Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 130320

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBOVE-130320

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Enschede

Zaaknummer: 8227722 \ EJ VERZ 19-323 (pm)

Beschikking van de kantonrechter van 13 maart 2020

in de zaak van

[ verzoeker] ,
wonende te [ woonplaats ] ,
verzoeker, hierna te noemen [ verzoeker] ,
gemachtigde: mr. L.M.V. Douwes,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ verweerster] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [ vestigingsplaats ]
verweerster, hierna te noemen [ verweerster] ,
gemachtigde: mr. R.S. Ariëns.

1.
De procedure

1.1.
[ verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend - ontvangen op 1 7 december 2019 - ingevolge artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met 17 producties.

1.2.
[ verweerster] heeft een verweerschrift ingediend - ontvangen op 17 februari 2020 - met 5 producties.

1.3.
Het verzoek is behandeld op 24 februari 2020 waar [ verzoeker] is verschenen, bijgestaan door mr. Douwes. Namens [ verweerster] zijn de heren X (bedrijfsleider) en Y (bedrijfsjurist) verschenen, bijgestaan door mr. Ariëns. Van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. Mr. Douwes heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die aan het dossier zijn toegevoegd. Door [ verzoeker] zijn tijdens de mondelinge behandeling voorts twee foto's in het geding gebracht, waarvan een kopie aan [ verweerster] is verstrekt. Ook deze foto's zijn toegevoegd aan het dossier.

1.4.
De beschikking is -bij vervroeging- bepaald op vandaag.

2.
De feiten

2.1.
[ verweerster] is een aannemingsbedrijf dat zich bezig houdt met burgerlijke- en utiliteitsbouw en de bouw van infrastructurele werken.

2.2.
In opdracht van de [... Ziekenhuis ] Groep heeft [ verweerster] vanaf januari 2016 een nieuw ziekenhuis gebouwd, te weten het [... Ziekenhuis ] [ vestigingsplaats ] . Dit ziekenhuis is op 26 maart 2018 door [ verweerster] opgeleverd.
Het ziekenhuis is deels onderkelderd en vier laags opgebouwd.

2.3.
Op het werk maakte [ verweerster] gebruik van eigen werknemers en van ingeleend personeel, onder meer via het uitzendbureau Haldu Groep (hierna: Haldu). Via Haldu werd onder meer [ verzoeker] ingehuurd. [ verzoeker] was vanaf 11 april 2016 werkzaam op het project. Naast [ verzoeker] werd ook de heer A (hierna: A ) ingehuurd. [ verzoeker] en A waren werkzaam als (all round) timmerman. Een leerling timmerman, de heer B (hierna: B ) assisteerde bij hun werkzaamheden. Namens [ verweerster] werkte de heer C (hierna: C ) als hoofduitvoerder op dit project.

2.4.
Onderdeel van de werkzaamheden van [ verzoeker] en A betrof het dichtmaken van sparingen in de verdiepingsvloeren. Deze sparingen waren aanwezig ten behoeve van de doorvoer van installatiewerken. Nadat die waren geplaatst, dienden de sparingen te worden
gedicht door houten balken in de sparingen aan te brengen en daarover heen een houten plaat te leggen.

2.5.
Na deze werkzaamheden een aantal weken te hebben uitgevoerd, waren [ verzoeker] en A aangekomen bij één van de laatst dicht te zetten sparingen. Dit betrof een sparing in het plafond boven de begane grond verdieping. De situatie ter plaatse was afwijkend ten
opzichte van de andere sparingen. Het verschil was er in gelegen dat er een ruimte op de begane grond moest worden vergroot. Door het noodzakelijkerwijs verplaatsen van een muur ontstond er een grotere sparing in het plafond. Die ruimte was dichtgemaakt met een stuk gipsplaat (hierna ook wel 'het gipsen plafond' genoemd). Onder de gipsplaat was een kast gemaakt. Zowel de sparing als het gipsen plafond was op de eerste verdieping afgezet met houten leuningen en een rood-wit afzetlint.

2.6.
Op 12 januari 2017 heeft [ verzoeker] zich samen met A op het gipsen plafond begeven. De houten leuning die diende als afzetting hadden zij verwijderd en zij hadden een houten plaat over het gipsen plafond gelegd. [ verzoeker] en A zijn die dag omstreeks 11.00 uur, met het gipsen plafond, circa drie meter naar beneden gevallen. A heeft hier geen letsel aan overgehouden. [ verzoeker] heeft blijvend letsel opgelopen aan zijn rug, linkerenkel, voet en grote teen.

