Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 211216

Rb Amsterdam 211216

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-amsterdam-211216

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/603732 / HA ZA 16-239 

Vonnis van 21 december 2016 

in de zaak van 


wonende te Amsterdam, 
eiser, 
advocaat mr. J.G. Keizer te Amersfoort 

tegen 

de vennootschap naar buitenlands recht 
ALLlANZ BENELUX B.V., 
gevestigd te Rotterdam, 
gedaagde, 
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folrner te Amsterdam. 

Partijen zullen hierna X en Allianz worden genoemd. 

1. De procedure 
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: 
- de dagvaarding van 23 februari 2016, met producties, 
- de door X nagezonden productie 12, 
- de conclusie van antwoord, met producties, 
- het tussenvonnis van 15 juni 2016 waarbij ambtshalve een comparitie van partijen is gelast, 
- het proces-verbaal van comparitie van 3 november 2016. 

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 

2. De feiten 

2.1. Op 28 april 2009 is X een ongeval overkomen; toen hij zijn auto tot stilstand had gebracht, werd hij met een snelheid van ongeveer 50 krn/h van achteren aangereden door een WAM-verzekerde van AIIianz. AlIianz heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. 

2.2. Ten tijde van het ongeval was X werkzaam als zelfstandig rijschool instructeur. Hij had een eenmanszaak en verzorgde auto- en motorrijlessen. Sinds het ongeval heeft X geen arbeid meer verricht, X beschikte niet over een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering, noch kon hij terugvallen op een (andere) uitkering. 

2.3. Op 29 april 2009 heeft X in verband met klachten zijn huisarts bezocht. De huisarts heeft toen de diagnose 'whiplashtraurna cervicale wervelkolom' gesteld.

2.4. De huisarts van X heeft in een brief van 23 december 2009 onder meer geschreven: 
"( ... ) 
betreffende de klachten nek- en rugpijn, misselijkheid, duizeligheid, slaapproblemen en moeheid kan ik melden dal bij voor het ongeval voor geen van deze klachten bij mij in b[e]handeling 
is geweest. 
hij is hier sinds nov 2002 ingeschreven en heeft maar een enkele keer in 2004 het spreekuur bezocht met huiduitslag. 
ook in zijn dossier van voor 2002 vind ik in 1998 een enkel consult ivm huiduitslag. 
er is geen ziekenhuis of specialistenbezoek bekend in het dossier voor het ongeval. 
( .. .)" 

2.5. In overleg hebben partijen een neurologische expertise laten verrichten door neuroloog dr. A.H.C. Geerlings (hierna: Geerlings). In opdracht van Geerlings heeft psycholoog dr'. A. Oesterhuis (hierna: Oosterhuis) een neuropsychologisch onderzoek uitgevoerd. In het rapport van Oesterhuis d.d. 9 september 2011 staat, voor zover van belang: 
"( ... ) 
Conclusie: Er worden forse problemen waargenomen op het gebied de volgehouden aandacht. Het tempo van informatieverwerking wat verlaagd. Op het gebied van geheugen zien we tevens aanzienlijke problemen, zowel de inprenting, het ophalen en de herkenning van een grote hoeveelheid verbaal materiaal is sterk verstoord. Voorts is het semantisch geheugen verlaagd en er zijn aanwijzingen voor anterograde amnesie. 
De gevonden afwijking zijn mogelijk onbetrouwbaar gezien de verdenking op onderpresteren. Waarschijnlijk zijn deze lage prestaties voor een belangrijk deel te verklaren door klachten van pijn en vermoeidheid en depressiviteit. 
Er komen duidelijke aanwijzingen voor angst en depressie naa' voren. 

Samenvattend op uw vragen het volgende: 
1. Er is aantoonbaar sprake van aandachts- en geheugen problemen. 
2. Gezien de hoge scores op tests voor onderpresteren is het moeilijk de gevonden afwijkingen eenduidig toe te schrijven aan een onderliggende cerbraal letsel als gevolg van een ongeval. 
Waarschijnlijk zijn de lage prestaties voor een belangrijk deel te verklaren door klachten van pijn en vermoeidheid en depressiviteit. 
3. Er zijn duidelijke aanwijzingen voor het bestaan van een stemmmgsstoornis c.q. depressiviteit. (...)"

2.6. Geerlings heeft gerapporteerd op 17 oktober 2011 en aanvullend, naar aanleiding van vragen van de advocaat van Allianz, op 18 juni 2013. In het rapport van 17 oktober 2011 staat, voor zover relevant, het volgende: 
"(...) 
INLICHTINGEN 
F.A. Helwegen, huisarts: 
Brief 25.10.2009, huisartsenjournaal 
29.04.2009: aanrijding van achteren op 28.04.2009, whiplash trauma. Bij onderzoek rug hypertoon. nek en thoracaal, ( ... ) 
20.05.2009: gaat niet goed, pijn onderrug steken naar linkerbeen. Bij onderzoek wat verstreken lumbale wervelkolom, verder geen bijzonderheden. 
08.07.2009: lage rugpijn na (..) aanrijding. (...)

Revalidatiecentrum Amsterdam. 

M.P. Pont. revalidatiearts 
Brief d.d. 12.02.2010: 
Medische diagnose: aanhoudende lumbago met referred pain na aanrijding april 2009. Nu pijn onderrug uitstralend naar het linkerbeen tot halverwege de dij (laterale zijde); dagelijks hoofdpijn; slapeloosheid, verminderde concentratie. (...) 

