Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 081121

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2021/RBAMS-081121

In naam van de Koning 

beschikking 

RECHTBANK AMSTERDAM 

Afdeling privaatrecht 

zaaknummer: 9297613 EA VERZ 21-420
beschikking van: 8 november 2021
func.: 33806 

beschikking van de kantonrechter 

In zake 

[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekster nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. A.P. Hovinga 

tegen 

de besloten vennootschap Big Bazar B.V., h.o.d.n. Big Bazar
gevestigd te Amsterdam
verweerder nader te noemen: Big Bazar 
gemachtigde: mr. R.J. Petersen. 

VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

[verzoekster] heeft op 23 juni 2021 een verzoekschrift ingediend tot het beslissen over een deelgeschil ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met producties. 

Big Bazar heeft een verweerschrift ingediend, met producties. 

Het verzoek is ter terechtzitting behandeld op 11 oktober 2021. [verzoekster] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Big Bazar is vertegenwoordigd door S.M. Tiggelhoven (HR Business Partner), vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunt aan de hand van een pleitnota toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald. 

GRONDEN VAN DE BESLISSING 

Feiten 

I. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast. 

1.1.  [verzoekster] is, in haar hoedanigheid van winkelmedewerkster van de vestiging van Big Bazar te [woonplaats], op 15 juni 2018 een ongeval overkomen toen zij aan het werk was in het magazijn van de winkel.
1.2. Deze vestiging van Big Bazar bevatte ten tijde van het ongeval een winkelgedeelte, een magazijn en een kantoor/kantine. Vanuit de winkel konden het magazijn en het kantoor/kantine worden betreden. Het magazijn bevatte een deur naar de winkel en, aan de achterzijde, een deur naar buiten.
1.3. Ten tijde van het ongeval waren vier medewerkers aanwezig in de betreffende vestiging van Big Bazar. Op 12 februari 2021 hebben zij – na het afleggen van de belofte - ten overstaan van de kantonrechter verklaringen afgelegd.
1.4. [X], leeftijd 28 jaar, van beroep: eerste verkoopmedewerker bij Big Bazar, heeft, voor zover relevant, als volgt verklaard:

“De rijplaat had een vaste plek naast de deur naar buiten. Vaak stond daar ook een trap voor. Op de tekening zet ik een kruisje bij die plek. Ik denk niet dat mevrouw [verzoekster] destijds iets heeft gezegd over de plek waar het is gebeurd. (...) Het magazijn is klein en vol, er stonden heel veel karren. Vanuit de winkel gezien stonden links karren en rechts houtenstellingen. Bij indiensttreding kreeg je wel uitleg over bijvoorbeeld het gebruik van de karren. Dat werd onderling door collega's uitgelegd. Er waren geen trainingen. De vaste plek ran de rijplaat was gewoon het handigst, er bestond geen geschreven regel. Ik heb nadien niet met big bazar of de verzekeraar hierover gesproken. Wel heb ik ongeveer 1 á 2 weken na het voorval camerabeelden bekeken, samen met mevrouw[Y]. Op de beelden zie je mevrouw [verzoekster] weglopen, maar je kan niet zien wat er op de bewuste plek gebeurd was. Je ziet alleen de borenzijde van de deur naar buiten. Je ziet mevrouw [verzoekster] stilstaan in de buurt van de deur naar de winkel. Dat is bij het vierkunt dat ik op de tekening zet. Daar zie je haar iets doen, ik weet nu niet meer precies wat. (...) Op de beelden kon je niet zien of de rijplaat bij de deur stond omdat de camera hoger gericht was. Ik heb de plaat ooit wel eens aan de andere kant van de deur gezien, daar stond deze nog meer weggestopt. Maar in principe stond de plaats op de vaste plek. Daar kan de plaat niet uit zichzelf omvallen. Hij stond schuin tegen een stelling. Er was geen aparte borging, wel stond dus vaak nog een trap er voor. De plaat stond nooit midden in het magazijn.”

1.5. [Y], leeftijd 50 jaar, van beroep: bedrijfsleidster bij Big Bazar, heeft, voor zover relevant, als volgt verklaard: "Ik heb die dag zelf niet gezien wat er is gebeurd. Mevrouw [verzoekster] heeft toen gemeld dat ze zich had bezeerd. (...) Ze zei destijds tegen mij dat ze met die knie ergens tegenaan was gelopen. Ze had het over de oprijplaat. Ze heeft niet gezegd waar die plaat toen stond. De plaat staat altijd op een vaste plek. Ik was destijds niet in de kantine, ik geloof dat ik in de winkel was. Mevrouw [verzoekster] zei dat het in het magazijn gebeurd was. (...) Later, ik denk de week erna, heb ik met mevrouw [Z] de beelden bekeken. Volgens mij op mijn initiatief. Omdat mevrouw [verzoekster] niet kon werken waren wij benieuwd wat er nou gebeurd was. Op de beelden zag ik mevrouw [verzoekster] vanuit de winkel het magazijn betreden. Zij liep naar de container bij de deur naar buiten en deed daar iets in. Vervolgens liep zij terug en ergens halverwege, voor de karren, stopte ze. Ze leek een traan weg te pinken. Volgens mij zag ik haar niet bukken. (...) Op de beelden kon ik alleen de bovenste helft van mevrouw [verzoekster] zien omdat er karren voor stonden. Met karren bedoel ik rolcontainers. (...) We hadden toen één rijplaat. Die wordt altijd iets schuin neergezet op de plek die ik met een sterretje markeer. Dat is vlakbij de buitendeur. In het magazijn stond deze plaat altijd op die plek. Het magazijn is niet heel groot, aan een kant zijn stellingen en aan de andere kant staan de rolcontainers met voorraad. Ik denk wel 6 tot 8. Je kan in het magazijn niet veel kwijt, als het vol is moeten er rolcontainers in de winkel staan. Er is altijd wel voldoende doorgang, ik denk met een breedte van ongeveer 2 rolcontainers. (...) De rijplaat moest altijd op de plek van het sterretje staan. De plaat mocht ook niet uitsteken. Dat werd nieuwe medewerkers altijd uitgelegd. Ze kregen bijvoorbeeld ook mondeling instructie over hoe zij met de rolcontainer om moesten gaan. Die instructies stonden niet op papier, volgens mij niet tenminste. Ik deed zelf die instructie, als ik er niet was deed mevrouw [Z] dat of mevrouw [B]. Als iemand in dienst kwam werd er altijd iemand aan gekoppeld voor die instructie. Er was 1 keer per jaar een teamoverleg. De veiligheid was dan één van de onderwerpen, afhankelijk wat er was aangedragen. Een overleg duurde een half uur tot maximaal een uur. Als het nodig was, vond er ook wel eens twee keer per jaar een overleg plaats. Wij werken nu met een risico inventarisatie en evaluatie. Ik weet niet zeker of dat toen ook zo was. Ik denk het eigenlijk niet. (...)".

1.6. [A], leeftijd 22 jaar, van beroep medewerker bij Big Bazar, heeft, voor zover relevant, als volgt verklaard:
“De plaat waar het om gaat die is van ijzer. De pluut gebruiken wij om de karren naar binnen te slepen. Er waren twee platen, l achter in het magazijn en I voor bij de voordeur. De plaat in het magazijn stond altijd tegen een stelling aan. (...) Als wij snel de winkel in moesten, dan stond de plaat soms wel tussen de container en de deur naar buiten. (...) De rijplaat staat altijd op een vaste plek. Er waren geen vaste regels op papier over de plaat. Er was wel gezegd dat de plaat daar altijd moest staan. Die regel hebben wij zelf gemaakt. Bij indiensttreding werden de regels uitgelegd. Dit gebeurde mondeling. Ik weet nu niet meer wat er toen werd uitgelegd. Ik ben al zo lang in dienst dat ik het niet meer weet. Er zijn geen bijeenkomsten gehouden over de veiligheid. In het magazijn liggen er artikelen. Het magazijn vond ik altijd klein. Eerder hadden wij een groter magazijn, naast waar nu de kantine zit. Nu moeten wij er alles in proppen. Door een verbouwing is het magazijn verkleind. Het is de helft kleiner geworden. In die tijd was er nog wel voldoende doorgang. Ik weet niet meer hoe groot het precies was. Er was altijd een gangpad over waar je met een rolcontainer doorheen paste. Ik zou dan zelf denk ik nog wel langs die rolcontainer kunnen gaan. Er passen in ieder geval niet 2 rolcontainers doorheen. Ik kan natuurlijk niet zeggen hoeveel het op die dag was."

1.7. [verzoekster] heeft, voor zover relevant, als volgt verklaard:
“Het ongeval vond plaats op de dag voor het opmaken van de balans. In verband daarmee waren [Z] en ik het magazijn netjes aan het maken. Vanuit de winkel werd er drie keer gebeld, wat betekend dat degene onder[Y] naar de kassa moest komen. Dat was [Z] en zij ging naar de winkel en trok de deur hard dicht. Toen is de rijplaat tegen mijn knie geknald. (...) Ik voelde een helse pijn en heb gehuild in het magazijn. Ik heb de plaat veilig weg gezet om te voorkomen dat het nog een keer zou gebeuren. (...) Dat was tegen een stelling. In mijn ogen was dat het meest veilige. Anderen zeggen vandaag dat dit de vaste plek was, maar dat wist ik niet. (...) Toen ik in dienst kwam zijn er vast instructies geweest, maar ik weet dat niet meer. Ik heb zeker niets getekend en ook geen werkoverleg bijgewoond. Het magazijn zal ik beschrijven als volgestampt, klein en rommelig. Het was vroeger inderdaad groter. Het is nu misschien wel drie keer zo klein geworden. Ik weet niet of het looppad groot genoeg was voor een rolcontainer. (...) Ik stond stil toen het ongeluk gebeurde. Ik moest iets pakken in het vak naast de plek waar de plaat toen stond. Ik weet niet waarom de plaat daar stond. Ik heb inderdaad met veel pijn de plaat weggezet, dat was voor de veiligheid van anderen. (...) De plaat stond tegen een iets uitstekende paal die onderdeel is van de stelling. Voordat de plaat viel had ik deze niet gezien. Als ik de plaat wel had gezien had ik deze meteen weggezet. (...) Het is niet zo dat ik tegen de plaat aan ben gelopen zoals iemand anders heeft verklaard. De plaat is echt omgevallen."

1.8. Bij besluit van 24 juni 2020 heeft het UWV aan [verzoekster] met ingang van 15 juni 2020 een WIA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 

Verzoek en verweer 

2. [verzoekster] verzoekt, na vermeerdering, de kantonrechter te beslissen dat Big Bazar aansprakelijk is voor de gevolgen van het bedrijfsongeval dat zij op 15 juni 2018 meemaakte, met veroordeling van Big Bazar in de kosten van [verzoekster] ten bedrage van € 6.321,71 op grond van het bepaalde in artikel 1019aa Rv jo artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). 

3. Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag - kort weergegeven - dat tijdens haar werkzaamheden in het magazijn van Big Bazar een metalen rijplaat is omgevallen tegen haar knie. Deze rijplaat wordt gebruikt om rolcontainers van buiten naar het magazijn te brengen. [verzoekster] heeft hierdoor letsel opgelopen waardoor zij nog steeds ernstig beperkt is. Het re-integratietraject eindigde in juni 2020, maar Big Bazar heeft geweigerd [verzoekster] te helpen met omscholing. Van de gebeurtenis zijn camerabeelden gemaakt, maar die zijn door Big Bazar gewist. De plaat was op de beelden mogelijk niet te zien maar wel was te zien dat [verzoekster] ineens pijn heeft en naar haar knie grijpt. 