2.7.
Op 11 februari 2017 heeft [ verzoeker] [ verweerster] als materiële werkgever in de zin van artikel 7:658 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk gesteld.

2.8.
[ verweerster] is voor aansprakelijkheid verzekerd bij Allianz Global Corporate & Speciality (hierna: Allianz).

2.9.
Op 16 maart 2017 heeft de gemachtigde van [ verzoeker] , naar aanleiding van een met A gevoerd telefoongesprek, onder meer het volgende aan A gemaild:
"( ... ) Ten aanzien van de werkinstructies vertelde u mij dat u zich niet kunt herinneren dat iemand gezegd zou hebben dat het plafond niet belopen mocht worden. U vertelde daarbij dat het niet mogelijk was om de sparing vanaf de onderzijde te dichten; door de locatie van de sparing (in een hoek) was de plek niet goed bereikbaar met een hoogwerker. Er was dus geen andere mogelijkheid om de klus uit te voeren van de bovenkant/zijkant. [ verzoeker] , ktr.) en u hebben hier verder geen instructies over gekregen. ( ...) ",

A heeft de gemachtigde van [ verzoeker] teruggemaild dat zijn verklaring, op één schrijffout na, correct is weergegeven.

2.10.
Op 28 maart 2017 heeft de gemachtigde van [ verzoeker] , naar aanleiding van een met B gevoerd telefoongesprek, onder meer het volgende aan B gemaild:
"( ... ) Kort voor het ongeval had ook jij het plafond belopen ( ... ).
Alvorens op het plafond te gaan lopen heeft (A , ktr.) de draagkracht nog getest door erop te gaan springen en de houwopruimer had er ook overheen gelopen ( ... ).
Jij vertelde me dat jij geen instructie hebt gekregen om niet op het plafond te lopen.( ... )
 ".

B heeft de betreffende e-mail een paar uur later aan de gemachtigde van [ verzoeker] teruggestuurd.

2.11.
Op 24 maart 2017 heeft Allianz BosBoon Expertise (hierna: BosBoon) opgedragen om onderzoek te doen naar de toedracht van het ongeval op 12 januari 2017.
Op 26 april 2017 heeft BosBoon een rapport uitgebracht, waarin zij onder meer het volgende vermeldt:
"(: . .)
Verklaring
Tijdens mijn gesprek met de heer Van Veggel (bedrijfsleider bij [ verweerster] , ktr.) en de
heer C . heb ik het onderstaande vernomen.
( ... )
De situatie bij de onderhavige sparing. waarbij het ongeval heeft plaatsgevonden, was afwijkend van de andere sparingen. Vanwege de afwijking heeft de heer C twee dagen voor het ongeval de heren mondeling erop gewezen niet op de gipsplaat, die deels in de sparing lag, te gaan staan. Ook heeft hij hun uitgelegd hoe zij de werkzaamheden het beste konden uitvoeren.

De situatie was afwijkend omdat 1 van de ruimtes op de begane grond moest worden vergroot. Dit is gebeurd door een muur te verplaatsen. Door het verplaatsen van deze muur is een grotere sparing ontstaan in het plafond. De extra ruimte die ontstond is dichtgemaakt door middel van een gipsplaat. Dit gips is enkele maanden daarvoor gestort en was nog niet geheel droog.

Omdat deze gipsplaat niet beloopbaar was is de situatie afgezet door middel van houten leuningen op de verdiepingsvloer en daarnaast nog met rood-wit gestreept lint.

Onder de gipsplaat was een kast gemaakt. De heer C gaf aan dat het de bedoeling was dat de heren vanaf de begane grond met behulp van een rolsteiger het gat in het plafond dienden dicht te maken. Dit was de gebruikelijke werkwijze die ze bij alle eerdere sparingen al hadden toegepast. Vanwege de aanwezigheid van de gipsen muur/kast, konden ze bij 1 zijde van de sparing komen. Ze hadden erbij geleund door om de kast heen te gaan en dan de houten balken vast te schroeven. Dit was de meest veilige oplossing geweest. De heren hebben er echter voor gekozen om dat niet te doen, maar besloten van bovenaf te gaan werken. [ verzoeker] is daarbij over de houten leuningen geklommen. Vermoedelijk omdat hij wist dat de gipsplaat hem niet kon dragen heeft hij samen met collega A een houten plaat over de gipsplaat gelegd en daarop is hij gaan staan. Toen beide heren aan dezelfde kant van de plaat zijn gaan staan kon deze plaat het gewicht niet dragen en vielen zowel de heer A als [ verzoeker] met plaat en al naar beneden.
( ... )