Brief d.d. 11.01.2011: 

Behandeling Rivotril zonder afdoende resultaat, met TENS kortdurende verlichting van klachten, intake ergo- en fysiotherapie en maatschappelijk werk niet goed van de grond gekomen (...). In december 2010 aanwijzingen voor depressie, consult psychiatrie geadviseerd. Patiënt weigert dit vooralsnog. (...)

Stichting Medisch Centrum Jan van Goycn 
Dr. H.M. Koning. anesthesioloog/pijnspecialist 
Brief d.d. 21.05.2010: 
Pijn laag rug uitstralend naar linkerbovenbeen sedert ongeval (...). Sedert dit ongeval hoofdpijnklachten, concentratiestoornissen. slaapstoornissen en pijnklachten. (...) 

Brief d.d. 27.01.2011: 
Patiënt sedert 04.11.2011 niet meer gezien. 

Fysiotherapie Amsterdam-oost 
A. Uitzinger. fysiotherapeut 
Brief d.d. 11.09.2009: 
Huidige klachten: vermoeid, pijn bij bewegingen cervicaal, blijft binnen pijngrens, hoofdpijn occipitaal en frontaal, bewegingsbeperking rug moeite met tillen en bukken. (...) 
Klachten cervicale wervelkolom zijn vervolgens afgenomen, lumbale klachten blijven aanwezig. ( ... ) 

SAMENVATTlNG: 

( ... ) Resterende klachten: hoofdpijn continu dagelijks; pijn laag rug doortrekkend naar linkerbovenbeen met af en toe aldaar een prikkelend gevoel; slecht slapen; sporadisch duizelig ( ... ); moeite met concentreren bij televisiekijken. 
Door mij herkende afwijkingen bij neurologisch onderzoek: beperkte latereflexie lumbale wervelkolom, naar links veel meer dan naar rechts; kloppijn mediaan hele lumbale wervelkolom: drukpijn lumbaal paramediaan links meer dan rechts; hypertonie lumbaal links pararnediaan; sensibiliteit verminderd aangegeven innervatiegebied nervus femoris cutaneus lateralis links. 
Bij neuropsychologisch onderzoek aantoonbaar aandachts- en geheugenproblemen; hoge scores op test voor onderpresteren; aanwijzingen voor sternmingsstcornis cq. depressiviteit. 

DIAGNOSE: 
Myogene lumbago; 
Myogene hoofdpijn; 
Meralgia paraesthetica links; 
Cognitieve klachten en cognitieve stoornissen niet te duiden als gevolg van het letsel van het centraal zenuwstelsel; 
Mogelijk depressie. 

BESPREKING: 
De heer X meldt als resterende klachten continue aanwezige hoofdpijn. Gezien de drukpijn ter plaatse van de aanhechting van cle cervicale musculatuur en gezien de beschrijving van dagelijkse aanwezige hoofdpijn moet deze hoofdpijn geduid worden als een myogene, spanningshoofdpijn. (...) De Iurnbagoklachren zijn myogeen van aard en bestaan sedert het ongeval. Er bestaan geen aanwijzingen voor een traumatisch letsel van de lumbale wervelkolom. Het is aannemelijk dat door de bij het ongeval opgetreden beweging van de romp naast myogene pijnklachten van de cervicale wervelkolom ook myogene pijnklachten van de lumbale wervelkolom zijn opgetreden. (...) 
Voor zover deze pijnklachten een direct ongevalsgevolg waren moet veronderstelt worden dat deze binnen enkele weken zouden zijn hersteld. Het persisteren van de klacht rnag niet als direct ongevalsgevolg worden gezien maar wel als een gevolg van de wijze waarop betrokkene met zijn klacht is omgegaan namelijk het volgen van rust. Relevant is dat dit een aandoening betreft die in de regel een gunstig beloop heeft en niet leidt tot beperkingen zoals dit gezien zijn beschrijving voor betrokkene ook geldt. (...) Aangaande cognitieve problematiek meldt de heer X slechts moeite bij concentreren bij televisiekijken. De neuropsycholoog herkent wel aandechts- en geheugenproblemen. (...) De gevonden aandachts- en geheugenproblematiek mogen gezien het onderpresteren niet worden geduid als een gevolg van een stoornis in het centrale zenuwstelsel. De beschrijving van het ongevalsgebeuren en klachten nadien geven ook geen reden om een schedelhersenletsel waarschijnlijk te achten. Er is namelijk geen sprake geweest van een direct trauma van het hoofd en er is ook geen posttraumatische bewusteloosheid of posttraumatische amnesie opgetreden. Een mogelijke verklaring voor de aandachts- en geheugenproblematiek kan liggen in depressiviteit maar eveneens in vermoeidheid en pijnklachten (...) 

BEANTWOORDING VRAAGSTELLING: 

(...) 
Medische gegevens 
(...) 
Op het vakgebied van de neurologie is de medische voorgeschiedenis volledig blanco gezien de melding van betrokkene daaromtrent en de van de huisarts verkregen inlichtingen. (...) 

Consistentie 
(...) 
Naar mijn oordeel is er inderdaad sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen vall de onderzochte zelf de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en bevindingen bij mijn eigen onderzoek en het uitgevoerde aanvullende neuropsychologisch onderzoek. (...) 

Blijvende invaliditeit 

(...)
Op het vakgebied van de neurologie is in de huidige toestand sprake van een functieverlies van 1% (...) 


