Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 231122 klap in het gezicht; schadevergoeding op € 55,00 na afgewezen; telefoonkosten en klein deel smartengeld toegewezen

RBZWB 231122 klap in het gezicht; schadevergoeding op € 55,00 na afgewezen; telefoonkosten en klein deel smartengeld toegewezen

2
De feiten

2.1
[eiseres] woont aan de [adres 1] . De buren, wonende aan de [adres 2] , zijn de dochter en schoonzoon van [gedaagde] (hierna te noemen: dochter en schoonzoon).

2.2
Op 21 september 2019 vond er een incident plaats tussen [gedaagde] en [eiseres] (hierna: het incident). Die dag was [gedaagde] op bezoek bij zijn dochter en schoonzoon in verband met het kinderfeestje van zijn kleinkind(eren).

2.3
[eiseres] bezocht diezelfde dag de huisarts. Geconstateerd werd – samengevat – een bloeduitstorting op de wang met een tand door de lip en bloeduitstortingen op de linker en rechter bovenarm. Er was geen speciale behandeling nodig en volledig herstel werd verwacht. Wel zou [eiseres] nog last hebben van stress en slecht kunnen slapen. Op 26 september 2019 ging [eiseres] nogmaals op controle waarbij de huisarts noteerde dat de bloeduitstorting op de wang nog opgezet en inmiddels geel was, alsmede dat het slijmvlies aan de binnenzijde van de lip was opgezet.

2.4
[eiseres] heeft op 28 september 2019 aangifte gedaan van een mishandeling door [gedaagde] op 21 september 2019 (hierna: de aangifte).

2.5
[gedaagde] is verhoord op 15 november 2019, van welk verhoor een proces-verbaal is opgemaakt dat onderdeel uitmaakt van het strafdossier.

2.6
Bij strafbeschikking van 2 april 2022 heeft de officier van justitie vastgesteld dat [gedaagde] zich op 21 september 2019 te [plaats] schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, waarvoor [gedaagde] een betalingsverplichting werd opgelegd in de vorm van een boete van € 200,00 en een schadevergoeding van € 179,12.

3
Het geschil

3.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om tegen bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen € 7.270,87, met wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot en met de datum van algehele betaling, en [gedaagde] te veroordelen in de kosten, vermeerderd met de eventueel daarover verschuldigde btw.

3.2
[eiseres] legt – zakelijk weergegeven – het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] heeft tegenover haar onrechtmatig gehandeld. Op 21 september 2021 is [gedaagde] bewust de erfafscheiding richting haar erf gepasseerd, pakte hij haar vast bij haar bovenarmen en gaf hij haar een klap in het gezicht. [gedaagde] is aansprakelijk voor de schade die zij daardoor heeft geleden.

3.3
[gedaagde] voert verweer. Nadere schadevergoeding is niet passend, omdat [eiseres] zelf een groot aandeel heeft gehad in het (escaleren van het) incident. Hij is wel naar haar toe gelopen, maar de erfafscheiding stelde daarbij niet meer voor dan een rij jonge boompjes. [eiseres] sprong vervolgens zelf uit haar vrachtwagen, pakte [gedaagde] bij zijn kraag, waarna hij ter afwering uithaalde. Door de jarenlange pesterijen van [eiseres] tegenover zijn dochter en schoonzoon wist hij waartoe [eiseres] in staat was. Met het voldoen aan de strafbeschikking, meent [gedaagde] aan zijn straf te hebben voldaan en hoort het nu klaar te zijn.

3.4
De standpunten van partijen komen hierna – voor zover relevant – nader aan de orde.

4
De beoordeling

4.1
Artikel 6:162 BW bepaalt dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.

4.2
Vast staat dat de officier van justitie bij strafbeschikking van 2 april 2022 heeft vastgesteld dat [gedaagde] zich op 21 september 2019 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. Hoewel de strafbeschikking geen dwingende bewijskracht toekomt zoals bedoeld in artikel 161 Rv, levert een onherroepelijke strafbeschikking zoals hier voorligt wel een meer dan gemiddeld bewijs op van, in dit geval, mishandeling van [eiseres] door [gedaagde] (zie Kamerstukken II 2004/05, 29 849, nr. 9).

4.3
Daarnaast is tussen partijen niet in geschil dat [gedaagde] [eiseres] een klap in het gezicht heeft gegeven. Het verweer van [gedaagde] dat hij zichzelf verdedigde tegen [eiseres] kan hem niet baten. Niet, althans onvoldoende, is gebleken dat er een plotselinge dreiging uitging van [eiseres] , of dat sprake was van een aanval van haar kant. Ondanks het feit dat het langdurige burenconflict tussen [eiseres] en de dochter en schoonzoon de emotie van [gedaagde] invoelbaar maakt, kan dit de daad van [gedaagde] niet rechtvaardigen. [gedaagde] had immers eenvoudig weg kunnen lopen, maar heeft in plaats daarvan de confrontatie opgezocht. Deze handelswijze heeft daarmee een wederrechtelijk karakter en aldus is voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover [eiseres] heeft gehandeld.