De heer C gaf aan dat betrokkene als geen ander wist dat hij niet op de gipsplaat kon lopen. De werkzaamheden konden prima van bovenaf uitgevoerd worden. Ze konden er naar zijn mening dan inderdaad eenvoudiger bij. Het plafond had dan echter met behulp van stempels stevig gemaakt moeten worden. Dat hebben de heren niet gedaan. ( ... ) "

2.12.
Bij het rapport van BosBoon is als bijlage 4 een verklaring van A gevoegd, die luidt:
"Door een paar factoren heeft dit ongeval plaats kunnen vinden,
Het gips was nat (dus erg broos) en er is geen onderstempeling aangebracht,
([ verzoeker] en een Leerling) zijn gaan kijken, maar hebben geen maatregelen getroffen om het plafond te versterken.
Toen heb ik ( A ) besloten om een plaat underlayment op het gips te leggen, om zo de druk te verdelen over de liggers in hetpafond (omdat het gips nat/broos was)
Tot op zekere hoogte was dit ook voldoende, totdat [ verzoeker] en ik op dezelfde kant aan het werk waren, dat deed de druk op één plaats toenemen, waardoor het plafond/vloertje naar beneden viel.
Bij nader onderzoek, bleek dat de hoofd-drager van het 'metal-stud' plafond niet was doorgeschroeft in de staanders van de wand die zich onder het plafond bevond.
Maar om een lang verhaal kort te maken, [ verzoeker] en ik, hadden moeten aangeven het op een andere manier te doen (we hebben tenslotte beide VCA). ( ... )
 "

2.13.
De Inspectie SZW van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de Inspectie SZW) heeft naar aanleiding van de melding van de gemachtigde van [ verzoeker] d.d. 16 februari 2017, een onderzoek ingesteld naar het ongeval dat op 12 januari 2017
heeft plaatsgevonden. In dat kader zijn [ verzoeker] , A en C als getuigen gehoord.
Op 13 juni 2018 heeft I-laan onder meer het volgende verklaard tegenover de Inspectie SZW:
"( ... )
Situatie ongeval
V: Hoe is het ongeval gebeurd?
A: Ik stond samen met twee andere collega 's op een gipsen plafond waar we een houten plaat over heen gelegd hadden. We wilden de sparing daarnaast dicht/eggen met baddingen en underlaymend platen. Opeens zakte ik met een collega door het gipsen plafond. Dit gebeurde omstreeks 11.00 uur. We hadden daarvoor al op dit plafond gestaan. De uitvoerder had gezegd dat het plafond wel beloopbaar was.
( ... )
Arbeidsplaats
Het ongeval heeft plaats gevonden op een bouwplaats.
V: Welke instructies waren er over hoe deze arbeidsplaats veilig te betreden/veilig te verlaten/op een veilige manier daar werkzaamheden te verrichten?

A: We hebben het besproken met de uitvoerder, (C , ktr.). Hij vertelde ons dat het plafond beloopaar was.
( ... )
V.. Wat waren de risico's van de werkzaamheden waarbij het ongeval gebeurde?
A: De sparing was afgezet met leuningen om het risico op valgevaar weg te nemen. We hadden een leuning weggehaald omdat we juist bij de sparing moesten werken. Ik had wel de beschikking over een valharnas, maar die kon nergens aan vast gemaakt worden. Ook was het niet mogelijk om onder de sparing een steiger op te bouwen, er was te weinig ruimte.
V: Wat was volgens u de juiste manier om op deze arbeidsplaats de werkzaamheden veilig uit te kunnen voeren?
A: De mannen van safe hadden eerst de vloer die de sparing maakte in de betonvloer weggehaald. Deze houten vloer was onderstempeld. Na deze werkzaamheden moesten wij de vloer dichtleggen voor verdere werkzaamheden. Wij wisten niet beter dan dat het plafond beloopbaar was. Hoe dit had gemoeten zonder dat we op het plafond konden lopen weet ik niet.
V.. Welke veiligheidsmaatregelen waren genomen ten tijde van het ongeval?
A: Ik had zelf een rood-wit lint om de sparing gespannen om te voorkomen dat anderen onbewust deze plaats zouden kunnen betreden.
( ... )
Toezicht
( ... )
V. Op de dag van het ongeval. Had de toezichthouder voordat de werkzaamheden startten, gecontroleerd of de arbeidsplaats voorzien was van alle benodigde veiligheidsvoorzieningen?
A: Ja Erwin was die ochtend langsgelopen.
( ... )
Overig
( ... )
V: Waren door [ verweerster] de risico's van uw werkzaamheden op een andere manier geïnventariseerd?
A: Dat weet ik niet, we hebben gesproken met de uitvoerder over hoe we deze sparing dichtgelegd moest worden, omdat we er zo moeilijk bij konden.
( ... )
V: Hoe kan volgens u een soortgelijk ongeval in de toekomst worden voorkomen?
A: Een steiger vanuit de kelder opbouwen had geholpen.
( ... ) 
"

Op 15 juni 2018 heeft A onder meer het volgende verklaard tegenover de Inspectie SZW:
"( ... )
Situatie ongeval
( ... )
V: Wat kunt u mij vertellen over wat het slachtoffer vlak voor, tijdens en/of na het ongeval heeft gedaan?
A: Wat moesten een balklaag aanbrengen in een grote sparing. Deze sparing zat op de eerste verdieping, de eerste bouwlaag. In deze sparing zat deels een plafond. Er staat mij iets bij dat het een beloopbaar plafond was. Het had daarvoor veel geregend. Ik had aan [ verzoeker ] gevraagd om onder dit plafond stempels aan te brengen. Kennelijk heeft hij dit niet gedaan. Ik ging er vanuit dat hij dit gedaan had.
( ... )
V: Wat is de gebruikelijke manier van werken voor de werkzaamheden die het slachtoffer verrichtte?
A: Dit was een bijzondere sparing omdat er voor een deel een plafond in zat. Bij andere sparingen was dit niet zo en werkten wij van onderen af met een rolsteiger.
( ... )

Arbeidsplaats
Het ongeval heeft plaats gevonden op een bouwlocatie
V: Welke voorlichting en instructies had u gekregen over het dichtleggen van deze sparing waarbij het ongeval gebeurd is?

A Ik weet dat niet precies meer, we moesten de sparingen dichtleggen. Volgens mij is verteld om in de kleine sparing een rolsteiger neer te zetten zodat wij een L-ijzers konden aanbrengen.
V: Wie had deze instructies gegeven?
A: De uitvoerder.
V: Was het slachtoffer hiervan op de hoogte?
A: Ja, wij waren samen.
V: Hoe hadden volgens u de werkzaamheden veilig uitgevoerd kunnen worden?
A Met stempels en baddingen. Het plafond aan de onderkant stutten.
( ... )
Overig
V: Wist u dat het plafond niet mandragend was?
A: Achteraf denk ik van niet, maar ik vertrouwde het niet helemaal, dit omdat het gips was en daar kon je door een trappen, maar met de stempels er onder zou dan niet de heleboel naar beneden komen. ( ... ) "

Op 27 juni 2018 heeft C onder meer het volgende verklaard tegenover de Inspectie SZW:
"(. .. )
V: Wat kunt u mij vertellen over wat de heer [ verzoeker] vlak voor, tijdens en/of na het ongeval heeft gedaan?
A: Ik wist dat ze bezig zouden gaan met het dichtleggen van deze sparing. De dag ervoor had ik met de heer A en [ verzoeker] besproken hoe dat dat zou kunnen. Er moest een L- profiel in aangebracht worden. Dat kon door gebruik te maken van een rolsteiger, zoals ze ook de voorgaande sparingen gedaan hadden. In deze sparing zat echter aan een zijde een plafond. We hebben besproken om dan overhands gaten in het L-profiel te boren, vanaf de rand. Of het plafond te onder stempelen. De andere zijden waren geen probleem, daar kon men gemakkelijk vanaf de rolsteiger werken. Ik heb nog gezegd dat het plafond niet beloopbaar was.
( ... )
V: Welke veilige werkwijze was voorgeschreven voor het dichtleggen van sparingen?
A: Met behulp van een rolsteiger. En we hadden de dag van te voren besproken om eventueel van bovenaf boren of stempels met baddingen onder het plafond te zetten. ( ... )
"

Op 25 juli 2018 heeft [ verzoeker] telefonisch het volgende verklaard tegenover de Inspectie SZW:
"De heer C zegt in zijn verklaring:
"Ik wist dat ze bezig zouden gaan met het dichtleggen van deze sparing. De dag ervoor had ik met de heer A en [ verzoeker] besproken hoe dat dat zou kunnen. Er moest een L- profiel in aangebracht worden. Dat kon door gebruik te maken van een rolsteiger. zoals ze ook de voorgaande sparingen gedaan hadden. In deze sparing zat echter aan een zijde een plafond. We hebben besproken om dan overhands gaten in het L- profiel te boren, vanaf de rand. Of het plafond te onder stempelen. De andere zijden waren geen probleem, daar kon men gemakkelijk vanaf de rolsteiger werken. Ik heb nog gezegd dat het plafond niet beloopbaar was
. "

V: Wat is uw reactie hierop?
A: Ik had wel gedacht dat hij dit zou zeggen. Hij heeft het niet met ons besproken. Hij heeft
ook ons niet verteld hoe wij het moesten uitvoeren. --
De heer A zegt in zijn verklaring:
"Ik had aan Wubbo gevraagd om onder dit plafond stempels aan te brengen. Kennelijk heeft hij dit niet gedaan. Ik ging er vanuit dat hij dit gedaan had"
V: Wat is uw reactie hierop?
A: Zijn eerste verklaring was een heel andere verklaring. Deze heeft mijn letselschade advocaat in haar bezit. ( ... )
 "

2.14
Door de arbeidsinspecteur is geconstateerd dat overtredingen zijn gepleegd ingevolge de Arbeidsomstandighedenwetgeving. De arbeidsinspecteur heeft op grond hiervan een boeterapport opgemaakt op 3 oktober 2018. De korte omschrijving van de overtreding in het rapport luidt: "Er werd arbeid verricht waarbij valgevaar bestond zonder dat daar een veilige werkvloer aangebracht was. En de werkgever heeft dit ongeval niet gemeld" In het rapport staat vermeld dat dit een overtreding oplevert van artikel 16, tiende
lid, van de Arbeidsomstandighedenwet juncto artikel 3.16, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, alsmede artikel 9, eerste lid, Arbeidsomstandighedenwet.

2.15
Op 21 januari 2019 is [ verweerster] door de Inspectie SZW geïnformeerd over haar voornemen om aan [ verweerster] een bestuurlijke boete op te leggen. [ verweerster] heeft daarop van de aan haar geboden gelegenheid gebruik gemaakt om haar zienswijze hierover kenbaar te maken.

2.16.
Bij beschikking van 17 september 2019 heeft de Inspectie SZW besloten om de boete te matigen tot € 0,00, omdat zij van oordeel is dat de geconstateerde overtreding (van artikel 3.16, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit) in dit concrete geval niet aan
[ verweerster] verwijtbaar is. Op pagina 5 van deze beschikking is omtrent de vraag of door [ verweerster] adequaat is geïnstrueerd het volgende vermeld: "(. .. ) Uit het boeterapport en de afgelegde verklaringen blijkt dat voorafgaande aan de werkzaamheden door uitvoerder C samen met het slachtoffer en zijn collega de heer A is gesproken over de uit te voeren werkzaamheden. Uit de twee afgelegde verklaringen blijkt dat is besproken om overhands gaten in het L-profiel te boren of het plafond te onderstempelen. De andere zijden waren geen probleem daar kon me met de rolsteiger werken. Het slachtoffer heeft ook verklaard dat de wijze van werken is besproken met de uitvoerder C . Voor mij staat dan ook vast dat adequaat is geïnstrueerd hoe deze werkzaamheden veilig konden worden uitgevoerd ( ... ) "

3.
Het geschil

3 .1.
[ verzoeker] verzoekt de kantonrechter -samengevat- om te beslissen:
- dat [ verweerster] aansprakelijk is voor het hem op 12 januari 2017 overkomen arbeidsongeval en het daarbij ontstane letsel en gehouden is de daaruit voor hem voortvloeiende materiële en immateriële schade te vergoeden, te vermeerderen met rente;
- dat [ verweerster] aan [ verzoeker] € 7.500,00 dient te vergoeden ter zake een eerste voorschot op de immateriële schade, te vermeerderen met rente;
- dat [ verweerster] aan [ verzoeker] € 20.000,00 dient te vergoeden ter zake een eerste voorschot op de materiële schade, te vermeerderen met rente;
- dat de kosten van deze procedure begroot dienen te worden op € 5.079,10 respectievelijk € 6.310,40, indien een verweerschritft wordt ingediend; en [ verweerster ] te veroordelen in de betaling van deze kosten, vermeerderd met het verschuldigde griffierecht.