Beperkingen
(...) 
Binnen het vakgebied van de neurologie is inderdaad sprake van beperkingen. Deze zijn een gevolg van de myogene lumbago klachten die door mij bij lichamelijk onderzoek kunnen worden herkend en van de door de neuropsycholoog herkende aandacht- en geheugenproblemen. Ongeacht of deze voortvloeien uit het ongeval. Deze betreffen: 
- Staan licht beperkt door de myogene lumbagoklachten met daarbij de eis regelmatig te kunnen vertreden; 
- Klimmen en klauteren matig beperkt gezien spierconditie lumbale wervelkolom; 
- Gebogen werken matig beperkt gezien slechte conditie rugmusculatuur, 
- Bukken en torderen, licht beperkt gezien myogene lumbago; 
- Tillen, duwen, trekken en dragen licht beperkt; 
- Persoonlijk risico matig beperkt gezien de herkende aandachts- en geheugenproblemen.

Medische eindsituatie 
(...) 
De huidige toestand van onderzochte is zodanig dat binnen het vakgebied een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is. Ik verwacht in de toekomst geen belangrijke verbeteringen of verslechtering van het op mijn vakgebied geconstateerde letsel. 
( ... ) 
2 De situatie zonder ongeval 
(...) 
Voor het ongeval bestonden bij onderzochte niet reeds klachten en ofwijkingen op het vakgebied van de neurologie die betrokkene thans nog heeft. 
( ... ) 
Binnen het vakgebied van de neurologie bestaan geen klachten en/of afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan indien het ongeval betrokkene niet was overkomen. 
( ... )" 

2.7. Op de nadere vraagstelling van Allianz heeft Geerlings op 18 juni 2013 onder meer als volgt geantwoord: 
"( ... ) 
Lage rugklachten: 
Ten aanzien van de rugklachten merkt u op dat deze door mij in causaal verband gebracht worden met het ongeval. U merkt op dat betrokkene pas één maand nu het ongeval bij de huisarts op het spreekuur komt. In diens elektronisch dossier van 29 april 2009 staat vermeld dat de rug geen bijzonderheden laat zien en de aldaar genoemde hypertonie slaat op nek en thoracale wervelkolom. De lage rugklachten dateren pas vanaf mei 2009. 
Antwoord: 
Blijkens de inlichtingen van de huisarts, geciteerd in mijn rapport, wordt betrokkene door hem gezien op 29 april 2009 en wordt inderdaad gemeld neurologisch geen bijzonderheden, rug geen bijzonderheden, hypertoon nek en thoracaal. Betrokkene heeft dus inderdaad de dag na het ongeval zijn huisarts bezocht. Deze maakt melding van pijnklachten op cervicaal en thoracaal niveau. 
Bij mijn onderzoek heb ik myogene pijnklachten herkend op lumbaal niveau naar aanleiding van drukpijnlijke paramediane lumbale musculatuur. De pijn op cervicaal en thoracaal niveau van betrokkene betroffen op dat moment een lang traject overeenkomend met het beloop van de musculus erector spinae die ook lumbaal verloopt. (...) 
De lage rugklachten zijn naar mijn mening dus een onderdeel van de pijnklachten waarvoor de heer X de dag na de aanrijding is gezien door de huisarts. Ik merk graag op dat de lage rugklachten waarmee betrokkene zich presenteerde bij mijn onderzoek op 27 juni 2011 in mijn rapport niet in causaal verband gebracht worden met het ongeval. Hieromtrent heb ik opgemerkt in de alinea "Bespreking" dat voor zover deze pijnklachten een ongevalsgevolg waren verondersteld moet worden dat deze binnen enkele weken zouden zijn hersteld. Het persisteren van de klacht mocht naar mijn mening dus niet direct als ongevalsgevolg worden gezien, maar wel als een gevolg van de wijze waarop betrokkene met zijn klacht is omgegaan. 
(...)" 

2.8. Bij beschikking van deze rechtbank van 13 december 2012 is een voorlopig deskundigenbericht gelast, met benoeming van psychiater dr. R.A. Achilles (hierna: Achilles) tot deskundige. Het deskundigenrapport van Achilles d.d. 30 mei 2013 luidt onder meer als volgt: 
"(...) 
Conclusie 
Volgens DSM-IV TR kom ik tot de volgende categorisering: 
As 1: Persoonlijkheidsverandering door de gevolgen van een trauma capitis, apathisch type. Cognitieve stoornis niet anderszins omschreven. Depressieve stoornis, licht, chronisch. (...) 
As 2: Geen aanwijzingen voor het bestaan van een persoonlijkheidsstoornis. 
As 3: Status na een trauma capiris (als gevolg van) hoogenergetisch auto-ongeluk in 2009 (mild traumatic brain injury), 
As 4. Psychosociale en omgevingsfactoren: spanning in de partnerrelatie. ontbrekende dagstructuur. krappe financiële situatie. 
As 5. Algehele beoordeling van het functioneren: GAF-score: 50-60. 

Samenvatting en bespreking 
Het betreft een 47-jarige man die in 2009 een fors auto-ongeluk doormaakte. Hoewel hij daarbij geen direct trauma van het hoofd heeft opgelopen is er natuurlijk wel sprake geweest van een forse coup en contrecoupbeweging van het hoofd, gelet op de forse materiële schade die is ontstaan. Een dergelijk trauma kan een "minimal traumatic brain injury' (mtbi) tot gevolg hebben. (...) Daarnaast is er sprake van een duidelijk depressieve stemming. (...) 
In het onderhavig onderzoek werd geen onderpresteren noch simulatie vastgesteld. Wel wordt inderdaad een (lichte) depressie gezien. (...) 
De gepresenteerde problematiek laat zich het best categoriseren me t"persoonlijkh idsverandering door de gevolgen van een trauma capitis, apathisch type". 
Daarnaast zou eveneens de categorie "cognitieve stoornis niet anderszins omschreven" van toepassing kunnen zijn. Er is eveneens sprake van een lichte depressie, die blijkens de literatuur zeer wel het resultaat kan zijn van het hersentrauma. (...) 

