Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zeeland-West-Brabant 231215 ontucht met minderjarige; causaal verband met psychische klachten aangenomen

Rb Zeeland-West-Brabant 231215 ontucht met minderjarige; causaal verband met psychische klachten aangenomen, 1 jaar studievertraging cf richtlijn, smartengeld € 1.000,00;
- kosten begeleiding moeder bij medische behandelingen minderjarige geschat op € 1.000,00

4. De beoordeling 

4.1. Het strafrechtelijk vonnis van 1 augustus 2012, waarin Y op tegenspraak is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met X levert dwingend bewijs op van het feit dat ontuchtige handelingen met X zijn gepleegd. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van Y dat de handelingen met toestemming van X zijn verricht. Zelfs al zou dit zo zijn, dan ontneemt dat nog niet de onrechtmatigheid aan die handelingen. Als dertienjarige kon X niet in staat worden geacht in te zien wat de mogelijke gevolgen van dit handelen voor haar zouden kunnen zijn. Met de strafrechtelijke bepaling die ontuchtig handelen met een minderjarige jonger dan 16 jaar strafbaar stelt, is juist beoogd de minderjarige te beschermen. Voor de strafbaarstelling is niet relevant of de minderjarige met de handelingen instemde of niet. 
Civielrechtelijk ligt dat niet anders. Als achttienjarige, dus volwassene, handelde Y onrechtmatig door met X seksueel getinte handelingen te verrichten, ook al zou X dat op dat moment hebben goed gevonden. Dit leidt ertoe dat tegenbewijs tegen het strafrechtelijk vonnis, dat wil zeggen bewijs dat zou moeten leiden tot de conclusie dat Y niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat X toestemming voor dat handelen heeft gegeven, niet tot het resultaat kan leiden, dat de onrechtmatigheid aan het handelen komt te ontvallen.

4.2. Y is aansprakelijk voor de schade die door zijn onrechtmatige handelen heeft geleden. De rechtbank gaat op grond van haar overweging onder 4.1 voorbij aan zijn algemene verweer dat hij niet tot schadevergoeding gehouden is, omdat X met de handelingen zou hebben ingestemd. Ook gaat de rechtbank voorbij aan het verweer van Y dat X al voor het voorval te kampen had met geestelijke en lichamelijke problemen. In het geval van letselschade wordt in beginsel ruim toegerekend. Een bijzondere geestelijke of lichamelijke toestand, zo daar al sprake van is, doorbreekt het causaal verband tussen het handelen van Y en de schade van X in beginsel niet. 
X- heeft verschillende schadeposten opgevoerd. De rechtbank zal deze achtereenvolgens beoordelen, waarbij zij tevens betrekt het specifiek ten aanzien van die posten door Y gevoerde verweer.

4.3. smartengeld 
4.3.1. X stelt dat zij door het voorval veel leed heeft ondervonden. Zij is na het voorval gecontronteerd met gevoelens van angst en onzekerheid. Zij is opgenomen geweest in het ziekenhuis en heeft diverse psychologische behandelingen moeten ondergaan. Zij vordert € 2.000,- en verwijst voor de hoogte van deze immateriële schadevergoeding naar twee uitspraken in de smartengeldgids. 

4.3.2. Y betwist dat immateriële schade heeft geleden, aangezien het voorval op basis van vrijwilligheid, zonder enig gebruik van geweld, heeft plaatsgevonden. 

4.3.3. De rechtbank stelt, mede gelet op hetgeen zij heeft overwogen onder 4.1, vast dat als achttienjarige een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de toen dertienjarige X. Vanwege het psychisch traumatiserende effect van deze inbreuk, welke ook voldoende blijkt uit het feit dat X na het plaatsvinden van het voorval onder psychologische behandeling is geweest, is een vergoeding voor ondervonden leed op zijn plaats. Bij de begroting van de hoogte van de vergoeding houdt de rechtbank rekening met de aard van de inbreuk. met de omstandigheid dat Y misbruik heeft gemaakt van de jonge leeftijd van X, met het feit dat het voorval heeft plaatsgevonden in de woning van X, een plaats waar zij zich veilig moet kunnen weten, en ten slotte met het feit dat Y een onbekende voor haar was. Anderzijds houdt zij rekening met de beperkte omvang van de ontuchtige handelingen, de korte duur ervan en het feit dat het om een eenmalige gebeurtenis gaat, waarvan gesteld noch gebleken is dat die anders dan door dwang ten gevolge van overwicht door het leeftijdsverschil, heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal € 1.000,00 toewijzen. 

