Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Nederland 181016

Rb Noord-Nederland 181016

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2017/rb-noord-nederland-181016

vonnis 

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND 

Afdeling Privaatrecht 
Locatie Assen 

zaak-/rolnununer: 4454668 \ CV EXPL 15-7144 

vonnis van de kantonrechter van 18 oktober 2016 

in de zaak van 

X
hierna te noemen: X, 
wonende te <adres>, 
eisende partij, 
gemachtigde: mr. M.A. Pasma, 

tegen 

De besloten vennootschnp P. Bam Infra B.V., tevens h.o.d.n, BAM Infra Regio Noordoost Wegen, 
hierna te noemen: Bam Infra, 
gevestigd te 8019 AB Zwolle, Willemsvaart 21, 
gedaagde partij, 
gemachtigde: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, 

De procedure 

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 22 december 2015, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. 

1.2 Ter uitvoering van dit tussenvonnis is op 4 maart 2016 een comparitie na antwoord gehouden. Daarvan is een proces-verbaal gemaakt dat bij de stukken zit. Ter voorbereiding op de comparitie heeft Bam Infra bij brief van 12 februari 2016 producties ingestuurd (waaronder een USB-stick). 

1.3 Vervolgens hebben partijen nog de volgende (proces- )stukken ingediend: 
- een brief van 17 maart 2016 van X over het proces-verbaal; 
- een conclusie van repliek van X ter rolle van 3 mei 2016; 
- een conclusie van dupliek van Bam lnfra ter rolle van 31 mei 2016; 
- een brief met één productie van Bam Infra van 28 juli 2016; 
- een akte uitlating productie van X van 16 augustus 2016. 

1.4 Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vonnis zal wijzen. 

De vaststaande feiten 

2.1 De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties. 

2.2 X, geboren op 6 december 1966, is op 12 november 1984 bij BAM Wegen BV (thans: BAM infra regio Noordoost wegen DV), in dienst getreden als machinist kleefmachine. Op 22 december 2011 is X arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van - niet werkgerelateerde - overspauningsklachten, Per 2 april 2012 was X weer voor 50% hersteld en is hij op therapeutische basis aan het werk gegaan in de werkplaats van Bam Infra te Tynaarlo. Eind april 2012 werkte X weer zes uur per dag en de verwachting was dat hij in de loop van mei/juni 2012 weer volledig in zijn eigen werk als machinist kleefmachine zou kunnen hervatten. 

2.3 Op 2 mei 2012 is X een ongeval overkomen in de werkplaats van Bam Infra in Tynaarlo. Hij was samen met een collega, A, belast met het onderhoud van een minikraan, waarvan de lagers in de looprollen moesten worden vervangen. X had samen met A de looprollen al van de kraan afgehaald, waarna alleen de lagers nog moesten worden verwijderd. Daartoe werden de looprollen in een bankschroef geplaatst en werd met een sokkentang geprobeerd de borgplaat los te draaien waarna de lagers vrij zouden komen. De borgplaat zat echter vast. X moest met zijn volle gewicht aan de sokkentang hangen. Plotseling schoot de borgplaat los, X verloor zijn evenwicht en draaide door het wegvallen van de tegendruk achterover terwijl zijn (geschoeide) linkervoet vast op de grond bleef staan. X heeft hierdoor een gecompliceerde enkelbreuk opgelopen. Het ongeval is niet gezien door A of door de leidinggevende van de werkplaats, B. 

2.4 Bam Infra heeft het ongeval gemeld bij de Arbeidsinspectie (Inspectie SZW). Bij brief van 8 mei 2012 heeft de Arbeidsinspectie bericht dat zij geen aanleiding ziet tot een onderzoek en dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. X is hiervan op de hoogte gesteld. 

2.5 De AVP-verzekeraar Allianz NL van Bam Infra heeft een toedrachtonderzoek laten doen door Andriessen Expertise, Op basis van dat onderzoek heeft Allianz NL aansprakelijkheid afgewezen. De ongevallenverzekering van Bam Infra heeft een bedrag van € 3.000,00 netto uitgekeerd aan X. 

2.6 X is als gevolg van dit letsel inmiddels 57% blijvend arbeidsongeschikt verklaard en ontvangt per 6 augustus 2014 een WIA-uitkering. Zijn blijvende (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voor eigen werk heeft er toe geleid dat Bam Infra een ontslagaanvraag heeft ingediend. Bam Infra heeft het dienstverband met X per 23 januari 2015 met toestemming van het UWV opgezegd. 