4.4
Vervolgens is het in beginsel aan [eiseres] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij schade heeft geleden en tot welke omvang, alsmede dat er sprake is van een causaal verband tussen de gestelde schade en de klap die [gedaagde] haar heeft gegeven. Bij de bepaling van de hoogte van schade uit een onrechtmatige daad is het uitgangspunt dat de schadevergoeding het slachtoffer zoveel mogelijk in de toestand moet brengen waarin zij zou verkeren indien de onrechtmatige daad niet zou hebben plaatsgevonden. Dit beginsel brengt mee dat de omvang van de schade wordt bepaald door een vergelijking van de feitelijke situatie na de mishandeling en de hypothetische situatie bij het wegdenken daarvan.

4.5
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de door [eiseres] gevorderde schadeposten afzonderlijk beoordelen.

Inkomstenderving

4.5.1
Ten eerste vordert [eiseres] vergoeding van inkomstenderving ter hoogte van € 5.800,00. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij samen met haar partner een eigen transportbedrijf heeft waarvan zij beiden aandeelhouder zijn. Vanwege de pijn aan haar gezicht en de vragen die zij hierover zou krijgen van klanten, heeft zij een aantal dagen tot twee weken niet met de vrachtwagen kunnen rijden. Ter onderbouwing van deze inkomensschade overlegt [eiseres] een omzetoverzicht van het bedrijf in de weken rondom het incident. Ter toelichting daarop heeft [eiseres] verklaard dat de ritten die zij anders zelf zou rijden, gedurende de tijd dat [eiseres] thuis zat, wel uitgevoerd moesten worden, omdat anders de goederen zouden bederven en/of zij vanwege vertraging aan de klanten een schadevergoeding zouden moeten betalen.

[gedaagde] betwist dat [eiseres] niet heeft kunnen werken, omdat hij heeft vernomen, en zoals naar verluidt ook op camera staat, dat [eiseres] de maandag na het incident (op zaterdag) al weer in de vrachtwagen vertrok.

De kantonrechter begrijpt uit de toelichting ter zitting van [eiseres] dat de omzetten uit het overlegde omzetoverzicht wel gewoon volledig zijn gerealiseerd, maar dat het transportbedrijf een andere partij heeft moeten inschakelen om de betreffende ritten uit te voeren. Wat de kosten hiervan zijn geweest, is evenwel geenszins inzichtelijk gemaakt. Aangezien het bestaan van deze schade door [gedaagde] wordt betwist en de omvang van deze schadepost door [eiseres] in het geheel niet is onderbouwd – voor zover het hier al om schade van [eiseres] zelf zou gaan – is dit deel van de vordering niet toewijsbaar.

Camera-installatie

4.5.2
Ten tweede vordert [eiseres] vergoeding van (een deel van) de kosten voor een geplaatste camera-installatie. [eiseres] stelt zich onveilig te voelen. Dit komt volgens haar deels door het burengeschil met de dochter en schoonzoon en deels door het incident met [gedaagde] . In totaal heeft de camera-installatie € 4.050,00 gekost. Vanwege voornoemde gedeelde causaliteit vordert zij een deel daarvan, namelijk € 250,00, van [gedaagde] .

[gedaagde] betwist deze kosten te moeten vergoeden, omdat die installatie niet is geplaatst door het eenmalige incident met hem.

De kantonrechter zal deze schadepost afwijzen en overweegt daartoe als volgt. Hoewel de camera-installatie kort na het incident is geplaatst, is onvoldoende gebleken dat dit hiermee in een voldoende (gedeeld) causaal verband staat. Gebleken is dat de door [eiseres] ervaren spanning met bijbehorende angstgevoelens vooral voortvloeit uit de onderliggende burenruzie waarbij [gedaagde] zelf geen directe partij is. De kosten van deze camera-installatie behoren daarom in redelijkheid niet, ook niet gedeeltelijk, voor rekening van [gedaagde] te komen. Illustratief hiervoor is hetgeen [eiseres] zelf in punt 5.5 van de dagvaarding opmerkt:

( ... ) Het is juist dat er tussen eisende partij enerzijds en de dochter en schoonzoon van gedaagde anderzijds een langdurig burenconflict loopt; evenwel heeft eisende partij nooit een probleem gehad met gedaagde voorafgaandelijk aan het betrokken voorval, noch heeft zij enig probleem gehad met gedaagde na het betrokken voorval. Kortom, tussen eisende partij en gedaagde bestaat geen langdurig conflict, welke op gezette tijden zijn oprispingen en fricties kent, er is enkel de door gedaagde op 21 september 2019 gepleegde onrechtmatige daad op de persoon van eisende partij. Niet meer, niet minder. ( ... )

Belkosten

4.5.3
Ten derde maakt [eiseres] aanspraak op vergoeding van telefoonkosten (belkosten). [eiseres] stelt als gevolg van de mishandeling door [gedaagde] diverse telefoontjes te hebben moeten plegen, naar onder meer de politie, de huisarts en de advocaat. [gedaagde] heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd.

