Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-NL 030713 seksueel misbruik geestelijk gehandicapte op dagbesteding; zorgplicht zorgverlener niet geschonden

Rb Noord-NL 030713 seksueel misbruik geestelijk gehandicapte op dagbesteding; zorgplicht zorgverlener niet geschonden

2 De verdere beoordeling
Op- en aanmerkingen proces-verbaal
2.1. De rechtbank zal allereerst ingaan op het bij brief van 5 oktober 2012 door[eisers c.s.] gedane verzoek om het proces-verbaal van comparitie op één punt aan te vullen, tegen welk verzoek Talant geen bezwaar heeft geuit.[eisers c.s.] heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht opgemerkt dat onderaan pagina 5 van bedoeld proces-verbaal een deel van de reactie van [eiser] op de opmerking van[X], dat er geen aanleiding bestond om extra op [voornaam dochter] te letten, ontbreekt. Zoals in de brief is aangegeven, heeft [eiser] ter comparitie verklaard dat Talant aan[eisers c.s.] heeft gevraagd of [voornaam dochter] vrijheden had of dat[eisers c.s.] voor bepaalde vrijheden/activiteiten toestemming moest geven en dat [eiser] toen heeft geantwoord dat voor alle vrijheden/bezigheden toestemming moest worden verkregen van[eisers c.s.], omdat [voornaam dochter] beschermd moest worden aangezien ze overal "ja" op zegt. Deze verklaring had in het proces-verbaal tussen de zin "Dat is niet waar" en de zin "We hebben (…) kwetsbaar is." moeten staan. Het proces-verbaal dient aldus te worden gelezen.

2.2. Bij brief van 11 oktober 2012 heeft ook Talant verzocht het proces-verbaal aan te vullen.[eisers c.s.] heeft bij brief van 13 november 2012 op dit verzoek gereageerd. Allereerst heeft Talant aangegeven dat in het proces-verbaal op pagina 6 staat vermeld dat mevrouw [Y] heeft verklaard: " We doen geen aangifte in dit soort zaken omdat we dan aangifte zouden moeten doen tegen onze eigen cliënten." , en dat dit een te ongenuanceerde weergave van de verklaring van [Y] is. Volgens Talant heeft [Y] aangegeven dat Talant bij voorkeur geen aangifte doet tegen haar eigen cliënten, dit omdat er een vertrouwensband en een hulpverlenerrelatie met deze cliënten bestaat, maar dat er dan wel altijd met de ouders wordt afgesproken dat zij te allen tijde het recht hebben om aangifte te doen.[eisers c.s.] hebben in reactie hierop aangegeven dat dit niet zo door [Y] is verwoord en dat hetgeen is opgetekend in het proces-verbaal correct is. De rechtbank overweegt dat uit de zittingsaantekeningen van de griffier kan worden afgeleid dat de verklaring van [Y] genuanceerder was dan is weergegeven in het proces-verbaal. Deze wijziging is derhalve terecht voorgesteld en het proces-verbaal dient dan ook gelezen te worden in de zin als door Talant uiteengezet. Ten aanzien van de overige opmerkingen van Talant over het proces-verbaal overweegt de rechtbank dat deze geen bespreking behoeven, nu deze niet zien op feiten of omstandigheden die – gelet op de navolgende beoordeling – relevant zijn.

Wijziging grondslag[eisers c.s.]
2.3. [eisers c.s.] heeft bij akte wijziging vordering de grondslag van zijn vordering aangevuld, in die zin dat hij de vordering mede heeft gegrond op wanprestatie van Talant. Ter onderbouwing van zijn beroep op wanprestatie heeft hij het volgende gesteld. Er is sprake van een ongeschreven zorgovereenkomst tussen Talant en [voornaam dochter] op grond waarvan [voornaam dochter] werkzaamheden verrichtte op een zogenaamde montageafdeling in het kader van de door Talant verzorgde dagbesteding. Talant is tekortgeschoten in de nakoming van deze zorgovereenkomst. Zo heeft zij onvoldoende toezicht gehouden op de werkvloer van de montageafdeling en ten onrechte nagelaten een zogenaamde risicotaxatie op te stellen en een risico-inventarisatie en -evaluatie (hierna: RI&E) te maken ten aanzien van medecliënten van [voornaam dochter], waaronder [Z]. Ook waren de begeleiders van [voornaam dochter] onvoldoende opgeleid om seksueel misbruik te herkennen en dit te voorkomen. Het kan Talant tot slot verweten worden dat zij geen aangifte heeft gedaan van het seksueel misbruik en dat zij geen adequate nazorg heeft verleend, toen duidelijk werd dat [voornaam dochter] seksueel was misbruikt.

