Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Maastricht 270411 Nostimos niet tekort geschoten als belangenbehartiger

Rb Maastricht 270411 Nostimos niet tekort geschoten als belangenbehartiger
4.  De beoordeling
4.1.  De tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst betreft een overeenkomst van opdracht, waarbij Nostimos zich tegenover [eiseres] heeft verplicht werkzaamheden te verrichten, te weten het als letselschadedeskundige behartigen van haar belangen, gericht op het verkrijgen van schadevergoeding voor de gevolgen van het ongeval op 24 februari 2002.
De opdrachtnemer Nostimos heeft bij haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Daarbij dient als criterium te worden gehanteerd of Nostimos heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Een en ander is afhankelijk van de concrete omstandigheden van de betreffende zaak.

4.2.  [eiseres] heeft onder verwijt e. gesteld dat Nostimos zich ook op andere verzekeraars heeft moeten richten zonder aan te geven op welke verzekeraar casu quo welke betrokken auto bij de botsing zij het oog heeft. Uit de feiten en het debat tussen partijen komt naar voren dat [eiseres] kennelijk het oog heeft op de twee personen(auto’s) die achterop haar zijn gereden. Uit de door tussenkomst van Nostimos getroffen regeling – zoals hiervoor onder de feiten gememoreerd – blijkt evenwel dat de regeling met twee verzekeraars, elk optredend voor een verzekerde, is gesloten. Naar moet worden aangenomen betreft het de verzekeraars van de auto’s die achterop [eiseres] zijn gereden. Om die reden treft het verwijt van [eiseres] op dit punt geen doel.

4.3.  Het kan aan Nostimos niet worden verweten dat zij in haar contacten met [eiseres] gebruik heeft gemaakt van de intermediairrol die de heer [betrokkene] van begin af aan is gaan vervullen en dat zij is afgegaan op de informatie die haar via de heer [betrokkene] bereikte. [eiseres] heeft tegenover Nostimos laten blijken met deze gang van zaken in te stemmen en daarvoor zelfs uitdrukkelijk te hebben gekozen. Ook als zij rechtstreeks werd benaderd, placht zij via [betrokkene] te reageren.

4.4.  Nostimos heeft er op gewezen dat zij de uitvoering van de opdracht rekening heeft gehouden met de volgende feiten en analyse van deze schadezaak. Uit de feiten blijkt – begrepen in combinatie met het door Nostimos overgelegde schaderapport van de auto van [eiseres] – dat de auto van [eiseres] door de schade aan de voorzijde reeds total loss was. Voor die schade moest [eiseres] zelf opkomen omdat die was veroorzaakt doordat zij bij iemand achterop was gereden. De geweldsinwerking van die voor haar eigen rekening blijvende botsing was veel ernstiger en heviger dan die van de beide botsingen tegen de achterzijde van haar auto. Door die laatste botsingen ontstond slechts schade aan haar achterbumper en werden het achtertussenpaneel en de beide achterschermen van haar auto ontzet.
4.5.  [eiseres] heeft van deze analyse van de zaak, zoals destijds kennelijk door Nostimos gemaakt, niet gemotiveerd gesteld dat Nostimos op dit punt niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot zou zijn opgetreden. De juistheid van die analyse kan dan ook in de verdere beoordeling worden meegenomen.

4.6.  Met die analyse ontstond in de onderhandelingen met Interpolis c.s. de vraag naar de omvang van de schadevergoedingsplicht van Interpolis c.s. Immers werd door deze met recht vragen opgeworpen c.q. rezen vragen als: welke schade is door welke aanrijding ontstaan? Welk deel van de schade dient voor rekening van [eiseres] te blijven? Welke letselschade met bijbehorende beperkingen is door welke aanrijding ontstaan?

Nostimos heeft het standpunt ingenomen dat zij er – in het licht van die gerezen vragen – destijds bij heeft stil gestaan dat het beantwoorden van die vragen moeilijk zou zijn. Het gaat dan immers om het leveren van bewijs en daaraan zijn kosten verbonden. Bij de afweging van de pro’s en contra’s heeft – zo begrijpt de rechtbank - Nostimos nog acht geslagen op de schade aan de zijde van [eiseres]. In het bijzonder heeft Nostimos met betrekking tot die schade aangegeven dat zij ervan is uitgegaan dat [eiseres], die vóór het ongeval een uitkering via de Sociale VerzekeringsBank ontving en welke kennelijk nadien niet is gewijzigd, geen inkomensschade leed.