2.5 X heeft Bam Infra bij brief van 21 augustus 2014 aansprakelijk gesteld. Bij brief van 25 augustus 2014 heeft Bam Infra aansprakelijkheid afgewezen. 

De vordering en het verweer, samengevat en zakelijk weergegeven 

3.1 X vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: 
1) Bam Infra zal veroordelen tot de vergoeding van alle materiële en immateriële schade die X lijdt en nog zal lijden ten gevolge van het hem overkomen ongeval op 2 mei 2012, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; 
2) X zal veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, alles tevens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum ongeval, voor zover mogelijk, indien deze kosten niet zijn voldaan binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis. 
X beroept zich voor zijn vordering op de vaststaande feiten en stelt daartoe nog het volgende. 

3.2 Bam Infra is in haar zorgplicht tekortgeschoten. Die zorgplicht geldt in de eerste plaats ten aanzien van de werkzaamheden die worden verricht op de in art. 1 lid 3 aanhef en onder g. Arbeidsomstandighedenwet omschreven 'arbeidsplaats'. De zorgplicht houdt in dat de werkgever voor het verrichten van arbeid zodanige (veiligheids-)maatregelen treft en aanwijzingen geeft als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van de werkzaamheden schade lijdt. Dit volgt ook uit de Richtlijn 90/269/EEG betreffende de minimum veiligheids- en gezondheidsrisico's voor het manueel hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor werknemers. De werkgever is op grond van art. 5 van de Arbeidsomstandighedenwet bovendien verplicht om een Risico-inventarisatie en evaluatie (hierna: RI&E) op te maken. Daarvan is in de onderhavige zaak niet gebleken. X was belast met het onderhoud van een minikraan. Zogenaamde 'toolboxmeetings' heeft X ooit wel bijgewoond voor zijn werkzaamheden als machinist kleefmachine, maar voor het werk in de werkplaats werden er geen 'toolboxmeetiugs' gehouden. Deze werkzaamheden behoorden niet tot zijn reguliere werkzaamheden. Het losschieten van de borgplaat of -moer was niet onvoorzienbaar. Op grond van de zorgplicht is de werkgever voorts verplicht om, indien het treffen van voorzieningen ter voorkoming van gevaar niet goed mogelijk is, te instrueren en te waarschuwen ter voorkoming van het realiseren van gevaar. Het is hierbij de werkgever die rekening moet houden met het algemene ervaringsfeit dat ook in het werk ervaren en met de desbetreffende werkomstandigheden bekende werknemers niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten. Er is geen sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. X merkt op dat de bemoeienis van de Arbeidsinspectie zich beperkt heeft tot het registreren en beoordelen van de melding door Bam Infra; er is geen nader onderzoek gedaan, X is niet gehoord. Het toedrachtonderzoek door Andriessen Expertise is onvolledig; ook daarin is X niet gehoord. 

3.3 Bam Infra heeft verweer gevoerd met als conclusie afwijzing van de vordering. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. 

3.4 In mei 2012 was X aan het re-integreren vanwege niet werkgerelateerde burn-out klachten. Zodoende verrichtte hij werkzaamheden in de werkplaats van Bam Infra te Tynaarlo, In deze werkplaats worden kleine machines onderhouden, schaftketen geverfd en schoonmaakwerkzaamheden verricht. Bam Infra betwist dat gebruik is gemaakt van kruipolie om de borgplaat los(-ser) te krijgen. Bij vastzittende metalen wordt gebruik gemaakt van verhitting. De voor verhitting benodigde middelen (snijbrander met kop om gerichte verhitting te creëren) waren in de werkplaats aanwezig. Er zijn geen getuigen van de val van X. De heer B, leidinggevende werkplaats, was ten tijde van het voorval boven in het kantoor en is er nadien bijgehaald. De heer A hoorde ineens materiaal vallen, inclusief de val van X, maar het voorval zelf heeft hij niet zien gebeuren. De Inspectie heeft vastgesteld dat het ongeval is aan te merken als een ongelukkige samenloop van omstandigheden die door Bam Infra noch door X voorkomen had kunnen worden. Het standpunt van de Inspectie is destijds aan X medegedeeld. X heeft toen tegen dit standpunt geen bezwaar gemaakt. X stelt dat het toedrachtonderzoek door Andriessen Expertise onvolledig is geweest, omdat X niet is gehoord. Of en in hoeverre het rapport er anders uit zou hebben gezien wanneer X zou zijn gehoord, wordt niet uiteengezet. Evenmin wordt aangegeven in welk opzicht er onjuistheden zouden staan in het rapport van Andriessen Expertise. De werkzaamheden die X voorafgaand aan het voorval verrichtte, bestonden uit het losdraaien van een onderdeel met een sokkentang. X had ervaring met deze werkzaamheden; hij had al eerder looprollen uit elkaar gehaald. Aan deze voor X gebruikelijke en eenvoudige werkzaamheden is geen specifiek en evident gevaar verbonden. Aan het voorgaande doet niet af dat er geen RI&E zou zijn opgesteld. Een RI&E draait immers om het inventariseren van mogelijke gevaren die daadwerkelijk een risico van een zekere omvang opleveren voor het veilig kunnen uitvoeren van de werkzaamheden. Eerst dan dienen door de werkgever maatregelen te worden genomen. Een RI&E uit 2012 heeft Bam Infra niet kunnen vinden; wel uit 2013. Uit deze RI&E blijkt dat er ten aanzien van deze werkplaats geen bijzondere risico's zijn gesignaleerd. De arbeidsmiddelen die X gebruikte, waren deugdelijk. De Richtlijn 90/269/EEG betreffende de minimum 
veiligheids- en gezondheidsrisico's voor het manueel hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor werknemers mist toepassing nu deze ziet op een 'last' anders dan de werkzaamheden die X deed. 

De beoordeling 

4. In deze zaak staat vast dat X een ongeval is overkomen op de werkplek tijdens het uitvoeren van de aan hem opgedragen werkzaamheden. Op grond van art. 7:658 lid 2 BW volgt daaruit dat Bam Infra moet aantonen, ofwel de stelplicht, de bewijslast en het bewijsrisico heeft dat zij aan haar zorgplicht van art. 7:658 lid 1 BW heeft voldaan. Met art. 7:658 lid I BW is echter niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen. Deze bepaling verplicht de werkgever voor het verrichten van arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verwacht hangt af van de omstandigheden van het geval. De zorgplicht kan - ter structurering - worden onderscheiden in: 
1) veiligheidsmaatregelen, onder te verdelen in geschreven normen zoals het Arbobesluit (deugdelijke arbeidsmiddelen, veilige werkplek) en ongeschreven normen zoals de zogenaamde Kelderluik-criteria (kenbaarheid van de risico's, te verwachten onoplettendheid werknemer en de bezwaarlijkheld van de te nemen voorzorgsmaatregelen); 
2) instructies of aanwijzingen; 
3) toezicht. 

5. In grote lijnen staat vast hoe het ongeval is gebeurd; er zijn echter geen getuigen geweest. Op ondergeschikte punten zijn partijen het niet eens over hoe het ongeval heeft plaats gevonden, zoals het gebruik van kruipolie. of X gevallen is of niet en waar de sokkentang precies is geplaatst. (Overigens heeft de heer C van Bam Infra ter comparitie verklaard dat wel vaker olie werd gebruikt.) De kantonrechter acht deze punten niet van doorslaggevend belang. Als vaststaand neemt de kantonrechter aan dat X veel kracht heeft uitgeoefend op de sokkentang en daarmee op de borgplaat of borgmoer, deze heeft plotseling meegegeven waardoor X zijn evenwicht verloor, achterover is gevallen of gedraaid en als gevolg van deze beweging een fractuur in zijn enkelgewricht heeft opgelopen.


6.1 Voor wat betreft de veiligheidsmaatregelen heeft Bam lnfra gesteld dat de arbeidsmiddelen (bankschroef, sokkentang. de werkplek, kleding en schoeisel) deugdelijk en in goede staat waren. X heeft naar het oordeel van de kantonrechter geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel moeten leiden. De gebruikte middelen waren geschikt voor het doel, te weten het losdraaien van een borgmoer. De kantonrechter merkt hierbij op dat niet de rupskraan het arbeidsmiddel was. 

