Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 220920-1

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/GHARL-220920 1

beschikking

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.261.024
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 462172)

beschikking van 22 september 2020

in de zaak van

de naamloze vennootschap Allianz Benelux N.V., handelend onder de naam Allianz Schadeverzekering,
gevestigd te Brussel, België,
mede kantoorhoudende te Rotterdam,
verzoekster in hoger beroep,
verzoekster in eerste aanleg,
hierna: Allianz,
advocaat: mr. N.C. Haase,

tegen:

[ verweerster ] ,
wonende te [ woonplaats ] ,
verweerster in hoger beroep.
verweerster in eerste aanleg.
hierna: [ verweerster ] ,
advocaat: mr. I.H.T. van Beekhuizen.

1.
Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een beroepschrift (met producties), ingekomen op 5 juni 2019;
- een verweerschrift van 21 augustus 2019;
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling namens Allianz toegezonden producties 14 tot en met 16;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.

1.2
De mondelinge behandeling (een gezamenlijke behandeling van zaaknummer 200.131.130 en de onderhavige zaak) heeft op 23 juni 2020 plaatsgevonden. [ verweerster ] is in persoon verschenen, vergezeld van de heer [ X ] , tolk, en bijgestaan door haar advocaat. Allianz is eveneens verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Daarnaast was aanwezig psychiater prof. dr. [ Y ] , deskundige.

2.
De beoordeling

2.1
In deze zaak gaat het om het verzoek van Allianz om een voorlopig deskundigenbericht door een psychiater te bevelen. De rechtbank Midden-Nederland heeft bij beschikking van 6 maart 2019 het verzoek van Allianz tot benoeming van een psychiater afgewezen omdat er op gezamenlijk verzoek van partijen reeds op 4 januari 2018 een psychiatrisch rapport is opgesteld door prof. dr. [ Y ] (hierna: [ Y ] ) over de gevolgen van het ongeval voor [ verweerster ] op psychiatrisch gebied van 14 november 2011 dat door de verzekerde van Allianz is veroorzaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat, anders dan door Allianz was aangevoerd, het rapport van [ Y ] voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een voorlopig deskundigenonderzoek op basis van de wet, zodat het verzoek afstuit op de goede procesorde. De rechtbank heeft het verzoek om die reden afgewezen.

2.2
Allianz is het niet eens met de beschikking van de rechtbank en heeft bij beroepschrift van 5 juni 2019 beroep ingesteld. Zij verzoekt het hof, samengevat, om de beschikking te vernietigen en één van de vier door haar genoemde psychiaters als deskundige te benoemen die de overgelegde IWMD-vraagstelling ter beantwoording krijgt voorgelegd. Allianz stelt dat zij zwaarwegende en steekhoudende bezwaren heeft tegen het rapport van [ Y ] . Onderbouwd met een rapport van 16 mei 2018 en een brief van 9 april 2019 van haar eigen deskundige, psychiater [ Z ] , voert Allianz drie bezwaren aan, namelijk dat [ Y ] ten onrechte tot de diagnose komt van een situationele fobie bij [ verweerster ] en onvoldoende duidelijk differentiaal diagnostische overwegingen heeft beschreven, 2) zeer relevante pre-existente psychiatrische aandoeningen bij [ verweerster ] onvoldoende heeft meegewogen in zijn eigen diagnostiek met betrekking tot de huidige klachten en 3) onvoldoende heeft benoemd en heeft meegewogen dat er duidelijke aanwijzingen zijn voor aggraveren en simuleren en dat er vele discrepanties zijn in het door [ verweerster ] gepresenteerde klachtverhaal en ziektegeschiedenis. Het rapport van [ Y ] voldoet daarmee niet aan de daaraan te stellen eisen van een deskundigenrapport, aldus Allianz, waardoor zij haar proceskansen niet goed kan inschatten. Haar verzoek moet om die reden worden toegewezen.
[ verweerster ] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek.

2.3
Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in alt, 202 lid 2 Rv kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over feiten en omstandigheden die voor de beslissing van een geschil relevant kunnen zijn. Zij kan aldus beter beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. De rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat:
- het verzoek in strijd is met de eisen van een goede procesorde,
- van de bevoegdheid dit verzoek te doen misbruik wordt gemaakt (bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten),
- het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.