4.4. medische kosten 
4.4.1. X stelt dat een bedrag van € 611,07 aan medische kosten niet door haar verzekeraar worden vergoed, vanwege haar eigen risico. Na verweer stelt zij dat het gaat om kosten psycholoog ad (4 x € 75,00 en 1 x € 5,00 =) € 305,00 en € 225,04 kosten fysiotherapie. 

4.4.2. Y betwist tot vergoeding van schade gehouden te zijn. 

4.4.3. De rechtbank gaat uit van de onderbouwing van X in haar conclusie van repliek, ook al komt die ten aanzien van het totaalbedrag niet overeen met haar opgave van deze post in de dagvaarding. Y heeft de hoogte van de kosten niet betwist. Voor zover Y met zijn stelling dat X op geestelijk en lichamelijk gebied al diverse klachten had voordat het vooral plaatsvond, heeft willen betogen dat niet vaststaat dat de medische behandelingen een gevolg zijn van zijn onrechtmatig handelen, gaat de rechtbank daaraan ten aanzien van de kosten voor de psycholoog voorbij. Zij verwijst naar hetgeen zij met betrekking tot het causaal verband heeft onverwogen onder 4.2. Verder overweegt zij dat de gevorderde schadevergoeding betrekking heeft op psychologische behandelingen die hebben plaatsgevonden na het voorval en waarbij de behandelaars de behandeling relateren aan het voorval. Dat de behandelaars spreken over 'verkrachting' in plaats van ontuchtige handelingen doet niet ter zake. Voor de noodzakelijk geachte medische behandeling is relevant hoe het voorval door X is ervaren. Als zij het voorval als verkrachting kwalificeert, is dat waar de behandelaars vanuit gaan. Dat Y niet voor verkrachting is veroordeeld, maakt niet dat de kosten van de medische behandeling voor het trauma dat X 'verkrachting' noemt, maar door de strafrechter als 'ontucht' is gekwalificeerd, niet voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Ten aanzien van de kosten voor de fysiotherapeut overweegt de rechtbank dat de aard van het onrechtmatig handelen, ontucht, niet zonder meer behandelingen door een fysiotherapeut als te verwachten behandelingen met zich brengt. Het is dan aan X te stellen waarom de kosten voor de fysiotherapeut zijn gemaakt voor behandeling van klachten die zijn ontstaan door het voorval. Dit heeft zij niet gedaan. De kosten voor de fysiotherapeut komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde medische kosten worden toegewezen tot het bedrag van € 305,00. 

4.5. reiskosten 
X vordert € 628,10 wegens reiskosten voor de verschillende medische behandelingen en voor bezoeken aan de rechtbank en aan haar advocaat. Y betwist bij antwoord deze post bij gebrek aan wetenschap. Nadat X de post bij repliek nader heeft toegelicht, komt Y daar bij dupliek niet meer op terug. Het ligt voor de hand dat X reiskosten heeft moeten maken naar verschillende behandelaren wegens haar psychische klachten. Uitgaande van het als prod. 5 bij dagvaarding overgelegde kostenoverzicht zal de rechtbank de kosten die daarmee samenhangen toewijzen. De reiskosten naar de fysiotherapeut zullen worden afgewezen, op de onder 4.4 vermelde grond dat geen verband tussen de behandeling door de fysiotherapeut en het voorval is gesteld. De kosten voor bezoek aan de rechtbank en de advocaat zijn niet nader toegelicht, zodat de rechtbank niet kan vaststellen of en in hoeverre die met het voorval in verband staan. De rechtbank zal de reiskosten tot een bedrag van € 406,40 toewijzen. 

4.6. vergoeding wegens verblijf in het ziekenhuis 
X vordert € 252,00. Zij stelt dat zij in totaal 9 dagen in het ziekenhuis heeft verbleven in verband met ernstige maagklachten en op grond van de richtlijnen Letselschade recht heeft op vergoeding van € 28,00 per dag. Y heeft niet weersproken dat X 9 dagen in het ziekenhuis heeft verbleven en heeft de hoogte van het vergoedingsrecht niet betwist. Mede gelet op de verklaring van de kinderarts van 28 januari 2013 is er voldoende relatie tussen de buikklachten en de ontucht. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.

4.7. porto- en telefoonkosten 
Het ligt voor de hand dat X althans haar moeder voor haar, dergelijke kosten heeft gemaakt, bijvoorbeeld om de afspraken met de diverse behandelaars te maken. Y heeft tegen de hoogte van het bedrag geen verweer gevoerd, zodat de gevorderde € 50,00 toewijsbaar zijn.

