorlopig getuigenverhoor, waar hij opmerkt dat W. te laat invoegde (zie 2.13), hecht de rechtbank geen waarde. Uit de beide, uitvoerige verklaringen die hij heeft afgelegd bij de politie en tijdens het voorlopig getuigenverhoor, blijkt dat voornoemde twee opmerkingen haaks staan op al het overige dat hij heeft verklaard en waaruit volgt dat W. niet gevaarlijk invoegde. Bovendien volgt uit geen van de andere verklaringen dat W. heeft ingevoegd terwijl daar onvoldoende ruimte voor was. Dat W. onvoldoende heeft geanticipeerd op het rijgedrag van D., kan aldus niet worden aangenomen. Dat W. voorts haar invoegactie nog niet had voltooid op het moment dat M. voor D. invoegde, volgt alleen uit de verkeersongevalsanalyse en wordt niet door de verklaringen ondersteund. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat W. haar invoegM.oeuvre reeds had afgerond toen de eerste aanrijding plaatsvond.

4.1l. Het voorgaande leidt ertoe dat W. zonder gevaarzettend te handelen of hinder te veroorzaken reeds voordat het ongeval plaatsvond volledig van rijstrook was gewisseld. Zij heeft aldus niet in strijd met artikel 54 RVV 1990 of artikel 5 WVW gehandeld. Nu gesteld noch gebleken is dat W. overigens een verwijt treft ten aanzien van het ontstaan van het schadegeval, oordeelt de rechtbank dat "aannemelijk" is dat W. geen schuld heeft aan het ontstaan van het schadegeval en het schadegeval haar niet valt toe te rekenen.

4.12. Voorts dient te worden beoordeeld of aannemelijk is dat een van de door W. aangesproken betrokkenen, te weten D. of M., schuld treft aan het ontstaan van het schadegeval en/of het schadegeval aan een van hen valt toe te rekenen.

4.13. Zoals hiervoor reeds overwogen staat tussen partijen vast dat D. minstens 12 km/uur te hard reed ten tijde van het ongeval. TVM betwist echter dat de te hoge snelheid van D. in causaal verband met het ongeval staat. De rechtbank overweegt dat, nu het overtreden van de maximumsnelheid een gedraging is waardoor gevaar voor verkeersongevallen in het algemeen wordt vergroot en dit gevaar zich heeft verwezenlijkt, het causaal verband tussen de te hoge snelheid van D. en het ongeval in beginsel is gegeven. Het is dan ook aan TVM om te stellen en zonodig te bewijzen dat het ongeval ook zou hebben plaatsgevonden indien D. niet te hard zou hebben gereden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij daartoe, gezien de gemotiveerde betwisting van W. en de beschikbare getuigenverklaringen waaruit volgt dat D. te hard heeft gereden en het ongeval (mede) heeft veroorzaakt (r.o. 2.5, 2.6. en 2.12), onvoldoende gesteld. De enkele stelling dat W. en M., door kort voor D. van rijstrook te wisselen (en daar, volgens TVM, met elkaar in aanrijding te komen), het ongeval hebben veroorzaakt en dat D. aldus met een onhoudbare situatie werd geconfronteerd doordat zijn remmogelijkheden door de invoegmanoeuvres van W. en M. aanzienlijk werden verkleind, is immers onvoldoende. TVM heeft namelijk niet, terwijl dit wel op haar weg had gelegen, gemotiveerd betoogd dat het causaal verband tussen het te harde rijden door D. en de ernst en omvang van het ongeval ontbreekt. Daarvoor is vereist dat TVM met stukken onderbouwd dat de ernst en de omvang van het ongeval niet minder zou zijn geweest wanneer D. zich wél aan de geldende' snelheidsbeperking had gehouden. 

Zulks is gesteld, noch gebleken, zodat de rechtbank aan het verweer van TVM voorbij gaat. Dit leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat de te hoge snelheid van D. in causaal verband staat met het ontstaan van het schade geval, zodat D. schuld heeft aan het ontstaan van het schadegeval.