2.4. Talant heeft ten aanzien van de aanvulling van de grondslag van de vordering het volgende aangevoerd. De rechtsverhouding tussen Talant en [voornaam dochter] dient gezien te worden als die tussen een zorgverlener en een cliënt. Of het handelen van Talant wordt getoetst aan de grondslag van wanprestatie of onrechtmatige daad maakt niet of nauwelijks verschil. In beide gevallen geldt dat op Talant de bijzondere zorgplicht rust zoals verwoord in het tussenvonnis van 6 juni 2012. De verweren die Talant eerder ter betwisting van de onrechtmatige daad heeft aangevoerd kunnen derhalve één op één worden overgenomen ter staving van haar betwisting van de wanprestatie. Ter aanvulling hierop voert Talant aan dat er geen aanleiding bestond voor het opstellen van een risicotaxatie bij [voornaam dochter] of [Z]. Ook was Talant niet gehouden om de aard en de omvang het misbruik door de politie in kaart te laten brengen.

2.5. Nu Talant geen bezwaar heeft gemaakt tegen de aanvulling van de grondslag van de vordering zal de rechtbank deze in haar beoordeling betrekken, nu deze aanvulling ook niet in strijd is met een goede procesorde.

2.6. De rechtbank overweegt nader het volgende. Voor de door de rechtbank aan te leggen toets met betrekking tot de bijzondere zorgplicht maakt het geen verschil of al dan niet sprake was van een zorgovereenkomst tussen Talant en [voornaam dochter]. De in het tussenvonnis omschreven bijzondere zorgplicht heeft Talant namelijk ook jegens cliënten die aan haar zorg zijn toevertrouwd en onder haar toezicht staan. Nu tussen partijen niet in geschil is dat [voornaam dochter], wanneer zij werkzaamheden verrichtte in het kader van de door Talant verzorgde dagbesteding, aan de zorg van Talant was toevertrouwd en onder haar toezicht stond, had Talant derhalve een bijzondere zorgplicht jegens [voornaam dochter] in acht te nemen. Voorts rust, anders dan[eisers c.s.] kennelijk meent, net als bij de grondslag onrechtmatige daad ook bij de grondslag wanprestatie ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv op[eisers c.s.] de stelplicht en de bewijslast van de feiten die aan de gestelde wanprestatie ten grondslag zijn gelegd. De rechtbank zal derhalve beoordelen of Talant haar bijzondere zorgplicht jegens [voornaam dochter] heeft geschonden en daarna eventueel of dit moet leiden tot aansprakelijkheid voor de gestelde schade op de ene of de andere grondslag.

Aard van het misbruik
2.7. Blijkens hetgeen ter comparitie is verklaard is tussen partijen niet langer in geschil dat sprake is geweest van seksueel misbruik van [voornaam dochter] door [Z]. Partijen verschillen echter van mening over de aard van het misbruik, de frequentie van het misbruik en de duur van de periode waarin dit misbruik zich heeft voorgaan. Talant heeft in dit verband gewezen op het door haar bij dagvaarding overgelegde taxatieverslag van het gesprek dat door GZ-psychologe en aandachtsfunctionaris seksualiteit J. Platenkamp met [voornaam dochter] is gevoerd en de daarin opgenomen conclusies van Platenkamp, alsmede de op dit gesprek gebaseerde melding aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Talant heeft benadrukt dat Platenkamp gespecialiseerd is in het voeren van gesprekken met cliënten over eventuele seksuele intimidatie/misbruik. De rechtbank begrijpt dit verweer van Talant aldus, dat zij zich beroept op hetgeen over het misbruik staat vermeld in dit taxatieverslag. In de uitgebreide versie van dit taxatieverslag van Platenkamp staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:

"Wat betreft haar niveau moet opgemerkt dat het voor [voornaam dochter] moeilijk is om feiten/situaties te ordenen in de tijd; in haar verhaal is ze soms te zeer met haar eigen verhaal bezig om adequaat te reageren op vragen. Hoeveelheden (hoe vaak het is gebeurd) kan ze nauwelijks aangeven en hierin wisselt ze in haar antwoorden.
(…)
Conclusies
• Hoewel [voornaam dochter] een verhaal niet helemaal consistent kan vertellen, het besef van tijd en eenheden beperkt is en niet altijd adequaat reageert op vragen ook vanwege haar fantasie, lijkt haar verhaal over het gebeuren met [initialen] ([Z]; toevoeging rechtbank) in essentie wel consistent. Bij navragen over verdere details is het moeilijker consistente gegevens te verkrijgen.
Vanuit haar verhaal komt naar voren dat [initialen] zich van achteren tegen haar heeft afgetrokken of van achteren tegen haar heeft gevreeën. Waarschijnlijk is hij niet bij haar naar binnen geweest omdat ze aangeeft dat ze de broek heeft aangehouden. Dit is naar haar aanduidingen meerdere keren gebeurd; ze blijft uiteindelijk bij 3x, maar hierbij is het de vraag of haar besef hiervan voldoende is. Of het binnen of buiten is gebeurd op het werk is niet helemaal duidelijk. Ze benoemt bij het werk binnen, maar schrijft ook het woord buiten op. Ook benoemt ze dat hij haar gezoend heeft, op de mond.
Hoewel ze niet direct heeft aangegeven dat ze gedwongen is benoemt ze wel dat [initialen] haar geslagen heeft (dit doet ze voor, met haar vuisten in het gezicht) en dat ze bang is voor [initialen]
• De rol van [initialen] ([A]; toevoeging rechtbank) blijft wat onduidelijk vanuit het verhaal: hij is in haar beleving zeker betrokken bij het gebeurde met [initialen] en vanuit haar tekening lijkt het alsof hij heeft gekeken naar wat er gebeurd is. Echter, bij hem benoemt ze ook agressieve daden in de zin van spugen op haar, vloeken en haar slaan. Daarnaast benoemt ze het uittrekken van haar trui, maar of dit op hem betrekking had is wat de vraag.
(…)
• [voornaam dochter] komt over als een kwetsbaar meisje dat moeilijk voor zichzelf op kan komen.
• De signalen die [voornaam dochter] laat zien verwijzen naar seksueel misbruik. Deze signalen zijn ernstig te noemen en duiden op een traumatische ervaring die ze niet/moeilijk weg kan zetten. Hier heeft ze hulp bij nodig."
2.8.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat [voornaam dochter] wisselende verklaringen heeft afgelegd over het misbruik. In het gesprek met Platenkamp heeft zij het misbruik beschreven, zoals hierboven aangegeven. Blijkens het adviesverslag van 7 juli 2011 van Scharloo, geciteerd in het tussenvonnis van 6 juni 2012, heeft [voornaam dochter] tegenover Scharloo (beknopt) in soortgelijke zin over het misbruik verklaard. Volgens[eisers c.s.] heeft [voornaam dochter] echter tegen[eisers c.s.], haar zus en haar therapeut de heer C. Torenbeek (hierna: Torenbeek) verklaringen afgelegd over het misbruik, waaruit volgt dat sprake zou zijn geweest van verschillende vormen van verkrachting van [voornaam dochter] door [Z].

2.9. De rechtbank volgt[eisers c.s.] niet in zijn stelling dat uit de overgelegde verslagen van de therapeut van [voornaam dochter], Torenbeek, en diens evaluatie van de behandeling blijkt dat sprake is geweest van verdergaand misbruik. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet duidelijk uit welke passage(s) deze conclusie getrokken zou kunnen worden. Bovendien volgt de rechtbank Talant in haar standpunt dat uit de verslagen valt op te maken dat, hetgeen daarin is opgenomen over het seksueel misbruik, een weergave betreft van de verklaringen van [voornaam dochter] en[eisers c.s.] en niet van conclusies van Torenbeek zelf.

2.10. Voor zover[eisers c.s.] op basis van verklaringen van [voornaam dochter] stelt dat begeleiders van [voornaam dochter] het misbruik (moeten) hebben gezien, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank deze stelling, gezien de wisselende verklaringen van [voornaam dochter] in de loop der tijd alsmede de gemotiveerde betwisting door Talant, onvoldoende onderbouwd.

2.11. De rechtbank is mede gelet op het vorenstaande van oordeel dat[eisers c.s.], in het licht van de wisselende verklaringen van [voornaam dochter] over het misbruik en gelet op het gemotiveerde verweer van Talant, onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat sprake is geweest van verdergaand misbruik dan uit het taxatieverslag van Platenkamp blijkt.

2.12. Nu Talant zich op het taxatieverslag heeft beroepen en het misbruik derhalve in zoverre niet heeft betwist, gaat de rechtbank in haar verdere beoordeling uit van de aard van het misbruik zoals dat uit het verslag van Platenkamp blijkt. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dit verslag. Dit betekent dat de rechtbank bij haar verdere beoordeling tot uitgangspunt neemt dat [Z] zich van achteren tegen [voornaam dochter] heeft afgetrokken of van achteren tegen haar heeft gevreeën, waarbij [voornaam dochter] haar broek heeft aangehouden, en dat [Z] [voornaam dochter] heeft gezoend op de mond en haar geslagen heeft.

Frequentie van het misbruik
2.13. De rechtbank stelt vast dat Platenkamp in haar verslag heeft geconcludeerd dat, hoewel [voornaam dochter] een verhaal niet helemaal consistent kan vertellen en haar besef van tijd en eenheden beperkt is, haar verhaal over het gebeuren met [Z] in essentie wel consistent is. Over verdere details is het volgens Platenkamp moeilijker consistente gegevens van [voornaam dochter] te verkrijgen. De rechtbank begrijpt de passage “Dit is naar haar aanduidingen meerdere keren gebeurd; ze blijft uiteindelijk bij 3x, maar hierbij is het de vraag of haar besef hiervan voldoende is” in het verslag van Platenkamp in het licht van deze conclusies aldus, dat volgens Platenkamp de verklaring van [voornaam dochter] dat het misbruik meerdere keren heeft plaatsgevonden consistent is, maar dat vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de betrouwbaarheid van haar verklaring dat het drie keer is gebeurd. Nu Talant zich ten verwere op dit taxatieverslag heeft beroepen, staat aldus tussen partijen als onvoldoende betwist vast dat het misbruik meermalen, in de orde van grootte van 3 keer, heeft plaatsgevonden.

2.14. Anders dan[eisers c.s.] is de rechtbank van oordeel dat op Talant in casu niet de (processuele) verplichting rustte om de taxatieverslagen van de gesprekken van Platenkamp met [Z] en [A], een andere medecliënt van [voornaam dochter], te overleggen, nu van een dergelijke verplichting eerst sprake zou kunnen zijn, indien[eisers c.s.] voldoende feiten en omstandigheden zou hebben aangedragen voor de conclusie dat de aard en frequentie van het misbruik anders was dan is weergegeven in het taxatieverslag van het gesprek met [voornaam dochter]. Zoals hiervoor is overwogen heeft[eisers c.s.] dergelijke feiten en omstandigheden onvoldoende onderbouwd gesteld.

Periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden
2.15. Wat betreft de duur van de periode waarin het misbruik zich heeft voorgedaan overweegt de rechtbank dat gelet op het verweer van Talant dat uit het taxatieverslag van Platenkamp blijkt dat het besef van tijd en eenheden bij [voornaam dochter] beperkt is, de stelling van[eisers c.s.] dat uit de verklaringen van [voornaam dochter] blijkt dat [voornaam dochter] over een langere periode is misbruikt door [Z], onvoldoende voor het oordeel dat het misbruik ook daadwerkelijk over een lange periode heeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt[eisers c.s.] evenmin in zijn stelling dat uit de overgelegde verslagen van de therapeut van [voornaam dochter], Torenbeek, en diens evaluatie van de behandeling blijkt dat de klachten van [voornaam dochter] duiden op langdurig en veelvuldig seksueel misbruik. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet duidelijk uit welke passage(s) deze conclusie getrokken zou kunnen worden. Ook uit het door[eisers c.s.] overgelegde adviesverslag van Scharloo kan, anders dan[eisers c.s.] heeft gesteld, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden afgeleid dat volgens Scharloo sprake is geweest van misbruik over een lange periode. Tot slot is tegenover de betwisting door Talant evenmin komen vast te staan dat uit onderzoek van 'De Swaai', een expertisecentrum van Talant, is gebleken dat [voornaam dochter] langdurig slachtoffer is geweest van seksueel misbruik.
Plat c.s. heeft gesteld dat [voornaam dochter] “op enig moment” vreemd gedrag ging vertonen. Zo belde [voornaam dochter] volgens hem vanaf het montagecentrum naar huis en beklaagde zij zich erover dat hij aan haar zat. Vervolgens bleek dat [voornaam dochter] onzindelijk werd, obsessief veel ging schrijven, veel moest huilen, niet meer naar het werk toe wilde en veel sprak over [Z]. De rechtbank stelt vast dat in het vonnis van de kantonrechter van 27 juli 2011 als vaststaand feit is aangenomen dat het bellen van [voornaam dochter] naar huis met de mededeling dat “hij aan haar zat ” medio 2008 heeft plaatsgevonden. Nu Talant de gestelde gedragsverandering die[eisers c.s.]
[eisers c.s.] naar eigen zeggen sindsdien bij [voornaam dochter] constateerde, niet heeft betwist, enkel de bekendheid daarmee, en evenmin heeft betwist dat voormelde mededeling en de gedragsverandering (achteraf gezien) als signalen kunnen worden beschouwd van het later geconstateerde seksueel misbruik, gaat de rechtbank ervan uit dat het misbruik rond medio 2008 heeft plaatsgevonden. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat het misbruik tijdens de zomervakantie van [voornaam dochter] in 2008 niet heeft kunnen plaatsvinden en dat het misbruik in ieder geval moet zijn gestopt toen[eisers c.s.] bij brief van 18 augustus 2008 aan Talant haar zorgen heeft geuit over [voornaam dochter], nu deze brief het onderzoek in gang heeft gezet, wat heeft geleid tot overplaatsing van [Z].

Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van het misbruik
2.16. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of Talant tekort is geschoten in het nemen van maatregelen die redelijkerwijze van haar konden worden gevergd ter voorkoming en bestrijding van het misbruik, zoals dat volgt uit het taxatieverslag en waaromtrent in het voorgaande is overwogen. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat Talant wist dat er een verhoogde kans op seksuele intimidatie dan wel seksueel misbruik bestond. Talant heeft namelijk erkend dat zij er reeds vóór het misbruik mee bekend was dat, zoals[eisers c.s.] heeft gesteld, mensen met een verstandelijke beperking extra kwetsbaar zijn voor seksuele intimidatie en misbruik en heeft onvoldoende betwist dat zij ermee bekend was althans had moeten zijn dat de kans op seksueel overschrijdend gedrag bij personen met een verstandelijk beperking groter is dan bij personen zonder verstandelijke beperking. De rechtbank wijst vervolgens tegen deze achtergrond op de volgende omstandigheden.

2.17. Talant heeft onbetwist aangevoerd dat door de begeleiders van de dagbesteding richting de cliënten wordt aangegeven dat seksuele intimiteiten niet zijn toegestaan. Zo is [voornaam dochter], naar Talant onbetwist heeft aangevoerd, op 14 februari 2008 betrapt toen ze aan het zoenen was met een mannelijke medecliënt en is zij er toen op aangesproken dat het niet is toegestaan om te zoenen onder werktijd. Gelet hierop heeft[eisers c.s.] onvoldoende onderbouwd gesteld dat de cliënten van Talant onvoldoende hebben begrepen dat seksueel contact niet was toegestaan.

2.18. Voorts overweegt de rechtbank dat tussen partijen niet in geschil is dat er in de periode dat het misbruik heeft plaatsgevonden begeleiders aanwezig waren op het montagecentrum die toezicht hielden op de cliënten die deelnamen aan de dagbesteding, maar dat dit toezicht niet zodanig was dat een cliënt of een groep cliënten nooit zonder toezicht werd gelaten. Zo konden cliënten bijvoorbeeld onbegeleid de werkruimte verlaten om naar het toilet gaan.

2.19. De rechtbank stelt voorop dat gesteld noch gebleken is dat er ten tijde van het misbruik een (al dan niet wettelijke) norm was voor de mate van toezicht in de dagbesteding. Indien en voor zover[eisers c.s.] stelt dat Talant, gezien de kwetsbare aard van haar cliënten, permanent toezicht op hen had moeten houden, volgt de rechtbank hem hierin niet. De bijzondere zorgplicht van Talant reikt niet zover dat steeds op iedere cliënt permanent toezicht dient te worden gehouden, in die zin dat een cliënt geen moment zonder toezicht wordt gelaten, dat elke onregelmatigheid direct wordt opgemerkt en dat direct kan worden ingegrepen. Evenmin is gesteld of gebleken dat door[eisers c.s.] namens [voornaam dochter] met Talant de afspraak is gemaakt dat op [voornaam dochter] permanent toezicht zou worden gehouden in vorenbedoelde zin. Het feit dat er geen permanent toezicht werd gehouden op [voornaam dochter] en op [Z] levert derhalve geen schending op van de zorgplicht noch van een specifieke met Talant gemaakte afspraak.