Beantwoording van vragen 
( ... ) 
Medische gegevens 
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van : 
• de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied; 
• de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan. 

Zie hiervoor de desbetreffende paragrafen. 
( ... ) 

Beperkingen 
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand (...) 

Zie hiervoor de desbetreffende paragrafen. 
(...)" 

2.9. Op aanvullende vragen van Allianz heeft Achilles op 15 november 2013 onder meer geantwoord: 
"(...) 
Vraag 1: 
Zoals vermeld legt u aan de persoonlijkheidsveranderingen een mild brain injury ten grondslag. Heeft u hiernaar zelf onderzoek gedaan en het hersentrauma objectief kunnen vaststellen ? 
Het doormaken van een hersentrauma wordt afgeleid uit de beschrijving van het auto-ongeval: dit is een hoog energetische ongeluk geweest, waar bij het optreden van een abrupte acceleratie en deceleratie van het brein uiterst waarschijnlijk is geweest. De vaststelling van dit trauma bezit daarmee dezelfde mate van objectiviteit als de in de literatuur beschreven gevolgen van dergelijke trauma's. 
(...) 
Vraag 3: 
Uit de voorhanden zijnde inforrnatte van de neuroloog en neuropsycholoog volgt dat er in aansluiting aan het ongeval niet kan worden gesproken van een schedelhersenletsel. Kunt u (...) toelichten waarom u, ondanks dit gegeven, toch de diagnose hersentrauma stelt? 
Het is waar dat de neuroloog en neuropsycholoog niet van een schedelhersenletsel hebben gesproken. Dat oordeel komt geheel voor hun rekening en de vraag zou derhalve aan hen moeten worden gesteld. In dil verband moet vastgesteld worden dat zowel de neuroloog als de neuropsycholoog geen blijkt geven van hun bekendheid met de recente literatuur over dit onderwerp. In lijn met de genoemde literatuur ben ik van oordeel dal er zonder meer wel van een hersenletsel moet worden gesproken. 
(...) 
Vraag 8: 
Zien wij het goed, dan gaat u uit van een volledig onvermogen van de heer X om te functioneren. In de beantwoording van de vraag naar de beperkingen verwijst u naar de desbetreffende paragrafen. Uit het rapport maken wij echter niet dat er op dit moment beperkingen kunnen worden aangenomen en in welke mate de heer X in staat moet worden geacht te werken. Kunt u toelichten met welke beperkingen er op basis van uw bevindingen rekening moet worden gehouden? Vloeien deze klachten voort uit het milde depressieve klachtenpatroon of uit de door u aangegeven milde brain injury? 

Een volledig onvermogen van betrokkene om te functioneren is door ondergetekende niet gestipuleerd. Het is duidelijk dat hij een aantal activiteiten nog wel degelijk kan ontplooien, maar wel dat er forse beperkingen zijn. Onderzochte klaagt dat hij met veel dingen niet kan meedoen zoals het ontplooien van activiteit in de huishouding, autorijden en lopen. (...) Hij vergeet veel en zijn concentratie is gedaald. Zelfs boodschappen kan hij niet meer doen. 
Met deze beperkingen moet dus minstens rekening gehouden worden. (...) Zoals (...) aangegeven vertonen de categorieën waaronder de gepresenteerde problematiek kan worden ondergebracht flinke overlap: het is derhalve niet mogelijk om te bepalen of beperkingen het gevolg zijn van een depressief beeld, dan wel van het mtbi. Verder is het zo dat het ontstaan van psychiatrische problematiek zoals bijvoorbeeld een depressie direct gevolg kan zijn van het trauma. (...)" 

2.10. Allianz heeft de rapportages van Achilles (anoniem) ter beoordeling voorgelegd aan psychiater drs. J. W. Peterse, die in zijn rapportage van 16 oktober 2014 onder meer tot de volgende beoordelingen komt: 
"( ... ) 
lV Beschouwing:
De rapportage door expertiseur toont ernstige gebreken. 
Expertiseur stelde een rapportage op waarin essentiële paragrafen en onderdelen ontbreken (psychiatrische. voorgeschiedenis, somatische voorgeschiedenis, bespreking en toelichting van door hem wel aanwezig geachte beperkingen, duiding van de medische informatie die tegenstrijdig is aan zijn eigen bevindingen, gedetailleerd dagverhaal) welke in dergelijke gewichtige rapportages niet mogen ontbreken. Expertiseur heeft uitsluitend het klachtverhaal als basis genomen voor zijn oordeel (...) 
Expertiseur stelt goed beschouwd geen diagnose, classificeert slechts conform de DSM-IV TR. Dit is een omissie. 
Expertiseur classificeert een persocnlijkheidsverandering door een trauma capitis, zonder onderbouwing van deze persoonlijkheidsverandering of degelijk onderzoek naar de huidige persoonlijkheidsstructuur en naar de persoonlijkheid voor het ongeval. Expertiseur relateert de volgens hem te classificeren milde depressie eveneens aan het ongeval (trauma capitis) en vindt daar literatuur bij. Opnieuw wordt hier geredeneerd vanuit de kennelijk vaste overtuiging bij expertiseur dat sprake is van schedelhersenletsel door het ongeval. 
Belangrijkste gebrek in de rapportage is dan ook een degelijke onderbouwing over de kern van zijn eigen conclusie: dat volgens hem wel degelijk sprake is van schedelhersenletsel als gevolg van het ongeval. (...) 
Daarbij moet worden opgemerkt dat het vaststellen van schedelhersenletsel in beginsel tot het expertise-gebied behoort van de neuroloog, niet van de psychiater. (...)" 