Hoewel [eiseres] de omvang van de exact gemaakte telefoonkosten niet concreet maakt, komt de kantonrechter een bedrag van € 5,00 niet onredelijk voor. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.

Smartengeld

4.5.4
Tot slot vordert [eiseres] smartengeld. [eiseres] stelt erg geschrokken te zijn door het incident en heeft gekampt met slapeloosheid en depressie. Zij voelt zich onveilig, met name omdat het incident zich op haar privéterrein heeft voorgedaan. In totaal meent zij aanspraak te kunnen maken op € 250,00 aan smartengeld. Daarbij heeft zij verwezen naar een uitspraak uit de Smartengeldgids van de ANWB, genummerd 736, waarin een bedrag van € 300,00 was toegewezen (ECLI:NL:RBMID:2012:BV0367). Omdat bij de strafbeschikking reeds € 100,00 is toegewezen, vordert zij in deze procedure nog een bedrag van € 150,00.

[gedaagde] betwist dit deel van de vordering en acht het naar aanleiding van de strafbeschikking betaalde bedrag toereikend. [eiseres] heeft zelf een grote rol gespeeld bij het uitlokken van het incident en het door een rij jonge boompjes stappen maakt het nog geen bewust en berekende actie.

De kantonrechter overweegt als volgt. Smartengeld is bedoeld om de benadeelde genoegdoening en compensatie te bieden voor wat haar is aangedaan. Bij het vaststellen van de hoogte van het schadebedrag moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden, waarbij het gaat om de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Daarbij moet worden aangesloten bij de bedragen die door de rechter in Nederland plegen te worden toegekend in vergelijkbare gevallen. In dit geval dienen de volgende omstandigheden mee te wegen. Aan de ene kant dat [gedaagde] [eiseres] min of meer bewust een klap heeft gegeven, dat het fotomateriaal in het strafdossier de lezing van [eiseres] staaft dat zij bij de armen is vastgepakt, dat het incident heeft plaatsgevonden op het privéterrein van [eiseres] en dat het goed voorstelbaar is dat [eiseres] daarvan is geschrokken. Maar aan de andere kant ook dat niet onaannemelijk is dat [eiseres] zelf een aandeel heeft gehad in het ontstaan en de escalatie van het incident. Bovendien is het geval in de Smartengeldgids waar [eiseres] naar verwijst niet geheel vergelijkbaar, omdat daar het incident in de woning van het slachtoffer had plaatsgevonden en er was geslagen met een stuk hout. Ten slotte is van belang dat de aard en de ernst van het fysieke letsel van [eiseres] relatief beperkt is en dat [eiseres] de door haar gestelde psychische klachten op geen enkele wijze heeft onderbouwd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Alles in aanmerking genomen, acht de kantonrechter een vergoeding van in totaal € 150,00 passend. In deze procedure zal daarom het nog resterende bedrag van € 50,00 worden toegewezen.

4.6
Gelet op hetgeen is overwogen in 4.5.1 t/m 4.5.4 wijst de kantonrechter een schadevergoeding toe van in totaal € 55,00, bestaande uit € 5,00 aan telefoonkosten en € 50,00 aan smartengeld.

Wettelijke rente

4.7
Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen inhoudelijk verweer gevoerd. Omdat de gevorderde schadevergoeding grotendeels wordt afgewezen, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen over het toegewezen bedrag van € 55,00 vanaf 21 september 2019, zijnde de dag dat onrechtmatig is gehandeld, tot de dag van algehele voldoening.

Buitengerechtelijke kosten

4.8
Gelet op het toewijsbare gedeelte van de hoofdsom zou – indien wordt aangesloten bij het forfaitaire tarief behorend bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, dat geacht wordt redelijk te zijn – hooguit het minimale bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten kunnen worden toegewezen. Nog daargelaten of die kosten in dit geval voor vergoeding in aanmerking komen, is van belang dat volgens [eiseres] uit de strafbeschikking (impliciet) volgt dat de officier van justitie deze schadepost heeft ingewilligd voor een bedrag van € 50,00, zodat er ter zake geen schade (meer) resteert die nog vergoed zou moeten worden.

Proceskosten

4.9
Omdat beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld en een aanzienlijk deel van de gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. ECLI:NL:RBZWB:2022:8355