4.14. Nu is komen vast te staan dat aannemelijk is dat W. geen schuld heeft aan het ontstaan van het schadegeval, dan wel dat het schadegeval haar niet valt toe te rekenen, terwijl aannemelijk is dat D. schuld heeft aan het ontstaan van het schadegeval, is W. aan te merken als schuldloze derde in de zin van de Bedrijfsregeling schuldloze derde. Het verzoek van W. dient dus te worden toegewezen.

4,15. De rechtbank merkt ten overvloede op dat uit het bovenstaande niet volgt dat M. ter zake van het ontstaan van het ongeval géén verwijt valt te maken. Uit de diverse getuigenverklaringen komt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate naar voren dat ook M. schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval. Voor een beslissing op het verzoek is echter voldoende dat aannemelijk is dat één van de aangesproken partijen schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval. In de onderlinge schuldverdeling tussen ABN AMRO en TVM hoeft de rechtbank op dit moment dan ook niet te treden.

Kosten
4.16. Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten. De kosten dienen te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW.

4.17. Mr. Langstraat heeft aangevoerd € 5.462,17 aan kosten te hebben gemaakt. Daarbij is hij uitgegaan van een uurtarief van € 245,--, 5% kantoorkosten en 19% BTW. Mr. Langstraat heeft 3 uur in rekening gebracht voor 'studie dossier', 4 uur voor het opstellen van het verzoekschrift en 10 uur voor 'voor- en nabespreking cliënt, opstellen pleitnota, zitting en reistijd'. ABN AMRO voert aan dat deze kosten niet zijn gespecificeerd en niet nader zijn onderbouwd. TVM betoogt dat het aantal in rekening gebrachte uren met minimaal 7 uren dient te worden gereduceerd. Het overleggen van een pleitnotitie was immers niet toegestaan. Bovendien zijn de kosten ten behoeve van 'studie dossier' reeds gemaakt ten behoeve van het voorlopig getuigenverhoor, zodat deze kosten niet nog eens vergoed behoeven te worden.

4.18. De rechtbank overweegt dat mr. Langstraat bij het verzoekschrift een beknopt overzicht heeft gegeven van de werkzaamheden die door hem in deze zaak zijn verricht. Dit overzicht geeft voldoende gespecificeerd weer hoeveel tijd aan welke verrichtingen is besteed. Gezien de aard van de zaak, komt de aan de zaak bestede tijd de rechtbank niet onevenredig voor, met uitzondering van de uren die in rekening zijn gebracht voor 'voor- en nabespreking cliënt, opstellen pleitnota, zitting en reistijd'. Ter zitting is immers geen gebruik gemaakt van pleitnota's. Uitgaande van een zittingsduur van l,5 uur en een reistijd van maximaal 3,5 uur, acht de rechtbank 5 uur voor 'voor- en nabespreking cliënt' bovenmatig. De rechtbank zal aldus op de totale kostenbegroting van mr. Langstraat 2 uur in mindering brengen. Dat de tijd in rekening gebracht voor 'studie dossier' ziet op de kosten die zijn gemaakt ten behoeve van het voorlopig getuigenverhoor, valt zonder meer niet in te
zien. Dit betekent dat de kosten worden begroot op € 4.849,91 (15 x € 245,--, vermeerderd met kantoorkosten, BTW en het door W. betaalde griffierecht van€ 258,--).

4.19. Nu W. valt aan te merken als schuldloze derde in de zin van de Bedrijfsregeling schuldloze derde en ABN AMRO op grond van deze regeling, als eerst aangesproken verzekeraar, tot afwikkeling van de schade dient over te gaan (hetgeen door ABN AMRO is erkend), wordt ABN AMRO veroordeeld tot betaling van de hiervoor genoemde kosten.

                 5.           De beslissing
De rechtbank
5.1.          verklaart voor recht dat W. als schuldloze derde is aan te merken in de zin van de Bedrijfsregeling schuldloze derde;

5.2.          begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 4.849,91 (inclusief kantoorkosten en BTW) en veroordeelt ABN AMRO tot betaling van deze kosten;

5.3 wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.

Met dank aan mr. P.N. Langstraat , MoreeGelderblom advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak