Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 131021

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2021/RBMNE-131021

Vonnis 

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND 

Civiel recht
kantonrechter 

locatie Utrecht 

zaaknummer: 9359979 UC EXPL 21-5412 MAR/1217 

Vonnis van 13 oktober 2021 

in de zaak van 

1. de naamloze vennootschap
TVM VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Hoogeveen, 2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERHOEK FLEET MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Genemuiden,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.H.J. Wildenburg, 

tegen 

[ gedaagde ],
wonende te [ woonplaats ],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. Y.B. Boendermaker. 

Partijen worden hierna TVM, Verhoek Management en [ gedaagde ] genoemd. 

1. De procedure 

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juli 2021 met vijf producties, met een verzoek verlof te verlenen voor het instellen van tussentijds hoger beroep;
- de akte bezwaar tegen verzoek verlof tussentijds appèl van 29 september 2021 van [ gedaagde ]. 

1.2. Vervolgens is uitspraak bepaald. 

2. De overwegingen 

inleiding 

2.1. Op 3 april 2017 is [ gedaagde ] in de loods van Easydek Beschermtechniek bv (hierna: Easydek) een ongeval overkomen, waarbij een kooi-aap (meeneem-heftruck) over zijn voet is gereden. De kooi-aap was eigendom van Verhoek Management, die voor werkmaterieel was verzekerd bij TVM. De chauffeur die de kooi-aap bestuurde werkte voor Verhoek Internationaal Transport (hierna: Verhoek Transport), waarvan TVM de WAM-verzekeraar was. 

2.2. Geen van deze vier vennootschappen heeft - buiten rechte - aansprakelijkheid erkend. [ gedaagde ] is daarom tegen Easydek, TVM, Verhoek Management en Verhoek Transport een deelgeschilprocedure begonnen om duidelijkheid te krijgen over hun aansprakelijkheid. Omdat Easydek na ontvangst van het verzoekschrift alsnog aansprakelijkheid heeft erkend is het verzoek ten opzichte van haar ingetrokken. 

deelgeschil 

2.3. Bij beschikking van 23 december 2020 (gevolgd door een herstelbeschikking van 11 maart 2021) in de deelgeschilprocedure met zaak-/rekestnummer 8672576 UE VERZ 20-234 heeft de kantonrechter het verzoek van [ gedaagde ] voor een deel toegewezen door voor recht te verklaren 1) dat Verhoek Management, naast Easydek, aansprakelijk is voor de vergoeding van de schade van [ gedaagde ] en 2) dat TVM op grond van de WAM rechtstreeks mag worden aangesproken en gehouden is aan [ gedaagde ] te betalen wat Verhoek Management aan [ gedaagde ] verschuldigd is. Verder zijn TVM en Verhoek Management hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 6.904,40 voor buitengerechtelijke kosten en € 1.270,70 voor de kosten van het deelgeschil. Ten opzichte van Verhoek Transport is het verzoek om aansprakelijkheid vast te stellen afgewezen. Ook het aanvullende voorschot op de schade van € 5.000,00 waar [ gedaagde ] om heeft verzocht, is afgewezen. 

verzoek tussentijds hoger beroep 

2.4. TVM en Verhoek Management willen van de beschikking van 23 december 2020 met de herstelbeschikking van 11 maart 2021 in hoger beroep. Volgens TVM en Verhoek Management is het juridisch niet houdbaar dat Verhoek Management op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor het ongeval dat [ gedaagde ] is overkomen. TVM en Verhoek Management zijn - kort samengevat - van mening dat de deelgeschilrechter bij dat oordeel ten onrechte heeft aangeknoopt bij de norm van artikel 185 Wegenverkeerswet. 

toetsingskader verlof tussentijds hoger beroep 

2.5. Bij de beoordeling van het verzoek tussentijds hoger beroep toe te staan stelt de kantonrechter het volgende voorop. Tegen de beslissing op een verzoek in de deelgeschilprocedure staat op grond van artikel 1019bb van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) geen hogere voorziening open. In artikel 1019cc lid 1 Rv wordt de deelgeschilbeschikking voor de bindende kracht van daarin opgenomen beslissingen over geschilpunten die de materiële rechtsverhouding betreffen, gelijkgesteld met (eind)beslissingen in een tussenvonnis. Op grond van het derde lid van artikel 1019cc Rv kan in de bodemprocedure bij het Gerechtshof hoger beroep worden ingesteld tegen de beschikking in het deelgeschil, althans tegen de daarin opgenomen bindende eindbeslissingen over de materiële rechtsverhouding van partijen, als van een tussenvonnis. Voor het instellen van hoger beroep voorafgaand aan het eindvonnis in de bodemprocedure loopt een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de eerstdienende dag in de bodemprocedure. De bodemrechter moet daarvoor verlof verlenen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019cc lid 3 en onder a Rv en de jurisprudentie over artikel 337 Rv (Hoge Raad 23 januari 2004, NJ 2005/510). 

beslist over materiële rechtsverhouding? 

2.6. In de beschikking in de deelgeschilprocedure is - kort gezegd - beslist dat TVM en Verhoek Management aansprakelijk zijn ten opzichte van [ gedaagde ] (en dat Verhoek Transport dat niet is). Daarmee is een beslissing gegeven over de materiële rechtsverhouding tussen partijen, zoals bedoeld in artikel 1019cc lid 1 Rv. Zoals de rechtbank hiervoor onder 2.5 heeft overwogen kan van zo'n beslissing op grond van artikel 1019cc lid 3 onder a Rv hoger beroep worden ingesteld, als de rechter in eerste aanleg die mogelijkheid heeft geopend op verzoek van één van de partijen. 

verzoek tijdig? 

2.7. TVM en Verhoek Management hebben het verzoek tot het instellen van hoger beroep tegen deze deelgeschilbeschikking tijdig ingediend (artikel 1019cc lid 3 aanhef en onder a Rv). 

bezwaar 

2.8. [ gedaagde ] heeft bezwaar tegen het verzoek tot het mogen instellen van tussentijds hoger beroep. Het bezwaar heeft hiermee te maken dat hij de deelgeschilprocedure ook heeft gevoerd tegen Verhoek Transport, terwijl deze vennootschap nu niet - als één van de eiseressen - in deze bodemprocedure is betrokken. [ gedaagde ] is van mening dat hiermee een "procedureel doolhof wordt gecreëerd”. Dit heeft hij uitgebreid en gemotiveerd toegelicht in zijn akte van 29 september 2021. 

tussentijds hoger beroep onder voorwaarde toegestaan 

2.9. De kantonrechter is van oordeel dat [ gedaagde ] er terecht een punt van maakt dat slechts twee van de drie verweersters in het deelgeschil in deze bodemzaak als eisende partij optreden en vragen om hoger beroep te mogen instellen tegen de deelgeschilbeschikking(en). De kantonrechter geeft er de voorkeur aan een en ander zo praktisch mogelijk op te lossen. Eerst wordt het volgende overwogen. In artikel 1019cc lid 3 aanhef Rv staat dat in een bodemprocedure van een deelgeschilbeschikking hoger beroep kan worden ingesteld als van een tussenvonnis. Dit betekent dat de beschikking van 23 december 2020 en de herstelbeschikking van 11 maart 2021 nu in deze bodemprocedure te beschouwen zijn als gewezen (herstel)tussenvonnissen. De deelgeschilprocedure kan dus in zoverre nu in feite worden gezien als een bodemprocedure waarin tussen [ gedaagde ] aan de ene kant en TVM, Verhoek Management en Verhoek Transport aan de andere kant een tussenvonnis is gewezen. Als in de fictieve situatie dat dit van begin af aan een bodemprocedure zou zijn geweest, gevraagd zou zijn om van het tussenvonnis in hoger beroep te mogen, zou dat ook zijn gedaan namens TVM, Verhoek Management en Verhoek Transport als 'gedaagden'. De kantonrechter zal dan ook bepalen dat hoger beroep mag worden ingesteld (waarover hierna onder 2.10 nog een inhoudelijke beoordeling volgt) mits dit namens alle drie de verweersters in de deelgeschilprocedure wordt ingesteld, dus niet alleen door TVM en Verhoek Management maar ook door Verhoek Transport. Hierbij heeft de kantonrechter in aanmerking genomen dat [ gedaagde ] daar ook belang bij heeft. Mocht het Gerechtshof oordelen dat TVM en/of Verhoek Management niet aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval dat [ gedaagde ] is overkomen, dan heeft hij er eventueel belang bij de vraag naar de aansprakelijkheid van Verhoek Transport (opnieuw) te laten beoordelen. Door het hoger beroep van meet af aan door de drie oorspronkelijke verweersters te laten instellen wordt voorkomen dat [ gedaagde ] eventueel een later stadium Verhoek Transport in een procedure moet betrekken. 

 

2.10. Zoals de kantonrechter hiervoor onder 2.9 al heeft vermeld zal het verlof worden verleend. Dit wordt als volgt toegelicht. Omdat niet is gesteld of op een andere manier is gebleken dat - kort gezegd - sprake is van nieuwe feiten of een juridische misslag op grond waarvan de kantonrechter als bodemrechter terug zou kunnen komen op de over de aansprakelijkheid gegeven beslissing in het deelgeschil, is de kantonrechter gebonden aan die beslissing. De mogelijkheid bestaat dat het Gerechtshof daarover anders beslist. De kantonrechter ziet hierin en om redenen van proceseconomie aanleiding tussentijds hoger beroep toe te staan van de beschikking van 23 december 2020 met herstelbeschikking van 11 maart 2021. 

parkeerrol 

2.11. In verband met het te verlenen verlof voor het instellen van tussentijds appèl zal de rechtbank de zaak naar een parkeerrol verwijzen in afwachting van de procedure in hoger beroep. 

andere behandelend rechter 

2.12. Het verzoek verlof te verlenen voor het instellen van tussentijds hoger beroep moet volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad gericht worden aan de rechter die het tussenvonnis heeft gewezen (HR 26 maart 2004, NJ 2004, 655; HR 17 maart 2006, NJ 2007. 594 (m.nt. H.J. Snijders)). De rechter die de deelgeschilbeschikking (en de herstelbeschikking), nu te beschouwen als tussenvonnis(sen), heeft gegeven is niet meer werkzaam bij deze rechtbank. Dat is de reden dat dit vonnis door een andere rechter wordt gewezen. 

3. De beslissing 

De kantonrechter: 

3.1. staat hoger beroep toe van de op 23 december 2020 en op 11 maart 2021 onder zaak-/rekestnummer 8672576 UE VERZ 20-234 gegeven beschikking respectievelijk herstelbeschikking in de gevoerde deelgeschilprocedure, met inachtneming van dat wat de kantonrechter over de procespartijen die daarbij betrokken moeten zijn, heeft overwogen onder punt 2.9; 

3.2. verwijst de zaak in afwachting van de procedure in hoger beroep naar de rol van woensdag 6 april 2022

Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, kantonrechter, en is in tegenwoordigheid van mr. M.A. Rademaker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021. 

Met dank aan de heer Y. Boendermaker, Boendermaker Letselschade Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2021/RBMNE-131021