4. Big Bazar is aansprakelijk op grond van artikel 7:658 BW, nu zij niet heeft voldaan haar verplichtingen, aldus [verzoekster]. Zo werd er geen adequate Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) gemaakt, heeft [verzoekster] geen instructies gehad en werd zij nimmer gewaarschuwd voor dit gevaar. De plaat was tegen een paal geplaatst langs de looproute in plaats van op de normale plek (tegen de wand). Vermoedelijk is de rijplaat omgevallen nadat een collega de deur tussen het magazijn en de winkel - sneller dan de dranger - met kracht had dicht gegooid, maar het is ook mogelijk dat de plaat is omgevallen door trillingen in de bodem. Deze collega is aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW en Big Bazar is aansprakelijk op grond van artikel 6:170 BW. Big Bazar is tevens aansprakelijk voor de onverzekerde letselschade op grond van artikel 7:611 BW. Na het ongeval heeft [verzoekster] de rijplaat op de normale plek tegen de wand teruggezet. Big Bazar voert -- kort weergegeven -- als verweer dat de door [verzoekster] gestelde toedracht niet klopt en onmogelijk is, onder meer omdat de door [verzoekster] genoemde paal niet aanwezig is in het magazijn. Het is ongeloofwaardig dat [verzoekster] de rijplaat na het ongeval weer heeft teruggezet op de vaste plek bij de achterdeur. De partijgetuigenverklaring van [verzoekster] strookt niet met de drie afzonderlijke getuigenverklaringen van [Z],[Y] en[A]. De bewijslast omtrent de toedracht en de beweerdelijke schending van de zorgplicht ligt daarom op [verzoekster]. [verzoekster] is niet geslaagd in het vereiste bewijs. Big Bazar gaat ervan uit dat [verzoekster] zich heeft verstapt of gestoten in het magazijn. Big Bazar behoefde daarvoor niet te waarschuwen. Daarom is ook niet relevant dat destijds niet werd gewerkt met een RI&E. 

6. Er is geen sprake is van een schending van de op Big Bazar rustende zorgplicht, aldus Big Bazar. Bij indiensttreding worden alle nieuwe medewerkers gedurende een aantal weken begeleid en gedurende deze periode krijgen zij uitleg over alle facetten van de werkzaamheden. Er worden duidelijke instructies gegeven aan de werknemers met betrekking tot de rijplaat, de rolcontainers en de indeling van het magazijn. Ook wordt uitgelegd dat van de rijplaat gebruik wordt gemaakt om rolcontainers door de achterdeur het magazijn binnen te rijden, waar die moet staan en hoe deze moet worden neergezet en niet mag uitsteken. Bovendien kan de door [verzoekster] gestelde toedracht worden gekwalificeerd als “ongelukkige samenloop van omstandigheden”. Van aansprakelijkheid op grond van de artikelen 6:170 jo. 6:162 BW is geen sprake. 

7. Ten aanzien van de gestelde kosten van het deelgeschil voert Big Bazar aan dat niet meer dan 12,25 uren redelijk zijn en een uurtarief van € 290,00 buitensporig hoog is. Big Bazar verzoekt om matiging van het uurtarief naar € 235,00, inclusief kantoorkosten. 

Beoordeling 

Werkgeversaansprakelijkheid 

8. De kantonrechter stelt vast dat het geschil tussen partijen de vraag betreft of het ongeval en de arbeidsongeschiktheid (mede) het gevolg zijn van een schending van de uit artikel 7:658 lid 1 BW voortvloeiende zorgplicht. 

9. Op grond van artikel 7:658 lid 1 BW is de werkgever verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden en voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Op grond van het tweede lid van dit artikel is de werkgever ten opzichte van de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. 

10. De in artikel 7:658 BW neergelegde zorgplicht van de werkgever houdt nauw verband met diens zeggenschap over de werkplek en zijn bevoegdheid de werknemer aanwijzingen te geven ter zake van de uitoefening van diens werkzaamheden. De zorgplicht van de werkgever strekt zich uit over de 'werkomgeving'. De waardering van de omstandigheden van het geval bepalen of de werkgever vooraf een inventarisatie van mogelijke gevaren dient te maken. Eigen deskundigheid van de werknemer staat echter niet per definitie aan aansprakelijkheid in de weg. Ook bij ervaren werknemers is de werkgever verantwoordelijk voor de veiligheid en moet hij rekening houden met mogelijke onvoorzichtigheid van de werknemer. 