2.11.Een bij WINNOCK gestart traject heeft X niet (volledig) afgerond. 

2.12. Tot op heden heeft Allianz een bedrag van in totaal € 61.100,00 aan X uitgekeerd. 

3. Het geschil 
3.1. X vordert - samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van Allianz: 
I. tot betaling van € 304.118,00, te vermeerderen met wettelijke rente, ter zake van de door X over de jaren 2009 tot en met 2014 geleden schade wegens verlies aan verdienvermogen; 
II. tot betaling van € 787.767,00, te vermeerderen met wettelijke rente, ter zake van door X te lijden schade wegens verlies aan verdienvermogen vanaf 1 januari 2015; 
IlI. tot betaling van € 50.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente, aan smartengeld; 
IV. tot betaling van € 9.451,79, te vermeerderen met wettelijke rente, ter zake van door X geleden en te lijden schade wegens verlies aan zelfwerkzaamheid; 
V. tot betaling van € 21.014,87, te vermeerderen met wettelijke rente, aan buitengerechtelijke kosten; 
het voorgaande onder aftrek van de reeds door Allianz aan X betaalde voorschotten; 
VI. om aan X een deugdelijke fiscale garantie te verstrekken, die hem vrijwaart tegen eventuele aanslagen uit box 1 van de Wet op de Inkomstenbelasting en 
VII. tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente. 

3.2. X legt, kort weergegeven, aan zijn vorderingen ten grondslag dat zijn gezondheidsklachten (rugpijn, hoofdpijn, vermoeidheid, aandachts- en geheugenproblemen en een depressie) en beperkingen in casuaal verband staan met het ongeval van 28 april 2009. Als gevolg van de beperkingen is X niet meer in staat om zijn werk als zelfstandig rij-instructeur te verrichten. De daardoor geleden en nog te lijden schade dient Allianz aan X te vergoeden. X vordert daarnaast onder meer betaling van een schadevergoeding wegens verlies aan zelfwerkzaamheid, een smartengeldvergoeding en vergoeding van de buitengerechtelijke kosten . 

3.3. Allianz voert verweer. Zij bestrijdt het bestaan van de door X gestelde klachten en het causaal verband tussen de (gestelde) klachten/beperkingen en het ongeval. 

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

4. De beoordeling 

4.1. De rechtbank stelt voorop dal beide partijen instemmen met de bevindingen en de conclusies van de deskundigen Oosterhuis en Geerlings, zodat bij de verdere beoordeling de betreffende deskundigenrapporten (mede) tot uitgangspunt zullen worden genomen. 

4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat door Geerlings geen neurologische afwijkingen zijn geconstateerd en dat derhalve een medisch substraat voor de door X gestelde klachten ontbreekt. Dit betekent echter niet dat causaal verband tussen de beweerdelijk door X ondervonden klachten en het ongeval om die reden uitgesloten is. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2001 (ECL1:NL:HR:2001:AB2054), waarin de Hoge Raad oordeelde dat, ondanks het ontbreken van een specifieke medisch aantoonbare verklaring voor de klachten, niettemin sprake kan zijn van causaal verband tussen het ongeval en de klachten indien op objectieve wijze kan worden vastgesteld dat de gelaedeerde klachten heeft die reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Anders gezegd, het moet gaan om een plausibel klachten patroon. De rechtbank zal indachtig deze jurisprudentie dan ook eerst beoordelen of sprake is van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten. Aan het bewijs van het bestaan van die klachten mogen geen al te hoge eisen worden gesteld. 

4.3. X heeft onder verwijzing naar de overgelegde (medische) stukken en de rapporten van Geerlings en Oosterhuis onderbouwd dat hij sinds het ongeval kampt met aanvankelijk nekpijn en later rugpijn, hoofdpijn, alsmede cognitieve klachten bestaande uit concentratie- en geheugenproblemen. Vanaf april 2009 heeft X melding gemaakt van diverse pijnklachten waaronder nek- en rugpijn, alsmede aandachts- en concentratieproblemen. X heeft diverse artsen bezocht (het revalidatiecentrum Amsterdam, Stichting Medisch Centrum Jan van Goyen en een fysiotherapeut) en is melding blijven maken van deze klachten. Dat X in zekere mate psychische klachten ervaart is niet in geschil (zie daaromtrent r.o. 4.10. e.v.). Uit de overgelegde medische gegevens blijkt afdoende dat sprake is van een consistent, consequent en samenhangend klachtenpatroon. Ook Geerlings vermeldt in zijn rapport van 17 oktober 2011 "Naar mijn oordeel is er inderdaad sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en bevindingen bij mijn eigen onderzoek en het uitgevoerde aanvullende neuropsychologisch onderzoek". 

4.4. Allianz heeft (onder meer) aangevoerd dat de cognitieve klachten niet plausibel zijn. Het neuropsychologisch onderzoek is niet valide, omdat sprake is geweest van onderpresteren, aldus Allianz. In hetgeen Allianz heeft aangevoerd met betrekking tot de cognitieve klachten en het onderpresteren ziet de rechtbank geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. In het kader van het onderzoek door Oosterhuis worden hoge scores op tests voor onderpresteren gezien. Daaruit kan echter niet de conclusie worden getrokken dat de klachten niet aanwezig of overdreven zijn. Noch in het rapport van Oosterhuis noch in het rapport van Geerlings wordt tot een dergelijke slotsom gekomen. Oosterhuis acht het waarschijnlijk dat de lage prestaties voor een belangrijk deel te verklaren zijn door klachten van pijn en vermoeidheid en depressiviteit. Bovendien heeft Oosterhuis geconcludeerd dat aantoonbaar sprake is van aandachts- en geheugenproblemen en heeft Geerlings in zijn aanvullende rapportage de suggestie van de hand gewezen dat de te lage prestaties door X bewust worden gepresenteerd. Indien er aanwijzingen zouden hebben bestaan dat de klachten voorgewend en overdreven zouden zijn geweest, had het voor de hand gelegen dat de deskundigen niet zonder meer tot voornoemde conclusies zouden zijn gekomen, althans dat zij daarbij een voorbehoud zouden hebben gemaakt. Dat hebben zij niet gedaan. Aldus staan ook de cognitieve klachten vast. 