4.7.  Tegenover dit laatste schade-aspect zoals door Nostimos toegelicht en gemotiveerd – zoals zij dat bij de uitvoering van de opdracht heeft gehanteerd - heeft [eiseres] ten gronde geen stelling betrokken. Met name is niet gesteld dat [eiseres] zonder de gevolgen van het ongeval in een betere inkomenspositie dan die van een uitkering van de SVB had kunnen verkeren. Op de comparitie na antwoord, ruim 8 jaar na het ongeval – stelt zij zonder nadere toelichting dat zij “verlies aan arbeidsvermogen” heeft, zonder dat nader toe te lichten. Dat heeft op haar weg gelegen en [eiseres] was daartoe ook in de gelegenheid, bijvoorbeeld aan de hand van de door haar, zonder nadere toelichting, overgelegde medische stukken. Er mag van worden uitgegaan dat zij daartoe, bijgestaan door haar letselschade-advocaat, ook in staat moet zijn geweest.

4.8.  Op goede gronden is Nostimos bij de uitvoering van haar opdracht er dan ook van uitgegaan dat terzake de normaliter in dit soort zaken grootste schadepost aan de zijde van [eiseres] geen schade was of, naar de rechtbank begrijpt, zou worden geleden. Daarop voortbouwend, is Nostimos er bij de uitvoering van de opdracht en de met Interpolis gevoerde onderhandelingen van uitgegaan dat sprake zou kunnen zijn van een lage schade-omvang aan de zijde van [eiseres], een percentage eigen schuld en buitengerechtelijke kosten die in verhouding moesten blijven met de omvang van de te vergoeden schade teneinde als schadepost door de aansprakelijke verzekeraar te worden geaccepteerd. Wat betreft die verhouding tussen kosten en schade heeft Nostimos zich ook laten leiden door [eiseres]. Zij heeft bij herhaling via [betrokkene] te kennen gegeven voorzichtig te zijn met die buitengerechtelijke kosten.

4.9.  Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen, valt niet in te zien dat Nostimos zich niet naar behoren van haar opdracht zou hebben gekweten door in de onderhandelingen met Interpolis de aansprakelijkheid in het midden te laten en het met die aansprakelijkheid samenhangende feitenonderzoek naar de toedracht van het ongeval achterwege te laten. Datzelfde geldt ook voor het verwijt b. en daarbij komt dat [eiseres] niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke hoogte van aan de beide achteropkomende automobilisten toe te rekenen letselschade Nostimos zou zijn uitgekomen, indien zij een medische expertise bij [eiseres] had laten uitvoeren. Verwijt c. kan gelet op haar formulering en onderbouwing en verder gelet op hetgeen is overwogen en geoordeeld omtrent de verwijten a. en b. niet als een zelfstandig verwijt meer worden gezien. Het deelt het lot van de beide, reeds besproken verwijten.

4.10.  Verwijt d. omtrent de causaliteit kan [eiseres] niet helpen, enerzijds omdat uit hetgeen is overwogen en geoordeeld genoegzaam blijkt dat de causaliteit op goede gronden door Nostimos bij de uitvoering van haar opdracht is meegenomen en anderzijds omdat [eiseres] haar verwijt “onvoldoende uitgediept” niet heeft toegelicht en haar punt dat analoge toepassing van een bepaalde regeling “mogelijk uitkomst” had kunnen bieden noch heeft toegelicht, noch daarin niet valt te lezen dat Nostimos tekort zou zijn geschoten bij de uitvoering van de opdracht.

4.11.  Hetgeen [eiseres] Nostimos onder f. verwijt kan haar evenmin baten. Met de verwerping van de verwijten a. tot en met e. moet ervan worden uitgegaan dat Nostimos zich naar behoren van haar taak als opdrachtnemer heeft gekweten. Op een opdrachtnemer ligt in beginsel geen verplichting om de cliënt/opdrachtgever te wijzen op de mogelijkheid om eventueel goedkoper door een concurrent haar belangen te laten behartigen. [eiseres] heeft niet onderbouwd waarom dat hier anders zou zijn.

4.12.  De vordering van [eiseres] moet worden afgewezen en zij dient de proceskosten van Nostimos te betalen. LJN BQ3791