3.2.
[ verweerster] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek van [ verzoeker] . [ verweerster] verzoekt de kantonrechter om geen kostenveroordeling uit te spreken.

3.3.
Op wat partijen aan hun verzoek respectievelijk verweer ten grondslag hebben gelegd zal hierna - voor zover van belang - nader worden ingegaan.

4.
De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat artikel 7:658 lid 4 BW van toepassing is en [ verweerster] als materiële werkgever van [ verzoeker] dient te worden aangemerkt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of [ verweerster] aan haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid I BW heeft voldaan.

4.2.
Ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW is een werkgever jegens een werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 van dit artikel opgenomen zorgplicht is nagekomen. In artikel 7:658 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever verplicht is de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

4.3.
Artikel 7:658 BW beoogt volgens vaste rechtspraak geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen (HR 12 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3129). Welke (veiligheids)maatregelen van
de werkgever mogen worden verlangd, hangt af van de omstandigheden van het geval, waarbij als uitgangspunt geldt dat de werkgever rekening moet houden met het ervaringsfeit dat werknemers niet altijd de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten
(HR 13 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7355).

4.4.
Niet in geschil is dat er ten aanzien van de sparing waarin een gipsplaat was aangebracht, sprake was van een bijzondere situatie, die afwijkend was ten opzichte van de andere sparingen die [ verzoeker ] en A moesten dichten. Zoals de Inspectie SZW heeft
vastgesteld en [ verweerster] tijdens de mondelinge behandeling van dit deelgeschil ook heeft erkend, was de gipsplaat geen veilige werkvloer. Bij het uitvoeren van werkzaamheden op deze plaat was valgevaar aanwezig en dat gevaar heeft zich verwezenlijkt toen [ verzoeker] en A zich samen op de gipsplaat hebben begeven.

4.5.
[ verweerster] stelt aan haar zorgplicht te hebben voldaan, doordat zij vlak voor het ongeval deugdelijke, op het vorenbedoelde valgevaar toegesneden, instructies heeft gegeven.
Tijdens een onderhoud waarbij C , [ verzoeker] , A en B aanwezig waren, zou C [ verzoeker] , A en B hebben verteld dat de gipsplaat niet beloopbaar was en dat de sparing dichtgemaakt moest worden door vanaf een rolsteiger vanaf de onderliggende verdieping een L-profiel in de sparing aan te brengen. Van deze instructie zou zijn afgeweken, aldus [ verweerster] .

4.6.
Ter onderbouwing van haar stelling verwijst [verweerster ] naar de interne melding die C op 16 januari 2017, vier dagen na het ongeval, heeft gemaakt. Deze luidt, voor zover hier van belang:
"( ... )
globale situatieschets:
Op een niet beloopbaar deel van de schacht gaan werken en hier doorheen gezakt. De schacht was afgezet met leuningen. Deze is hij voorbij gegaan. De ploeg was gewaarschuwd dat het aanwezige gips niet draagkrachtig was.

( ... )
voorafgaande werkzaamheden

Werkvloer aanbrengen in schacht. De werkwijze is: van onderuit, op een rolsteiger.

( ... )
hoofdoorzaak
Zich op een zeer gevaarlijke locatie begeven, in strijd met de mondelinge instructie.

Overtreding arbeidsinspectie geïnformeerd
Nee"

4.7.
Voorts verwijst [ verweerster] naar de verklaring die C heeft afgelegd op 13 april 2017 in het kader van het toedrachtonderzoek door BosBoon. Deze verklaring is niet als bijlage bij het rapport van BosBoon gevoegd, maar door [ verweerster] overgelegd als
productie 4 en luidt, voor zover hier van belang:
"( ... ) [ verzoeker] kreeg van mij de opdracht om deze sparingen te dichten, samen met leerlingtimmerman de heer B. Voorafgaand aan de werkzaamheden heb ik hen instructies gegeven. Ik heb hen uitgelegd dat de sparingen dichtgemaakt moesten worden door er houten balken in aan te brengen waarop een houten plaat gelegd moest worden. Ik heb hen uitgelegd dat de werkzaamheden met behulp van een rolsteiger uitgevoerd moesten worden, vanaf de onderliggende verdieping. Deze rolsteiger moet op de verdiepingsvloer worden gezet en met behulp van deze steiger konden de medewerkers veilig aan de slag.