4.5. Vervolgens dient te worden beoordeeld of er causaal verband bestaat tussen de hiervoor vastgestelde klachten en het ongeval. X stelt zich op het standpunt dat daarvan sprake is. De klachten zijn volgens hem immers aangevangen na het ongeval, terwijl deze vóór bet ongeval niet bestonden, en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt. 

Rugklachten
4.6. De rechtbank is op grond van de overgelegde (medische) stukken van oordeel dat de (lage) rugklachten van X ongevalsgevolg zijn. Uit de overgelegde brief van de huisarts van 23 december 2009 blijkt dat X zich voorafgaande aan het ongeval niet tot de huisarts of een medisch specialist heeft gewend met nek- of rugpijn. Voorts concludeert Geerlings in zijn rapport van 17 oktober 2011 "De lumbagoklachten zijn myogeen van aard en bestaan sedert het ongeval. (...) Het is aannemelijk dat door de bij het ongeval opgetreden beweging van de romp naast myogene pijnklachten van de cervicale wervelkolom ook myogene pijnklachten van de lumbale wervelkolom zijn opgetreden. (...) Voor zover deze pijnklachten een direct ongevalsgevolg waren moet veronderstelt worden dat deze binnen enkele weken zouden zijn hersteld. Het persisteren van de klacht mag niet als direct ongevalsgevolg worden gezien maar wel als een gevolg van de wijze waarop betrokkene met zijn klacht is omgegaan namelijk het volgen van rust. In de aanvullende rapportage merkt Geerlings verder op "De lage rugklachten zijn naar mijn mening dus een onderdeel van de pijnklachten waarvoor de heer X de dag na de aanrijding is gezien door de huisarts. Ik merk graag op dat de lage rugklachten waarmee betrokkene zich presenteerde bij mijn onderzoek op 27 juli 2011 in mijn rapport niet in causaal verband gebracht worden met het ongeval. Hieromtrent heb ik opgemerkt in de alinea 'Bespreking' dat voor zover deze pijnklachten een ongevalsgevolg waren verondersteld moet worden dat deze binnen enkele weken zouden zijn hersteld. Het persisteren van de klacht mocht naar mijn mening dus niet direct als ongevalsgevolg worden gezien, maar wel als een gevolg van de wijze waarop betrokkene met zijn klacht is omgegaan." 

4.7. De rechtbank volgt Allianz niet in haar betoog dat het ongeval tot hooguit tijdelijke rugklachten heeft geleid. Weliswaar, zo volgt uit de rapportages van Geerlings, moeten de rugklachten worden verondersteld binnen enkele weken te zijn hersteld, echter het persisteren van de klacht is een gevolg van de wijze waarop X met de klacht is omgegaan. Bij een onrechtmatige daad als de onderhavige geldt als uitgangspunt dat indien het in de normale lijn der verwachting liggende herstel uitblijft als gevolg van de wijze waarop het slachtoffer met zijn klachten is omgegaan, het uitblijven van dat herstel niettemin als gevolg van het ongeval aan de dader moet worden toegerekend. Voor een (gehele of gedeeltelijke) toerekening aan het slachtoffer is slechts plaats onder bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld indien het slachtoffer zich onvoldoende heeft ingespannen om een bijdrage te leveren aan zijn herstel. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat X zich, binnen zijn mogelijkheden, onvoldoende heeft ingespannen voor zijn herstel. De lage rugklachten worden dan ook aangemerkt als een gevolg van het ongeval. 

Hoofdpijn

4.8. Geerlings heeft in zijn rapportage vermeld dat X als resterende klachten continue aanwezige hoofdpijn meldt. Gezien de drukpijn ter plaatse van de aanhechting van de cervicale musculatuur en gezien de beschrijving van dagelijkse aanwezige hoofdpijn moet deze hoofdpijn volgens Geerlings geduid worden als een myogene spanningshoofdpijn. Gelet op deze omschrijving (met name het verband met de cervicale musculatuur) en het feit dat de klachten voor het ongeval niet aanwezig waren (zo blijkt uit de brief van de huisarts van 23 december 2009) alsmede de omstandigheid dat Allianz geen alternatieve verklaring voor deze klachten heeft aangevoerd, acht de rechtbank de hoofdpijnklachten die X ondervindt een gevolg van het ongeval. 