2.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de wijze waarop het rapport van [ Y ] tot stand is gekomen, voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De bezwaren van Allianz richten zich enkel op de inhoud van het rapport van [ Y ] . Het hof volgt Allianz echter niet in die bezwaren.

2.5
Dat [ Z ] tot een andere diagnose komt dan [ Y ] , betekent nog niet dat de diagnose van [ Y ] niet juist is of niet op juiste wijze tot stand is gekomen. De psychiatrie vormt geen exacte wetenschap en tijdens de mondelinge behandeling heeft [ Y ] overtuigend toegelicht dat het persoonlijk contact met de onderzochte voor het onderzoek (waaronder de diagnose) zeer belangrijk is en dat hij daarbij mede op basis van ervaring en daardoor opgebouwde professionele intuïtie te werk gaat, terwijl [ Z ] zijn diagnose enkel baseert op de schriftelijke stukken en [ verweerster ] niet zelf heeft kunnen zien en spreken. Ook heeft [ Y ] toegelicht dat de DSM V-criteria geen checklist vormen voor dit soort gevallen (waarbij voor ieder criterium een kruisje moet kunnen worden gezet), maar als gereedschap zijn bedoeld voor behandelaars om een juiste behandeling te bepalen.
[ Y ] heeft bovendien in zijn rapport beschreven en ter zitting nogmaals toegelicht dat aan de belangrijkste criteria wel degelijk wordt voldaan door [ verweerster ] . Dat volgens [ Z ] niet aan alle criteria van de DSM-classificatie is voldaan, rechtvaardigt naar oordeel van het hof daarom niet zonder meer de conclusie dat een onjuiste diagnose is gesteld of dat deze op onjuiste wijze tot stand is gekomen. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat [ Y ] in zijn rapport de beperkingen van [ verweerster ] heeft aangemerkt als lichte beperkingen door daaraan (slechts) een functieverliespercentage van 5% toe te kennen.
[ Y ] heeft ter zitting daarover toegelicht dat het niet zo is dat [ verweerster ] in het geheel geen contact met onbekenden aankan, maar dat zij niet structureel in een situatie moet worden gebracht waarin zij met onbekenden moet omgaan. Dat blijkt ook uit het rapport
(p. 15) waarin [ Y ] schrijft: "( ... ) dat betrokkene niet moet worden blootgesteld aan de noodzaak zich zonder begeleiding op onbekende plaatsen te begeven of meer dan oppervlakkig contact te leggen met voor haar onbekende mensen. " en uit het antwoord van [ Y ] op vraag 3 van de medisch adviseur van Allianz (rapport, p. 18). Dat [ verweerster ] een paar keer naar Turkije is gereisd (waar hij een zoon had wonen) en daarbij met onbekenden moet zijn omgegaan, betekent. zoals [ Y ] ook ter zitting overtuigend heen toegelicht, daarom evenmin dat de diagnose situationele fobie onjuist is. Dat [ Y ] onvoldoende differentiaal diagnostische overwegingen heeft beschreven, volgt het hof ook niet nu [ Y ] in zijn rapport onder meer ingaat op de vraag of' een posttraumatisch stresssyndroom. een classificeerbare depressieve stoornis, specifieke andere angststoornissen of een somatischsymptoomstoornis (p. 11-12 van het rapport) aanwezig zijn.