6.2 De kantonrechter is niet gebleken dat uit de Richtlijn 90/269/EEG betreffende de minimum veiligheids- en gezondheidsrisico's voor het manueel hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor werknemers meer of andere verplichtingen voortvloeien dan op grond van de Arbeidsomstandighedenwet, meer bepaald art. 5.1 tot en met 5.6, zijn gegeven. Daarbij betrekt de kantonrechter dat met 'last' volgens de Bijlage I van de Richtlijn kennelijk is gedoeld op een andere dan waarvan in dit geval sprake is. 

6.3 De kantonrechter gaat er verder vanuit dat er geen RI&E was in 2012 nu Bam Infra die niet heeft kunnen overleggen. Het enkele feit dat uit de R1&E 2013 niet blijkt dat er ten aanzien van deze werkplaats bijzondere risico's zijn gesignaleerd, betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat deze er in 2012 niet waren. X heeft onweersproken gesteld dat er ná zijn ongeval niet meer op deze wijze een looprol is opengemaakt. Dat kan hebben uitgemaakt voor de RI&E van 2013. De kantonrechter is voorts van oordeel dat de werkwijze om met een sokkentang een looprol open te maken wel degelijk risico's voor de werknemer meebracht. Dit moge ook blijken uit de film die Bam Infra hierover heeft gemaakt (in het geding gebracht met de USB-stick). X heeft gesteld, niet weersproken door Bam Infra, dat hij met zijn volle gewicht aan de sokkentang moest hangen omdat de borgplaat zo vast zat. Dit betekent hoe dan ook een belasting voor zijn rug en romp en het risico op wegglijden of eventuele andere risico's. Dat X ervaring had met deze werkzaamheden, doet hieraan niet af. Er had dus een RI&E moeten zijn met betrekking tot deze werkwijze. Dit betekent evenwel niet automatisch dat Bam Infra in haar zorgplicht tekort is geschoten. Bam Infra kan ook in dat geval aan haar aansprakelijkheid ontkomen door aan te tonen dat een risico-inventarisatie die aan de daaraan te stellen eisen voldeed, het ongeval niet zou hebben voorkomen (Hoge Raad, NJ 2004, 177). De kantonrechter komt hier later op terug. 

6.4 Met betrekking tot art. 7 Arbeidsomstandighedenwet overweegt de kantonrechter het volgende. Uit dit artikel vloeit voort, dat voor het onderhoud aan mobiele arbeidsmiddelen meestal een specifieke deskundigheid is vereist. X heeft aangevoerd dat hij niet over dergelijke deskundigheid beschikte. Met Bam Infra is de kantonrechter echter van oordeel dat voor het losdraaien van een borgplaat geen specifieke deskundigheid is vereist ook al betreft dit een onderdeel van een mobiel arbeidsmiddel. De werkzaamheden waren eenvoudig van aard en konden met eenvoudige middelen als een bankschroef en sokkentang worden gedaan. 

6.5 Verder overweegt de kantonrechter dat niet is gebleken dat de re-integratie enige rol speelde. X heeft ter comparitie verklaard dat de burn-out geen rol heeft gespeeld bij het ongeval. Hij zat lekker in zijn vel en zou net die week weer volop beginnen. 

6.6 Aan het standpunt van de Arbeidsinspectie hecht de kantonrechter overigens geen overwegende betekenis nu deze geen onderzoek heeft verricht maar uitsluitend is afgegaan op de melding. 

7. Voor wat betreft de ongeschreven regels gaat het om de kenbaarheid van de risico's, de te verwachten onoplettendheid werknemer en de bezwaarlijkheld van de te nemen voorzorgsmaatregelen. 
De kantonrechter deelt de stelling van X dat het losschieten van de borgplaat of -moer niet onvoorzienbaar was. De kantonrechter acht het een algemeen bekend ervaringsfeit dat wanneer met veel kracht wordt geprobeerd een moer los te draaien, deze plotseling mee kan geven of los kan schieten. Het was dus een voor Bam Infra kenbaar risico, of het behoorde aan haar kenbaar te zijn. Dat Bam Infra hiervoor expliciet heeft gewaarschuwd, is niet gebleken. Echter, dit risico was voor X kenbaar, zoals hij heeft verklaard ter comparitie: "Ik wist wel dat het los kon schieten". Uit zijn verklaring blijkt ook dat X niet onoplettend heeft gehandeld. Hij verklaart immers: "We waren redelijk rustig met aandraaien. Je probeert het op gevoel te doen. Beetje bij beetje heen en weer, zodat de roest loskomt.". Daarbij komt dat X al vaker met de bankschroef en de sokkentang onderdelen had losgedraaid en dus ervaring had. Voorzorgsmaatregelen zijn hiertegen naar het oordeel van de kantonechter niet te treffen, behalve voorzichtig aandraaien en beetje bij beetje proberen, zoals X volgens zijn verklaring heeft gedaan. Gelet op het feit dat X al vaker met de bankschroef en de sokkentang spullen had losgedraaid, en daarbij kennelijk geen ongevallen zijn opgetreden, hoefde van Bam Infra niet als voorzorgsmaatregel te worden verlangd dat zij in plaats van te reviseren nieuwe looprollen zou kopen. 