Cognitieve klachten 

4.9. Oosterhuis heeft in zijn rapportage vermeld dat de aandachts- en geheugenproblemen, gezien de hoge scores op tests voor onderpresteren, moeilijk eenduidig zijn toe te schrijven aan onderliggend cerbraalletsel als gevolg van het ongeval. Volgens Oosterhuis zijn de lage prestaties voor een belangrijk deel te verklaren door klachten van pijn en vermoeidheid en depressiviteit. Geerlings merkt op dat een mogelijke verklaring voor de aandachts- en geheugenproblemen kan liggen in depressiviteit, maar eveneens in vermoeidheid en pijnklachten. De rechtbank. is van oordeel dat het causaal verband tussen de cognitieve klachten en het ongeval voldoende is komen vast te staan. Daarbij acht zij relevant dat X vóór het ongeval dergelijke klachten niet heeft gehad. Uitgaande van de rapportages van Oesterhuis en Geerlings kunnen de door X ervaren klachten niet als direct ongevalsgevolg worden aangemerkt. De klachten zijn een uiting van andere klachten die X ervaart; pijnklachten, vermoeidheid en/of depressieve klachten. Zoals uit het hiernavolgende zal blijken, staat thans niet vast dat de door X gestelde depressieve klachten ongevalsgevolg zijn. Dit staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan het aannemen van het causaal verband tussen de cognitieve klachten en het ongeval, nu uit de rapportages van Oosterhuis en Geerlings niet het beeld naar voren dat de depressieve klachten als enige oorzaak van de cognitieve klachten kunnen worden aangemerkt.

Psychische klachten (depressiviteit) 
4.10. X beroept zich ter onderbouwing van het causaal verband tussen zijn (gestelde) psychische klachten en het ongeval met name op het deskundigenrapport van Achilles. Allianz heeft echter (fundamentele) bezwaren tegen dit rapport aangevoerd en stelt zich, mede onder verwijzing naar de bevindingen van Peterse ( zie LO. 2.10.), op het standpunt dat dit rapport buiten beschouwing moet worden gelaten. 

4.11. De rechtbank stelt voorop dat het deskundigenbericht is uitgebracht nadat de rechtbank dit heeft gelast. De rechtbank zal dan ook het oordeel van de deskundige, die juist vanwege zijn specifieke deskundigheid op een bepaald terrein van het onderzoek is benoemd, niet snel naast zich neerleggen. Van de partij die een dergelijk rapport bekritiseert, mag worden verlangd dat hij zijn stellingen deugdelijk onderbouwt, bijvoorbeeld door een rapport van een andere deskundige in het geding te brengen waarin de conclusies van de benoemde deskundige op overtuigende wijze worden weersproken. Alsdan zullen er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren aangaande de wijze van totstandkoming of de inhoud van het rapport moeten zijn, wil de rechtbank besluiten dat zij een dergelijk rapport naast zich neerlegt. De rechtbank overweegt met inachtneming van deze maatstaf als volgt. 

4.12. De rechtbank deelt de kritiek van Peterse, waarop Allianz zich beroept, dat Achilles geen duidelijke diagnose stelt. Achilles verricht enkel een categorisering volgens de DSM-IV TR. De conclusie "persoonlijkheidsverandering door de gevolgen van een trauma capitis, apatisch type" is naar het oordeel van de rechtbank verder onvoldoende onderbouwd. Volgens Achilles "laat de gepresenteerde problematiek zich het beste als dergelijk categoriseren". Op basis van welke feiten en omstandigheden Achilles tot deze slotsom komt, is niet inzichtelijk gemaakt. Achilles laat na te concretiseren wat de persoonlijkheid van X was voor het ongeval en evenmin wordt de persoonlijkheidsverandering nader geduid. Dit is een gebrek in de rapportage. 
Verder valt op dat bij hel onderdeel Anamnese onder b (de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied en de medische behandeling) door Achilles wordt verwezen naar de desbetreffende paragrafen, echter een dergelijke paragraaf met een beschrijving van de psychiatrische voorgeschiedenis ontbreekt in het rapport. 
Achilles heeft verder, blijkens zijn rapport, kennis genomen van de rapporten van Oesterhuis en Geerlings. Achilles geeft geen verklaring voor de omstandigheid dat in die rapporten niet de conclusie wordt getrokken dat sprake is van schedelhersenletsel, echter dat Achilles wel tot die slotsom komt. De verklaring van Achtlies dat Oesterhuis en Geerlings geen blijk hebben gegeven van bekendheid met recente literatuur over dit onderwerp, acht cle rechtbank niet afdoende. Temeer is echter van belang dat met de conclusie 'minor brain injury ' Achilles buiten zijn vakgebied is getreden. Tot slot verwijst Achilles ten aanzien van de beperkingen (onder g) naar de betreffende paragrafen, welke paragrafen, althans een bespreking van de beperkingen die bestaan bij X, ontbreken. In zijn antwoorden op aanvullende vragen heeft Achilles onder vraag 8 een nadere omschrijving gegeven van de beperkingen. Daarbij is Achilles uitgegaan van het door X gestelde klachtenpatroon; Achilles heeft geen beperkingen vastgesteld die voortvloeien uit klachten die hij (binnen zijn vakgebied) heeft vastgesteld. Vorengenoemde omstandigheden tezamen maken dat naar het oordeel van de rechtbank dermate zwaarwegende bezwaren tegen het rapport van Achilles bestaan dat de rechtbank de conclusies van het rapport van Achilles niet zal overnemen. 

4.13. In het licht van hel voorgaande wordt X derhalve niet gevolgd in zijn stelling dat op grond van het rapport van Achilles in voldoende mate vast staat dat zijn psychische klachten kunnen worden toegeschreven aan het ongeval. Allianz heeft niet bestreden dat X kampt met psychische klachten. Thans staat echter nog niet vast sedert welk moment X die klachten ervaart, welke diagnose daarbij past en of deze klachten ongevalsgevolg zijn. Dit geldt te meer nu Allianz gemotiveerd heeft aangevoerd dat de psychische problematiek moet worden toegeschreven aan de financiële problemen van X, die volgens Allianz ook zouden zijn ingetreden in het geval dat het ongeval niet zou hebben plaatsgehad. 