4.8. studievertraging 
4.8.1. X stelt dat zij ten gevolge van het voorval een studievertraging heeft opgelopen van twee jaar. Ten tijde van de dagvaarding zit zij in 4 MAVO, terwijl zij in 5 HAVO had kunnen zitten. Zij beperkt haar vordering tot een vertraging van 1 jaar en vordert daarvoor het normbedrag overeenkomstig de Richtlijn Studievertraging van de Letselschaderaad van € 16.000,00. 

4.8.2. Y betwist dat er causaal verband is tussen de terugval op school en het voorval. 

4.8.3. Naast hetgeen zij onder 4.2 heeft overwogen met betrekking tot het causaal verband, overweegt de rechtbank dat uit productie 4 (verklaring vestigingsdirecteur van de middelbare school CSW d.d. 10 oktober 2013) voldoende naar voren komt dat X in ieder geval zonder vertraging met succes het VMBO theoretische leerweg (ook wel MAVO genoemd) had kunnen doorlopen. Ze zat in 2009/2010 in de eerste klas, zodat zij in het schooljaar 2012/2013 eindexamen had kunnen doen. Uit prod. 21 (cijferlijst eindexamen VMBO theoretische leerweg) blijkt dat zij eindexamen heeft gedaan in juni 2014. X stelt terecht dat zij niet onomstotelijk hoeft te bewijzen dat de studievertraging als enige oorzaak het onrechtmatig handelen van Y heeft. De vestigingsdirecteur rept over doubleren wegens veelvuldig schoolverzuim. Hel veelvuldig schoolverzuim is terug te voeren op de klachten die X ondervond na de ontucht, te wetlen angst, onzekerheid, schaamte tegenover leeftijdsgenoten en veelvuldige buikpijn en op de veelheid aan psychologische behandelingen. Het is dan ook aannemelijk dat de vertraging overwegend ten gevolge van het opgelopen trauma door de ontucht is veroorzaakt, zodat het aan Y is te stellen en eventueel te bewijzen dat de studievertraging een andere oorzaak heeft. Y heeft daartoe onvoldoende gesteld. Hij heeft tegen de hoogte van het bedrag van € 16.000,00 geen verweer gevoerd. De vordering zal op dit punt worden toegewezen.

4.9. kosten moeder 
4.9.1. X stelt dat haar moeder veel tijd heeft besteed aan het vergezellen van haar bij de diverse medische behandelingen. Zij raamt het aantal uren op 407, maar beperkt haar vordering op 200 uur à € 13,52, zijnde het netto uur salaris van haar moeder, derhalve in totaal € 2.704,00. 

4.9.2. Y betwist het causaal verband en de hoogte van de vordering. 

4.9.3. De rechtbank overweegt dat het redelijk is dat die ten tijde van de behandelingen 13 tot 15 jaar oud was, bij de consulten bij de huisarts, in het ziekenhuis en bij de psycholoog werd begeleid door haar moeder. Mede gelet op hetgeen is overwogen omtrent het causaal verband tussen het voorval en de behandelingen in het ziekenhuis en bij de psycholoog (waarbij voorafgaande bezoeken aan de huisarts gebruikelijk zijn), staat het causaal verband tussen de tijdsbesteding door moeder en het voorval voldoende vast. 
Y stelt echter terecht dat niet blijkt hoeveel uren de moeder heeft moeten vrij nemen van haar werk en welke kosten daarmee waren gemoeid. De rechtbank oordeelt het echter voldoende aannemelijk dat de moeder in ieder geval voor een deel van de gemoeide tijd vrij heeft moeten nemen en dat haar dat verlofuren heeft gekost. De rechtbank zal in redelijkheid een vergoeding vaststellen van € 1.000,00.

4.10. buitengerechtelijke kosten 

4.10.1. X vordert een vergoeding van de kosten van juridische bijstand die zij, naar zij toelicht in haar conclusie van repliek, heeft moeten maken als benadeelde partij in de strafzaak tegen Y. Zij begroot die kosten volgens de PIV -staffel en uitgaande van een schadebedrag van € 22.245,00 op € 5.596,00 incl. BTW. 

4.10.2. Y stelt dat buiten de dagvaarding geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. 

4.10.3. De rechtbank kan X in deze vordering niet volgen. Uit de ter onderbouwing overgelegde tijdschrijflijst van de advocaat blijkt dat het gaat om uren vanaf 23 augustus 2012. Het strafvonnis dateert van 1 augustus 2012. Aldus kan de rechtbank de onderbouwing van de vordering niet rijmen met de stelling die X eraan ten grondslag legt en moet deze vordering worden afgewezen.

Met dank aan mr. J.A.M. de Kerf, Van Leeuwen en De Waard Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak. Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/rb-zeeland-west-brabant-231215 , ook op rechtspraak.nl:ECLI:NL:RBZWB:2015:8736