Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Roermond 100407 ongeval bij oefenwedstrijdje hockey; sportvereniging aansprakelijk

Rb Roermond 10-04-07 ongeval bij oefenwedstrijdje hockey; bankje zeer kort bij speelveld geplaatst, sportvereniging aansprakelijk
Op 21 september 2002 is [A] tijdens een oefenwedstrijdje onstuimig en, gezien de opgelopen verwondingen, kennelijk met een behoorlijke snelheid tegen een bankje gelopen cq. gevallen.
Blijkens de bij dagvaarding overlegde foto’s stond het betreffende bankje toen op een afstand van ongeveer 60 à 70 cm van het speelveldje. Ter zitting is gebleken dat het bankje recentelijk -in de zomer van 2002- was geplaatst, met name ten behoeve van ouders die hun kinderen vergezellen en willen gadeslaan.

De kantonrechter neemt als uitgangspunt aan dat het onrechtmatig kan zijn anderen in gevaar te brengen door niet te anticiperen op onvoorzichtig en roekeloos gedrag van die anderen.
Het antwoord op de vraag of dat onrechtmatig is hangt af van de kans op zulk roekeloos en onvoorzichtig gedrag, de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst van de gevolgen van zulke ongevallen en de bezwaarlijkheid van het nemen van veiligheidsmaatregelen.

In casu is gebleken dat het betreffende veldje middels een bord van 100x50 cm is aangeduid als “miniveld”. Voorzitter [voorzitter van gedaagde] van gedaagde heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nog verklaard dat het miniveld bedoeld en ingericht is voor mini’s, kinderen tot maximaal 7 à 8 jaar.
Desgevraagd heeft [voorzitter van gedaagde] daar nog aan toegevoegd dat hierop niet streng wordt gecontroleerd. Het komt wel voor dat oudere jeugd wordt gevraagd om het veldje te verlaten, maar er is geen sprake van een echte toegangscontrole.

Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen van 10 jaar en ouder, met name in spelsituaties, onstuimiger en krachtiger kunnen reageren dan kinderen van 7 of 8 jaar. Een forse aanraking met objecten op zéér korte afstand van het speelveld is in dat geval te beschouwen als een niet te verwaarlozen mogelijkheid.
Naar het oordeel van de kantonrechter had het dan ook op de weg van gedaagde gelegen om stringenter te controleren dat alléén kinderen behorende tot de doelgroep gebruik zouden maken van het oefenveldje voor mini’s.
Nu dit klaarblijkelijk niet is gebeurd, moet dit nalaten van gedaagde als onrechtmatig worden gekwalificeerd. Vooral ook omdat gedaagde -indachtig de afwezigheid van enige controle van betekenis- het bankje zonder veel moeite buiten de afrastering had kunnen plaatsen.
[A] heeft een aanzienlijke verwonding aan zijn linker bovenbeen opgelopen die in het ziekenhuis met 24 hechtingen moest worden gedicht. Onweersproken heeft [A] ter zitting naar voren gebracht dat zijn bovenbeen op de plaats van het litteken nog steeds zeer gevoelig is. De ter zitting overlegde foto’s van het bovenbeen van [A] geven aan dat de littekens thans nog steeds goed zichtbaar zijn.
Alle voorgaande omstandigheden in aanmerking nemend is de kantonrechter van oordeel dat een vergoeding ten titel van smartengeld ter grootte van € 2.000,- als redelijk en billijk moet worden beschouwd.
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de gebeurtenis.
Aan in redelijkheid gemaakte incassokosten zal een bedrag worden toegewezen ter grootte van € 357,00 inclusief BTW.

Gedaagde zal tevens worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van eisers gevallen als hierna te bepalen.
LJN BA2945