11. Indien komt vast te staan dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen zijn tekortkoming en het ongeval gegeven. Hij kan dan evenwel nog aan aansprakelijkheid ontkomen indien hij stelt, en zo nodig bewijst, dat nakoming van zijn zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Van bewust roekeloos handelen is slechts sprake indien de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloos karakter daarvan daadwerkelijk bewust is geweest. 

12. De kantonrechter stelt voorop dat [verzoekster] met hetgeen zij naar voren heeft gebracht, heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht ingevolge artikel 7:658 BW ten aanzien van de vraag of sprake is van een arbeidsongeval. Ook door Big Bazar wordt niet ontkend dat [verzoekster] een ongeval op de werkplek is overkomen bij het verrichten van werkzaamheden. Dat leidt ertoe dat Big Bazar op grond van artikel 7:658 lid 2 BW in beginsel aansprakelijk is voor de schade van [verzoekster] als gevolg van het arbeidsongeval, tenzij Big Bazar aantoont dat zij - kort gezegd - aan haar zorgplicht heeft voldaan dan wel dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [verzoekster]. 

13. Big Bazar stelt dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Zij voert daartoe aan dat bij indiensttreding duidelijke instructies worden gegeven aan de werknemers met betrekking tot de rijplaat, de rolcontainers en de indeling van het magazijn. Zij heeft daarmee voldaan aan de op haar rustende zorgplicht voor het bieden van een veilige werkomgeving. [verzoekster] heeft een en ander gemotiveerd weersproken. Zij heeft geen instructies gehad en is niet gewaarschuwd in verband met het gebruik van de rijplaat. 

14. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Big Bazar onvoldoende aangetoond dat zij haar zorgplicht in voldoende mate is nagekomen. Zij heeft gesteld dat alle medewerkers een training krijgen, maar dat is door [verzoekster] betwist en vervolgens door Big Bazar onvoldoende onderbouwd. Big Bazar heeft de gestelde training niet neergelegd in schriftelijke instructies, althans heeft geen schriftelijk instructies in het geding gebracht. Big Bazar heeft gesteld dat aan de werknemers duidelijke instructies worden gegeven met betrekking tot de rijplaat, maar uit de getuigenverklaringen volgt dat de instructies ook wel zagen op andere zaken dan de rijplaat (de karren of rolcontainers) en dat de rijplaat ook wel op een andere plek in het magazijn kan hebben gestaan dan op de vaste plaats vlakbij de buitendeur. [Z] verklaart daarover: "Ik heb de plaat ooit wel eens aan de andere kant van de deur gezien, daar stond deze nog meer weggestopt. Maar in principe stond de plaats op de vaste plek. ", terwijl[A] verklaart dat: “Als wij snel de winkel in moesten, dan stond de plaat soms wel tussen de container en de deur naar buiten." Derhalve valt niet uit te sluiten dat het mogelijk is geweest dat de rijplaat in het volle magazijn tegen een paal of staander van een stelling kan zijn geplaatst door [verzoekster] maar ook door een van de andere medewerkers. 