4.14. De rechtbank heeft behoefte aan nadere deskundige voorlichting en de rechtbank zal daarbij een psychiater benoemen. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich, bij voorkeur eensluidend, bij akte uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en over de aan de deskundige te stellen vragen. De procedure zal daartoe naar de rol worden verwezen. 

Beperkingen en vervolg procedure 
4.15. Vaststaat dat de rugklachten en de cognitieve klachten die X ondervindt, ongevalsgerelateerde klachten zijn. Vervolgens dient te worden vastgesteld tot welke beperkingen deze klachten hebben geleid. Geerlings heeft aan de rugklachten en de klachten op cognitief gebied diverse beperkingen verbonden (onder h van zijn rapport van 17 oktober 2011). Die beperkingen worden als uitgangspunt genomen. Ter bepaling van het geclaimde verlies aan verdienvermogen en zelfwerkzaamheid dient verder te worden bezien wat de gevolgen zijn van de ongevalsgerelateerde beperkingen voor de arbeidssituatie en de zelfwerkzaamheid. De rechtbank heeft ook op dit punt behoefte aan deskundige voorlichting en overweegt dat zij voornemens is daartoe een verzekeringsgeneeskundige te benoemen die een beperkingen- en belastbaarheidsprofiel kan opstellen, waarop vervolgens een arbeidsdeskundige zijn onderzoek kan baseren. Eerst echter dient de psychiatrische rapportage te worden opgesteld. Alvorens een verzekeringsdeskundige wordt benoemd, dient immers vast te komen staan of ook op psychiatrisch vlak ongevalsgerelateerde beperkingen bestaan. 

Zwarte inkomsten

4.16. De omvang van de schade staat op dit moment niet vast. Voor zover aan de zijde van X sprake mocht zijn van een verlies aan verdienvermogen, overweegt de rechtbank wel reeds het volgende. X betoogt dat een aanzienlijk deel van zijn inkomsten bestond uit niet fiscaal verantwoorde omzet (zwarte inkomsten). Ook de door het ongeval gederfde zwarte inkomsten, aldus X, dienen door Allianz aan hem te worden vergoed. 

4.17. Het is aan X om te stellen en te bewijzen dat hij zwarte inkomsten genereerde en wat de hoogte was van die inkomsten. X doet ter onderbouwing van de zwarte inkomsten een beroep op de agenda's over de jaren 2004 tot en met april 2009, welke door hem in het geding zijn gebracht en die X heeft laten analyseren door het NRL. Allianz voert daartegen aan dat de agenda's inconsistenties bevatten. Zij verwijst naar een in haar opdracht door Pott Expertise uitgevoerd onderzoek. In die expertise staat onder meer dat de agenda's die in 2006 door de Belastingdienst zijn gecontroleerd andere agenda's zijn ofwel dat die nadien zijn bijgewerkt. Op de data en tijdstippen waarop volgens het boekenonderzoek van de Belastingdienst geen rijlessen of examens stonden vermeld, staan in de agenda's thans wel rijlessen vermeld. Verder is er relatief veel doorgekrast en is er sprake van handschriften die van elkaar verschillen. Dit lijkt te duiden op gezamenlijk gebruik van de leswagen dan wel op latere toevoegingen, aldus het rapport van Pott Expertise. 

4.18. X heeft niet concreet weersproken dat de agenda's die door de Belastingdienst zijn gecontroleerd, verschillen van de agenda's die in het geding zijn gebracht. Evenmin heeft X weersproken dat in de agenda's relatief veel is doorgekrast. Voor deze verschillen heeft X geen concrete verklaring gegeven, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. De rechtbank is van oordeel dat dusdanig kan worden getwijfeld aan hetgeen in de agenda's is vermeld dat zij die buiten beschouwing zal laten. Dat brengt met zich dat niet is komen vast te staan dat X in de periode vanaf 2004 zwarte inkomsten heeft gegenereerd. De rechtbank passeert het door X gedane bewijsaanbod om een handschriftdeskundige de agenda's nader te laten analyseren. Immers, niet is bestreden dat de Belastingdienst agenda's met een (deels) andere inhoud heeft gecontroleerd. Reeds dit gegeven maakt dat grote vraagtekens kunnen worden gezet bij hetgeen in de agenda's is opgenomen. Daar komt bij dat in de agenda 's relatief veel is doorgekrast, hetgeen een aanwijzing oplevert dat in de agenda's wijzigingen/toevoegingen zijn aangebracht. Veronderstellenderwijs ervan uitgaand dat een handschriftdeskundige tot de conclusie komt dat alleen X in de agenda's heeft geschreven, kan dat er dan ook niet meer toe leiden dat de rechtbank alsnog tot het oordeel komt dat aan de hand van de agenda's kan worden geconstateerd dat X zwarte inkomsten heeft gehad. De slotsom is dat met dergelijke inkomsten geen rekening zal worden gehouden. 

Slotsom
4.19. De zaak wordt naar de rol verwezen voor het nemen van akten zoals omschreven in r.o. 4.14. Gelet op het feit dat Allianz de aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend en de kosten die zijn verbonden aan het inschakelen van de deskundige in beginsel kunnen worden gekwalificeerd als kosten ter vaststelling van de omvang van de schade, zal de rechtbank bij het tussenvonnis waarin de deskundige zal worden benoemd bepalen dat Allianz het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige zal dienen te voldoen. 

4.20. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. 

5. De beslissing 

De rechtbank 

5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 januari 2017 voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld in r.o. 4.14;

5.2. houdt iedere verdere beslissing aan. 

Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M. James-Pater, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2016. 

Met dank aan mr. J.F. Roth, SAP Letselschade Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.