Het ging in totaal om 22 schachten. De instructies heb ik ongeveer drie weken voor het ongeval-gegeven en sindsdien waren de drie medewerkers bezig met het dichten van deze sparingen. Zij waren bijna klaar met de opdracht. Tijdens het dichtmaken van een van de laatste sparingen ging het mis. De situatie bij deze sparing was afwijkend van de andere sparingen.

De situatie was afwijkend omdat een klein deel van de schacht al voorzien was van een vloer, deze was gemaakt van gipsplaat en stalen c-profielen. Dit gips is enkele weken daarvoor aangebracht. Omdat deze gipsplaat niet beloopbaar was is de situatie afgezet door middel van houten leuningen op de verdiepingsvloer en daarnaast nog met rood-wit gestreept lint.

Vanwege deze afwijkingen heb ik, ik meen twee dagen voor het ongeval, de heren mondeling nadere instructies gegeven, Ik heb hen erop gewezen dat het gipsen deel niet beloopbaar was. Onder de gipsplaat was een kast gemaakt. Ik heb de drie heren uitgelegd dat ze vanaf de begane grond met behulp van een rolsteiger het gat in het plafond dienden dicht te maken. Dit was de gebruikelijke werkwijze die ze bij alle eerdere sparingen al hadden toegepast. Vanwege de aanwezigheid van de gipsen muur/kast, konden ze slechts bij 1 zijde van de sparing komen. Ze hadden erbij gekund door om de kast heen te gaan en dan de houten balken vast te schroeven. Dit was de meest veilige oplossing geweest.

De heren hebben er echter voor gekozen om dat niet te doen, maar hebben besloten van bovenaf te gaan werken. [ verzoeker] en de heer A zijn daarbij over de houten afzetting geklommen. Omdat zij wisten dat gipsplaat hen niet kon dragen hebben zij een houten plaat over de gipsplaat gelegd en zijn daar beide op gaan staan. Toen beide heren aan dezelfde kant van de plaat zijn gaan staan kon deze plaat het gewicht niet dragen en vielen zowel de heer A als [ verzoeker] met plaat en al naar beneden. ( ... )

Ik vind de gekozen werkwijze onbegrijpelijk. De werkwijze wijkt af van de instructies die ik heb gegeven. De twee heren zijn bewust over een houten afzetting geklommen. Zij wisten als geen ander zij niet op de gipsplaat konden lopen.

Er was een mogelijkheid om de werkzaamheden van bovenaf uit te voeren. Omdat dit een minder veilige methode was heb ik ze hierover niet geïnstrueerd Van bovenaf konden ze er wellicht wat eenvoudiger bij. Het plafond had dan echter met behulp van stempels stevig gemaakt moeten worden. Dat is niet gebeurd Dit is wel door hen onderzocht, maar niet nodig gevonden. Dit geeft aan dat het duidelijk was dal de gips niet beloopbaar was. ( ... ) "

4.8.
Ook verwijst [ verweerster] naar de verklaring van A , die als bijlage 4 bij het rapport van BosBoon is gevoegd. Uit het toedrachtsonderzoek door BosBoon en de afgelegde verklaringen blijkt volgens haar dat [ verzoeker] duidelijke instructies had gekregen over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden diende uit te voeren. [ verweerster] wijst ook nog op de beschikking van de Inspectie SZW van 17 september 2019, waarbij is besloten om aan [ verweerster] geen boete op te leggen, omdat zij er alles aan zou hebben gedaan om het ongeval te voorkomen en een goede invulling zou hebben gegeven aan haar zorgplicht.