15. Big Bazar voert verder aan dat het ongeval moet worden beschouwd als een ongelukkige samenloop van omstandigheden, zodat redelijkerwijs niet van Big Bazar gevergd kon worden maatregelen ter voorkoming daarvan te treffen. Ook dat verweer wordt verworpen, nu duidelijk is dat het ongeval [verzoekster] is overkomen bij het verrichten van haar werkzaamheden in het magazijn. Dat zij bij die werkzaamheden een zodanige beweging maakt (in de visie van Big Bazar) dat zij zich stoot tegen een rijplaat die niet op die plaats behoorde te staan, is uiterst ongelukkig, maar niet zodanig onwaarschijnlijk dat redelijkerwijs niet van Big Bazar gevergd kan worden maatregelen te treffen ter voorkoming van een dergelijk ongeval. Big Bazar diende er immers rekening mee te houden dat een werknemer wel eens nalaat de zorgvuldigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is, daartoe wellicht genoodzaakt door ruimtegebrek in het volle magazijn. Big Bazar had onduidelijkheid hierover kunnen wegnemen door middel van de camerabeelden die van het voorval zijn gemaakt, maar zij heeft om haar moverende redenen ervoor gekozen deze beelden te wissen. 

16. De kantonrechter concludeert dat Big Bazar onvoldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht jegens [verzoekster]. De kantonrechter zal dan ook,
conform het verzoek van [verzoekster], voor recht verklaren dat Big Bazar op grond van artikel 7:658 BW jegens [verzoekster] aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het haar op 15 juni 2018 overkomen ongeval. 

Kosten deelgeschil 

17. Het verzoek van [verzoekster] om Big Bazar te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil, comform de door [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling in het geding gebrachte begroting, zal eveneens worden toegewezen. 

18. De kosten worden door [verzoekster] begroot op € 6.321,71, te weten griffierecht van € 305,00 en honorarium van € 4.735,70 op basis van 16,33 uren tegen een tarief van € 290,00 per uur, te vermeerderen met 5% kantoorkosten en tezamen te vermeerderen met 21% btw. Big Bazar heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van het verzoek van [verzoekster]. De kantonrechter ziet ook geen aanleiding deze vermeerdering ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. 

19. Big Bazar heeft verzocht om matiging van de begrote kosten, omdat 12,25 uren wellicht redelijker zijn dan de thans verzochte 16,33 uren. Verder maakt Big Bazar bezwaar tegen het gehanteerde uurtarief van € 290,00 en de gevorderde kantoorkosten van 5%. 

20. Op grond van artikel 1019aa Rv worden de kosten door de rechtbank begroot waarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Of deze kosten redelijk zijn hangt ervan af of de kosten in redelijkheid zijn gemaakt en of de hoogte van deze kosten redelijk is. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is. De kosten zijn in redelijkheid gemaakt, immers teneinde een tussen partijen gerezen geschilpunt te laten beslechten opdat partijen buitengerechtelijk tot een vergelijk kunnen komen. De kantonrechter acht de hoogte van de kosten eveneens als niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, redelijk. Waarom een aantal uren van 12,25 redelijker zou zijn dan een aantal van 16,33 is door Big Bazar niet toegelicht. Gelet op de aard en de complexiteit van de zaak, alsmede het belang daarvan acht de kantonrechter een tijdsbesteding van 16,33 uren voorstelbaar. Het uurtarief van € 290,00 komt, gelet op de specialisatie en ervaring van mr. Hovinga, eveneens redelijk voor. Big Bazar heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit de onredelijkheid van dat tarief volgt en haar betwisting van de redelijkheid van dat uurtarief is dan ook onvoldoende onderbouwd. Dat geldt ook ten aanzien van de gevorderde kantoorkosten van 5%. 

21. Uitgaande van voormeld uurtarief, inclusief kantoorkosten en btw, komen de gemaakte kosten daarmee op € 6.016,71, te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 240,00. De kosten van deze procedure worden daarom begroot op € 6.256,71. 

BESLISSING 

De kantonrechter: 

I. verklaart voor recht dat Big Bazar ex artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de schade van [verzoekster] als gevolg van het bedrijfsongeval van 15 juni 2018: 

II. veroordeelt Big Bazar in de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 6.256,71; 

III. veroordeelt Big Bazar in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van de beschikking, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Big Bazar niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan deze beschikking heeft voldaan en betekening van de beschikking pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden; 

IV. wijst het meer of anders gevorderde af. 

Deze beschikking is gegeven door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier. 


Met dank aan de heer Hovinga, advocatenkantoor Hovinga voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2021/RBAMS-081121