8. Voor wat betreft de instructies of aanwijzingen overweegt de kantonrechter het volgende. X heeft aangevoerd dat hij van Bam Infra geen instructies heeft gekregen en dat hij en zijn collega's het maar moesten uitzoeken (conclusie van repliek, randnummer 4). Het risico van losschieten van de borgmoer was voorzienbaar en Bam Infra wist ook dat X kracht moest uitoefenen, aldus X verder (conclusie van repliek, rand nummer 1 l). Voorts zijn er geen tootboxmeetings gehouden. Bam Infra heeft een en ander betwist en gesteld dat X een ervaren kracht was voor deze werkzaamheden. Tijdens de winterperiodes is X in voorgaande jaren steeds ingezet om onderhoudswerkzaamheden te doen, waaronder onderhoud aan looprollen van machines. X wist heel goed hoe hij dit moest doen. Het betrof in dit geval eenvoudige werkzaamheden in een normale situatie in een werkplaats. Er was geen specifiek en evident gevaar. Bam Infra hoeft de werknemer niet te waarschuwen voor elkaar denkbaar gevaar; het gaat om redelijke instructies. Een instructie op dit punt zou niet tot ander handelen hebben geleid en toolboxmeetings zijn niet verplicht, aldus Bam Infra. De kantonrechter overweegt als volgt. 

9. Ter comparitie heeft X verklaard dat hij vaker met een bankschroef en een sokkentang heeft gewerkt; het was echter de eerste keer met een lager, aldus X. Voorts heeft X ter comparitie het volgende verklaard, voor zover hier van belang: 
"(...) 
Dhr. X: 
In overleg met B (lees: B;ktr.) heb ik de looprol geprobeerd los te krijgen, zodat de lagers vervangen konden worden. 
( ... ) 
Ik wist wel dat het los kon schieten. Ik weet niet waarom hel deze keer fout ging. We waren redelijk rustig met aandraaien. Je probeert het op gevoel te doen. Beetje bij beetje heen en weer, zodat de roest loskomt. Ik ben niet eerder op deze manier achteruit gevallen. Ik heb niet het vermoeden dal de burn-out een rol heeft gespeeld bij het ongeval. Ik zal lekker in mijn vel en ik zou net die week weer volop beginnen. Wij kregen geen toolboxmeeting in de werkplaats. 
( ... ) 
Mr. K.M. Volker: 
Er was niet zozeer sprake van een taalboxmeeting. De standaardpraktijk is dat iedereen in de ochtend bij elkaar komt om de werkzaamheden te bespreken. Waar nodig kan uitleg worden verkregen. Daarna ga je aan het werk. Met vragen kun je naar de leidinggevende. Gebruikelijk is dat bij de koffie besproken wordt hoe de werkzaamheden verlopen 
Dhr. X: 
Zoals mr.Volker het beschrijft, klopt ongeveer. Er wordt inderdaad besproken wie wat gaat doen. Een dag van te voren - vanaf omstreeks 15:00 uur - wordt bekeken wat we de dag erna gaan doen De dag voor het ongeval is besproken dat we één looprol erof zouden halen en los zouden maken om te bekijken hoe deze precies in elkaar zit. Ik heb toen de looprol in de bankschroef gezet met de gedachte dat er dan niks kon gebeuren omdat hij vast zat. (...)