2.20. Het misbruik dat heeft plaatsgevonden, zoals hiervoor beschreven in r.o. 2.12, kan in een kort tijdsbestek plaatsvinden. Gezien dit korte tijdsbestek rechtvaardigt het enkele feit dat het misbruik een aantal malen heeft plaatsgevonden naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat Talant onvoldoende toezicht heeft gehouden. Het oordeel dat de bijzondere zorgplicht geen permanent toezicht vereist brengt immers mee dat het gedurende korte tijd zonder toezicht laten van een cliënt geen schending oplevert van deze zorgplicht. Nu[eisers c.s.] geen andere feiten heeft gesteld, die indien juist, leiden tot de conclusie dat Talant onvoldoende toezicht heeft gehouden, wordt deze stelling als onvoldoende onderbouwd verworpen.[eisers c.s.]

2.21. [eisers c.s.] heeft verder gesteld dat Talant ten onrechte heeft nagelaten voorafgaand aan het misbruik een zogenaamde risicotaxatie te maken ten aanzien van [voornaam dochter] en een
RI&E op te stellen ten aanzien van [Z] en de medecliënten van [voornaam dochter]. Talant heeft hiertegen - kort gezegd - ten verwere aangevoerd dat er geen aanleiding bestond voor het opstellen van een risicotaxatie en een RI&E.

2.22. De rechtbank overweegt ter zake dat gesteld noch gebleken is dat ten tijde van het seksueel misbruik het uitvoeren van een RI&E voor cliënten in de dagbesteding wettelijk verplicht was dan wel een algemeen althans breed aanvaarde norm was. Dit geldt evenmin voor het uitvoeren van risicotaxaties bij alle cliënten in de dagbesteding. Zoals hiervoor is overwogen, heeft Talant met het oog op het risico van seksueel misbruik en seksuele intimidatie verschillende maatregelen getroffen, zoals het informeren van cliënten over het verbod op ongewenste intimiteiten, het handhaven van dat verbod en het houden van toezicht op de cliënten.[eisers c.s.] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt, dat de concrete situatie voorafgaand aan het misbruik maakte dat Talant uit hoofde van haar zorgplicht in aanvulling op deze maatregelen een RI&E en risicotaxatie had moeten maken. De enkele omstandigheid dat[eisers c.s.] voorafgaand aan het misbruik desgevraagd aan een medewerker van Talant heeft meegedeeld dat[eisers c.s.] voor alle vrijheden/activiteiten van [voornaam dochter] toestemming moest geven, omdat [voornaam dochter] erg kwetsbaar is en beschermd moet worden, aangezien ze overal “ja” op zegt, is daartoe onvoldoende. Uit deze mededeling had Talant niet hoeven concluderen dat de reeds door haar genomen maatregelen ter voorkoming van seksueel misbruik en seksuele intimidatie onvoldoende waren waar het [voornaam dochter] betrof.

Maatregelen na signalen van misbruik
2.23. Het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt de rechtbank tot het oordeel dat[eisers c.s.] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat Talant onvoldoende maatregelen heeft genomen ter voorkoming van seksueel misbruik. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of Talant, toen zij bekend werd of had kunnen zijn met het seksueel misbruik, die maatregelen heeft genomen die gelet op de omstandigheden redelijkerwijze van haar konden worden gevergd.

2.24. De rechtbank overweegt ter zake als volgt. Talant heeft een protocol waarin beschreven staat hoe medewerkers van Talant dienen te handelen ingeval van (een vermoeden) van seksueel intimidatie/seksueel misbruik.[eisers c.s.] heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat het door Talant overgelegde protocol, dat gedateerd is op juni 2005, ook daadwerkelijk werd gehanteerd ten tijde van het misbruik. Het enkele feit dat op het protocol de uitgiftedatum juni 2005 staat vermeld, rechtvaardigt deze conclusie volgens [eisers c.s.] niet. De rechtbank volgt[eisers c.s.] hierin niet. Waar Talant ter onderbouwing van haar standpunt dat zij ten tijde van het misbruik een protocol hanteerde een afschrift van dit protocol heeft overgelegd dat gedateerd is ruim voor de periode waarin het misbruik heeft plaatsgenomen, had het op de weg van[eisers c.s.] gelegen zijn blote betwisting nader te adstrueren. De enkele stelling dat Talant in de periode waarin het misbruik aan het licht kwam, doende was protocollen op te stellen in het kader van een te verkrijgen certificaat, is daartoe onvoldoende. Dit kunnen immers ook protocollen voor andere kwesties zijn geweest. Bovendien sluit deze stelling niet uit dat Talant, zoals zij heeft aangevoerd, het reeds bestaande protocol heeft aangepast na het voorval, welke aangepaste versie zij eveneens heeft overgelegd. [eisers c.s.] heeft subsidiair bij gebrek aan wetenschap betwist dat medewerkers ten tijde van het misbruik goed op de hoogte waren van het geldende protocol en daarin ook geschoold werden. De rechtbank acht deze betwisting evenmin voldoende onderbouwd, gelet op het onweersproken verweer van Talant dat de bekendheid met het protocol blijkt uit het feit dat na de melding door [eiseres], dat er iets met [voornaam dochter] aan de hand was, conform het protocol is gehandeld.