4.9.
[ verzoeker] betwist de stellingen van [ verweerster] . Volgens [ verzoeker] heeft [ verweerster] hem niet geïnstrueerd om het gipsen plafond niet te betreden. Meerdere medewerkers zouden zich op het gipsen plafond hebben begeven, zonder dat er werd ingegrepen. [ verzoeker] verwijst naar de verklaring die hij ten overstaan van de Inspectie SZW heeft afgelegd. Hieruit volgt dat C hem zou hebben verteld dat het gipsen plafond beloopbaar was. [ verzoeker] verwijst voorts naar de verklaringen die A en B tegenover zijn gemachtigde zouden hebben afgelegd. Volgens [ verzoeker] is het opvallend dat C verklaart dat hij zou hebben gewezen op het gevaar van het betreden van het gipsen plafond, terwijl uit de verklaringen van [ verzoeker] , A en B blijkt dat dit niet het geval is. [ verzoeker] wijst er ook op dat C in 2018 anders heeft verklaard tegenover de Inspectie SZW dan hij in 2017 deed in het kader van het onderzoek door BosBoon.
C verklaarde immers in 2017 tegenover BosBoon: "Er was een mogelijkheid om de werkzaamheden van bovenaf uit te voeren. Omdat dit een minderveilige methode was heb ik ze hierover niet geïnstrueerd." en in 2018 tegenover de Inspectie SZW: "En we hadden de dag van te voren besproken om eventueel van bovenaf te boren of stempels met baddingen onder het plafond te zetten. " [ verzoeker] voert voorts aan dat de werkwijze zoals [ verweerster] die stelt te hebben voorgeschreven, geen uitvoerbare werkwijze was bij deze afwijkende sparing. Voor een rolsteiger was onvoldoende ruimte en het gipsen plafond was te groot om overheen te kunnen reiken, aldus [ verzoeker] .

4.10.
Het antwoord op de vraag of [ verweerster] al dan niet heeft voldaan aan haar zorgplicht, hangt af van de inhoud van de instructies die zij heeft gegeven met betrekking tot (het dichten van) de sparing waarin de gipsplaat was aangebracht. De bewijslast en het bewijsrisico ten aanzien hiervan liggen bij [ verweerster] .

4.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [ verzoeker] de stelling van [ verweerster] , dat zij [ verzoeker] heeft geïnstrueerd om bet gipsen plafond niet te betreden en om vanaf een rolsteiger vanaf de onderliggende verdieping de betreffende sparing te dichten door een L-profiel aan te brengen, voldoende gemotiveerd betwist. [ verweerster] zal haar stelling dan ook dienen te bewijzen.

4.12.
Blijkens de parlementaire geschiedenis dient de deelgeschilrechter af te wegen of de investering in tijd, geld en moeite opweegt tegen het belang van de vordering en de bijdrage die de beslissing aan het tot stand komen van een minnelijke regeling kan leveren. In beginsel leent deze procedure zich dan ook niet voor bewijslevering, omdat dit onherroepelijk een extra investering in tijd, moeite en geld met zich brengt. In het onderhavige geval ziet de bewijsopdracht echter slechts op één vraag. Dit betreft dan ook een overzichtelijke, en dus geen uitvoerige en evenmin complexe, bewijskwestie. Naar het oordeel van de kantonrechter staat een bewijsopdracht in dit geval dan ook niet in de weg aan de ratio van de deelgeschilprocedure. [ verweerster] zal derhalve op de navolgende wijze worden toegelaten tot bewijslevering.

4.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.
De beslissing

5.1.
laat [ verweerster] toe te bewijzen dat zij [ verzoeker] heeft geïnstrueerd om het gipsen plafond niet te betreden en om vanaf een rolsteiger vanaf de onderliggende verdieping de sparing met het gipsen plafond te dichten door een L-profiel aan te brengen,

5.2.
bepaalt dat [ verweerster] uiterlijk op 27 maart 2020 schriftelijk dient aan te geven of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,

5.3.
bepaalt dat [ verweerster] , indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,

5.4.
bepaalt dat [ verweerster] , indien zij getuigen wil laten horen, de namen van de te horen getuigen moet opgeven,

5.5.
bepaalt dat partijen op 27 maart 2020 schriftelijk 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) kunnen opgeven voor de drie maanden volgend op deze datum, waarna datum en tijdstip van het mogelijke getuigenverhoor zullen worden bepaald,

5.6.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van het getuigenverhoor zelfstandig zal bepalen, alsmede dat het getuigenverhoor zou kunnen worden bepaald op een verhinderdag, indien partijen bij hun opgave meer dan 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) hebben opgegeven,

5.7.
bepaalt dat het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald,

5.8.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. A.M.S. Kuipers in het gerechtsgebouw te Enschede aan de Molenstraat 23,

5.9.
indien [ verweerster] getuigen wenst te horen, wordt er op gewezen dat er bij het oproepen van de getuigen rekening mee moet worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 45 minuten duurt,

5.10.
de namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven,

5.11.
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

5.12.
houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.

Met dank aan mevrouw mr. L. Douwes, Slot Letselschade voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBOVE-130320