10. Uit wat in overweging 9. is geciteerd, blijkt dat er geen toolboxmeetings werden gehouden. Dit blijkt ook uit het rapport van Andriessen Expertise op p. 4 bij punt k. Toolboxmeetings zijn gericht op de veiligheid van de arbeidsplek. Weliswaar kwam men iedere ochtend bij elkaar kwam om de werkzaamheden te bespreken en werd er waar nodig uitleg gegeven, maar daaruit volgt niet dat is gekeken naar de veiligheid of de risico's op het werk of dat in dat verband instructies of aanwijzingen werden gegeven. Bam Infra heeft ook niet met zoveel woorden gesteld dat er in 2012 of daarvóór is gekeken naar de risico's in de werkplaats in Tynaarlo. 

11. Op grond van art. 7:658 BW en de Arbeidsomstandighedenwet dient de werkgever de gevaren op de werkplek te onderzoeken en vervolgens daartegen die maatregelen te nemen die naar de stand van de wetenschap en de techniek op dat moment in redelijkheid van hem kunnen worden verwacht. Daaronder valt ook het op een zodanige manier waarschuwen dat dit ook redelijkerwijze effect kan sorteren. Deze verplichting vindt onder meer gestalte in een RI&E. Zoals al is overwogen, was er geen R1&E ten tijde van het ongeval. Op Bam Infra rust dan de stelplicht, de bewijslast en het bewijsrisico dat bij een R1&E die aan de daaraan te stellen eisen voldeed, het ongeval niet zou zijn voorkomen. Zoals de kantonrechter in punt 
6.3 al heeft overwogen, bracht de werkwijze om met een sokkentang een looprol open te maken wel degelijk risico's mee voor de werknemer. Dit moge ook blijken uit de film die Bam Infra hierover heeft gemaakt (in het geding gebracht met de USB-stick). Op deze film is te zien dat de werknemer, door met zijn volle gewicht de sokkentang naar zich toe te trekken of daaraan te 'hangen', zijn evenwicht kan verliezen en achterover kan vallen. Daarbij is het losschieten van de borgplaat of -moer een voorzienbare omstandigheid waarmee rekening moet worden gehouden. Door de toegepaste werkhouding - in de uitgebeelde situatie met het linkerbeen voor -is het verliezen van het evenwicht een voorzienbaar risico dat zoveel mogelijk vermeden moet worden omdat de werknemer daarmee de controle verliest over zijn situatie. Bam Infra heeft niet heeft gesteld of aannemelijk gemaakt dat zij dit heeft onderzocht en of dit met een andere werkhouding- bijvoorbeeld het rechterbeen voor - of met hulpmiddelen had kunnen worden ondervangen. Dit had in een RI&E onderzocht moeten worden. Nu deze ontbreekt, is het causale verband tussen het ontbreken van een RI&E en het ongeval niet uitgesloten. Anders verwoord: Bam Infra heeft niet aangetoond dat met een Rl&E die aan de eisen voldoet het ongeval niet had kunnen worden voorkomen. Het geven van instructies over een veilige werkhouding behoort tot de verantwoordelijkheid van de werkgever. Dat X ervaring had, doet hieraan niet af. Ook een ervaren werknemer kan, wanneer hij geen goede instructies of aanwijzingen krijgt, een verkeerde handelwijze toepassen die risico's voor hem meebrengt. Het is aan de werkgever om die instructies te geven en er op toe te zien dat die worden nageleefd, Dat in dit geval de risico's zijn onderzocht, laat staan dat daartoe instructies zijn gegeven, dan wel dat er op is toegezien dat die werden nageleefd is gesteld noch gebleken. 

12. Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat Bam Infra is tekort geschoten in haar zorgplicht. De kanronrechter zal de vorderingen van X toewijzen. 

13. De kantonrechter zal Bam Infra als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten, zoals hierna bij de beslissing is vermeld. De kantonrechter rekent € 250,00 per punt volgens het liquidatietarief kanton . 

De beslissing 
De kantonrechter: 
veroordeelt Bam Infra tot vergoeding van alle materiële en immateriële schade die X lijdt en nog zal lijden ten gevolge van het hem overkomen ongeval op 2 mei 2012, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; 

veroordeelt Bam Infra tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van X begroot op € 94,19 voor de dagvaarding, € 221,00 voor het vastrecht en € 875,00 aan salaris gemachtigde; 
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2016

Met dank aan mr. M.A. Pasma, AbelnPasma advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.