2.25. Tussen partijen staat vast dat de brief van 18 augustus 2008 van [eiseres] aan Talant, waarin zij haar zorgen heeft geuit over [voornaam dochter], de aanleiding is geweest voor Talant om onderzoek te laten verrichten door Platenkamp. Vóór die tijd heeft Talant volgens eigen zeggen geen signalen opgevangen waaruit kon blijken dat er iets met [voornaam dochter] aan de hand was.[eisers c.s.] heeft echter onbetwist gesteld dat het leercentrum van Talant eerder al een gedragsverandering bij [voornaam dochter] had opgemerkt, in die zin dat zij minder leerbaar was. Nu dit een leercentrum is van Talant kan deze constatering van het leercentrum beschouwd worden als een signaal dat er iets met [voornaam dochter] aan de hand was, dat door Talant is opgevangen. Aangevoerd noch gebleken is dat Talant hier iets mee heeft gedaan, anders dan[eisers c.s.] hierover te informeren. Voorts heeft[eisers c.s.] onbetwist gesteld dat hij in de periode vóór 18 augustus 2008 aan de begeleiders van het montagecentrum heeft gemeld dat [voornaam dochter] vanaf het montagecentrum naar huis had gebeld om zich erover te beklagen dat ”hij aan haar zat” . Tot slot staat als onbetwist vast dat[eisers c.s.] in de periode vóór 18 augustus 2008 merkten dat [voornaam dochter] vreemd gedrag ging vertonen, in die zin dat zij onzindelijk werd, obsessief veel ging schrijven, veel moesten huilen, niet meer naar het montagecentrum toe wilde en veel sprake over [Z]. Het komt de rechtbank, net als[eisers c.s.], onwaarschijnlijk voor dat [voornaam dochter] op het montagecentrum dit of vergelijkbaar vreemd gedrag niet vertoonde, nu [voornaam dochter] daar langdurig verbleef, namelijk 4,5 dag per week van 09:00 uur tot 15.15 uur, het misbruik daar heeft plaatsgevonden en [Z] daar aanwezig was.

2.26. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat Talant onvoldoende heeft betwist dat zij reeds vóór de brief van [eiseres] signalen ontving dat er iets met [voornaam dochter] aan de hand was. Dit enkele feit rechtvaardigt echter niet de conclusie dat Talant haar bijzondere zorgplicht heeft geschonden, nu[eisers c.s.] onvoldoende heeft gesteld dat Talant had moeten begrijpen dat dit signalen waren die duidden op het misbruik, zoals dat later bekend is geworden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat toen de melding van [eiseres] binnenkwam door Talant wel meteen actie is ondernomen.
Daar komt bij dat nu niet is komen vast te staan wanneer in de hiervoor genoemde periode medio 2008 het misbruik precies heeft plaatsgevonden, onvoldoende onderbouwd is gesteld dat het seksueel misbruik ook nog heeft plaatsgevonden, nadat [voornaam dochter] vorenbedoelde signalen had afgegeven. Gelet hierop kan niet gezegd worden dat, als Talant eerder actie had ondernomen op de signalen, het misbruik (deels) voorkomen had kunnen worden. Het causaal verband tussen de gestelde schending van de zorgplicht, bestaande in het onvoldoende actie ondernemen op signalen van [voornaam dochter], en het seksueel misbruik ontbreekt derhalve.[eisers c.s.] heeft onvoldoende gesteld dat en op grond waarvan er desondanks een causaal verband zou bestaan tussen de gestelde schending van de zorgplicht door Talant en de door hem gevorderde immateriële schade en materiële schade, bestaande uit verzorgingskosten en vervoerskosten.[eisers c.s.]