2.6
Het tweede bezwaar van Allianz dat de pre-existente psychiatrische aandoeningen bij [ verweerster ] onvoldoende zijn meegewogen in de diagnostiek van de huidige klachten, acht het hof eveneens onvoldoende steekhoudend. [ Y ] geeft zich in zijn rapportage op verschillende punten rekenschap van het feit dat bij [ verweerster ] sprake is van relevante pre-existente psychiatrische aandoeningen, waaronder een angststoornis NAO (zoals op pagina 8, 11 en 12). [ Y ] heeft daarbij evenwel ook gemotiveerd beschreven dat deze pre-existente klachten in remissie zijn, dat er zich ook wijzigingen in het leven van [ verweerster ] hebben voorgedaan die dat goed kunnen verklaren en dat deze klachten naar zijn oordeel geen wezenlijk beperkende rol meer spelen, terwijl de angstklachten van [ verweerster ] van ná het ongeval naar zijn oordeel specifiek zijn terug te voeren op het ongeval dat opzettelijk door de verzekerde van Allianz is veroorzaakt (het betrof een directe aanslag op het leven van [ verweerster ] doordat de verzekerde van Allianz met opzet over [ verweerster ] (in het bijzonder haar bekken) is gereden met zijn auto, met ernstige verwondingen tot gevolg), hetgeen een bijzondere psychische impact heeft gehad op [ verweerster ] . [ Y ] heeft ter zitting bovendien uitgelegd dat wat vermindering van klachten van de ene psychiatrische aandoening tot gevolg kan hebben (de borderline persoonlijkheidsstoornis), niet automatisch ook de klachten van andere psychiatrische aandoeningen (zoals de situationele fobie) vermindert, nu het hier naar hun aard om zeer verschillende psychiatrische kwalificaties gaat. Ook wat dat betreft is er geen sprake van inconsistenties in het rapport van [ Y ] ,

2.7.
Ook het derde bezwaar van Allianz dat [ Y ] onvoldoende aandacht heeft besteed aan aggraveren, simuleren en discrepanties tussen het klachtenverhaal van [ verweerster ] en haar medisch dossier, volgt het hof niet. [ Y ] wijdt een aparte paragraaf in zijn rapport aan de consistentie van het verhaal van [ verweerster ] (p, 10) en overweegt daarin onder meer: "Ik heb geen reden om eraan te fwijfelen wat de psychiater [ A ] destijds heeft genoteerd ( ... ). Er is hier dus sprake van een discrepantie tussen betrokkene's mededelingen pver haar toestand van toen en de inhoud van het dossier. ( ... ) Wat daar verder ook van zij, ik zal mij voor wat betreft de inschatting van de toestand van betrokkene voor het ongeval blijven oriënteren op de berichtgeving van haar toenmalige behandelaars. ". Ook dit bezwaar is daarom onvoldoende steekhoudend.

2.8
Gelet op het voorgaande overweegt het hof dat het rapport van [ Y ] voldoet aan de (medisch tuchtrechtelijke) eisen dat het volledig, begrijpelijk (inzichtelijk) en logisch (consistent) is. Niet is gebleken van zwaarwegende en steekhoudende bezwaren waardoor het rapport ter zijde moet worden gesteld, dan wel een nieuwe psychiatrisch deskundige moet worden benoemd, omdat Allianz niet in staat zou zijn haar proceskansen in te schatten. Dat het commentaar van [ Z ] op het rapport van [ Y ] eenzijdig door de advocaat van [ verweerster ] aan [ Y ] is toegezonden, is niet de meest wenselijke situatie (het had meer voor de hand gelegen dit eerst met de advocaat van Allianz af te stemmen nu het hier een gezamenlijk aangezochte deskundige betreft), maar dat maakt nog niet dat [ Y ] daarmee als partijdeskundige van [ verweerster ] moet worden gezien en het rapport om die reden niet gevolgd zou kunnen worden, Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat het verzoek van Allianz in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De grief faalt.

2.9
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Alllanz in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten voor deze procedure aan de zijde van [ verweerster ] zullen worden vastgesteld op € 2.148,= (2 procespunten x appeltarief II á € 1,074,=) wegens salaris advocaat.

3,
De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 6 maart 2019;

veroordeelt Allianz in de kosten het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [ verweerster ] vastgesteld op € 2.148,= voor salaris overeenkomstig het liquidatictarief .

Deze beschikking is gegeven door mrs. A.E.B. ter Heide, R.A. Dozy en H. Wammes, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door cle oudste raadsheer en is op 22 september 2020 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier,


Met dank aan de heer mr. H.A. Zandijk, Zandijk Letselschade Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: https://www.letselschademagazine.nl/2020/GHARL-220920 1