2.27. [eisers c.s.] heeft tot slot gesteld dat Talant onvoldoende nazorg heeft geboden toen bij haar bekend werd dat [voornaam dochter] was misbruikt. Volgens hem richtte de nazorg die Talant bood zich namelijk op het hele gezin, terwijl die enkel op [voornaam dochter] gericht had dienen te worden. Deze op [voornaam dochter] gerichte psychologische hulp moest[eisers c.s.] zelf arrangeren, omdat Talant deze niet in haar zorgsysteem had zitten en Talant vond dat [voornaam dochter] gewoon verder moest met haar leven en dat therapie niet in haar belang was, aldus[eisers c.s.] Dit standpunt van Talant is volgens[eisers c.s.] in strijd met alles wat bekend is rondom seksueel misbruik en hoe hier mee om te gaan. Zo heeft Torenbeek aangegeven dat [voornaam dochter] langdurig en intensief behandeld moest worden.

2.28. Talant heeft betwist dat zij onvoldoende nazorg heeft geboden. Hiertoe heeft zij het volgende aangevoerd. Direct na de melding van het vermoeden dat er iets met [voornaam dochter] aan de hand was is het protocol over hoe te handelen in geval van seksuele intimidatie/seksueel misbruik in werking gesteld en is aan de hand van dit protocol onderzoek gedaan. De kwestie is meteen gemeld bij de politie alsook bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Ook is [Z] direct overgeplaatst en zijn maatregelen getroffen, waardoor [voornaam dochter] en [Z] zowel in de dagbesteding als in het vervoer naar de dagbesteding elkaar niet meer konden tegenkomen. Voor [voornaam dochter] is een behandeltraject ingezet bij De Swaai, het expertisecentrum van Talant. Er is[eisers c.s.] geadviseerd dat 24-uursopame in De Swaai gunstig zou zijn voor [voornaam dochter] maar dit wilde[eisers c.s.] niet. [voornaam dochter] heeft psychomotore therapie gehad, wat door[eisers c.s.] op een gegeven moment is stopgezet. Ook is [voornaam dochter] in behandeling geweest bij een psychiater en heeft Talant een sociaal-psychologisch verpleegkundige ingezet. De deskundigen van Talant waren daarnaast echter ook van mening dat het belangrijk was voor het herstel van [voornaam dochter] dat zij haar gewone leven weer zoveel mogelijk zou oppakken. Talant wijst erop dat ook de huidige therapeuten van [voornaam dochter], Torenbeek en Scharloo, bevestigen dat het goed zou zijn, indien [voornaam dochter] weer in haar normale ritme zou komen. Vanuit Talant is ook een aantal malen professionele hulpverlening en begeleiding aangeboden aan[eisers c.s.], dit omdat bekend is dat de omgeving een zeer belangrijke rol speelt bij de verwerking van het gebeuren. Verder zijn met[eisers c.s.] diverse gesprekken gevoerd om over de invulling van het plan van aanpak voor de 'veilige terugkeer' van [voornaam dochter] naar het montagecentrum. Aan dit plan is ook uitvoering gegeven. [voornaam dochter] is teruggekeerd op het montagecentrum. In de visie van Talant ging het goed met [voornaam dochter].

2.29. [eisers c.s.] heeft naar het oordeel van de rechtbank tegenover dit verweer van Talant onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat Talant onvoldoende nazorg heeft geboden. Meer in het bijzonder heeft hij niet deugdelijk gemotiveerd bestreden dat [voornaam dochter] in De Swaai is behandeld en dat ook aan[eisers c.s.] professionele hulp is aangeboden. Voorts heeft[eisers c.s.] tegenover de gemotiveerde betwisting door Talant onvoldoende feiten gesteld die erop wijzen dat het advies van Talant, dat het goed zou zijn voor het herstel van [voornaam dochter] dat zij haar gewone leven weer zoveel mogelijk zou oppakken, onjuist zou zijn. Ook heeft hij onvoldoende betwist dat Talant maatregelen heeft getroffen om een veilige terugkeer van [voornaam dochter] naar het montagecentrum mogelijk te maken, zoals het overplaatsen van [Z]. Dat geen aangifte is gedaan bij de politie acht de rechtbank, anders dan[eisers c.s.], geen reden om te concluderen dat Talant onvoldoende nazorg heeft geboden, nu Talant wel melding heeft gedaan van het misbruik bij de politie en bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat de door Talant geboden nazorg onvoldoende zou zijn.

Conclusie
2.30. Het vorenstaande voert tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat Talant haar bijzondere zorgplicht jegens [voornaam dochter] heeft geschonden. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het feit dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft geconcludeerd dat Talant zorgvuldig heeft gehandeld naar zowel [voornaam dochter] als[eisers c.s.]

2.31. De vorderingen van[eisers c.s.] zullen derhalve worden afgewezen. (...) ECLI:NL:RBNNE:2013:4088