Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 280114 skutsjesilen; tegenbewijs mbt voorshands bewezen onvoldoende waarschuwen en instrueren niet geslaagd

Hof Arnhem-Leeuwarden 280114 skutsjesilen; tegenbewijs mbt voorshands bewezen onvoldoende waarschuwen en instrueren niet geslaagd;
- verweer dat causaal verband ontbreekt is in strijd met de twee-conclusieregel
;

- zonder nadere onderbouwing kan niet worden aangenomen dat iedere high potential eenzelfde carrièrepad aflegt

vervolg op: hof-leeuwarden-260213-ongeval-tijdens-sk%C3%BBtjesilen-onvoldoende-waarschuwing-en-instructie-deelnemers-competitie-organisatie-aansprakelijk

2 De verdere beoordeling
2.1
Het hof heeft Neptunus c.s. in het tussenarrest van 26 februari 2013 in verband met de beoordeling van grief I in principaal appel toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat Neptunus c.s. [geïntimeerde] onvoldoende hebben gewaarschuwd en geïnstrueerd met betrekking tot de grootzeilschoot.

2.2
In rechtsoverweging 8.9 van het tussenarrest van 26 februari 2013 heeft het hof overwogen dat Neptunus c.s. de deelnemers aan de wedstrijd niet alleen nadrukkelijk dienden te waarschuwen voor de gevaren verbonden aan een gijpmanoeuvre, maar dat zij de deelnemers tevens dienden te instrueren waar te zitten en wat te doen of na te laten. De instructies dienden voor de deelnemers duidelijk te zijn. Neptunus c.s. dienden er rekening mee te houden dat van de deelnemers aan het betrokken zeilevenement niet kon worden verwacht dat zij bepaalde zeiltermen zouden begrijpen. Neptunus c.s. dienden zich ten slotte ervan te vergewissen dat de deelnemers de waarschuwingen en instructies ook hadden begrepen.

2.3
Nu het hier om tegenbewijs gaat, is het voor het slagen van de bewijsopdracht voldoende dat de vermoedens van het hof erdoor worden ontzenuwd. De bepaling in artikel 164 lid 2 Rv over de geringere bewijskracht van de verklaring van de partijgetuige geldt niet voor tegenbewijs. Indien het tegenbewijs is geleverd herleeft het bewijsrisico voor [geïntimeerde].

2.4
Om aan het genoemde tegenbewijs te voldoen, hebben Neptunus c.s. op 3 juni 2013 vijf getuigen doen horen, te weten: [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5]. [geïntimeerde] heeft op 11 oktober 2013 vier getuigen in contra-enquête doen horen, te weten [getuige 6], [getuige 7], [getuige 8] en [getuige 9].

2.5
Het hof zal hierna de over het bewijsthema afgelegde verklaringen citeren en bespreken.

2.6
Getuige [getuige 1] heeft - voor zover hier van belang - op 3 juni 2013 als volgt verklaard:
"(…) [appellant 2] houdt deze praatjes vaak, hij doet dit theatraal. Mensen houden dan hun aandacht erbij. Alle onderdelen van de boot worden benoemd. Aan een schoot zit 60 meter touw, hierbij moet je goed oppassen. Dit touw komt uit de roef. Dit vertelt hij goed. Hij kan zeggen: “rot op”, mensen begrijpen dit. Deze duidelijkheid zorgt voor aandacht. Aan boord krijgen de mensen nog extra informatie. Per schip kunnen namelijk verschillen zijn.
De gijp als zodanig wordt ook besproken. Dit gebeurt aan de hand van een kaart en waar de boeien liggen. Dan bespreek je waar de gijp zal plaatsvinden. De schoot gaat dan helemaal naar buiten toe; je moet dan uit de buurt blijven. [appellant 2] zal dit altijd duidelijk vertellen.
(...)
De schoot gaat boven je langs dan. [appellant 2] geeft dit aan tijdens het palaver door te zeggen: bukken. Of hij dit tijdens het betreffende palaver heeft gezegd weet ik niet.
(...)
[appellant 2] hield altijd het palaver. Dit palaver was niet ieder jaar hetzelfde. In 2003 weet ik dan ook niet meer exact wat er gezegd is".
2.7
Getuige [appellant 2] heeft - voor zover hier van belang - op 
3 juni 2013 als volgt verklaard:
"(…) Mijn standaard palaver gaat als volgt. Het duurt ongeveer 20-30 minuten.
De aandacht van de mensen is een groot probleem. Ze hebben elkaar lang niet gezien en zijn aan het eten. Ik schreeuw dan hard: Goedemorgen! Ik vertel dan dat we gaan varen, dat de mensen bemanning zijn en dat iedereen aan het werk moet. Ze moeten aan de schoten, zwaarden en fokkeschoot zitten. Ik moet de aandacht van de mensen hebben en houden; daar gaat het mij om. Schippers moeten het dan uitleggen aan de bemanning, dit zeg ik. Ree is equivalent van plat en dan komt de giek over. Dan denk je dat je het hebt gehad, maar de giek komt terug want “die zoekt jou”. Zo houd ik de aandacht erbij. Pas als het zeil opbolt aan de andere kant van het schip, dan komt u omhoog.
Er is maar één die jouw plaats op het schip bepaalt, dat is de schipper. Je verplaatst je tijdens een manoeuvre niet. Je komt op een gegeven moment bij de gijpton. Je wordt dan gewaarschuwd door de schipper. Je hebt dan zo weinig mogelijk mensen nodig op het achterdek. Je blijft op de plek waar de schipper je neergezet heeft. Als het niet zou kunnen, dan vaar je een andere baan. Omdat het slechts windkracht 5 was deden we dat niet; een stormrondje was niet noodzakelijk. Er komt een heel bos touw op het achterdek. Dat is de grootschoot. Daar moet je niet in de buurt gaan zitten, en ook niet met je voet in gaan hangen. Ik gebruik het woord “ swop” om aan te geven dat het zeil in één klap van stuurboord naar bakboord gaat.
Mevrouw [geïntimeerde] zat in het gangbord naast het roef. Op zich is dat een veilige plek. Zij moet met haar hoofd buiten het roef hebben gezeten want anders zou zij niet geraakt zijn.
(...)
Ik verifieer niet of mensen mijn instructies hebben begrepen. Soms zijn er 240 man die op de skûtsjes zitten, ik kan dat niet moeilijk verifiëren. Aan boord krijgen ze nog wel instructies van de schipper. Ik zeg dat ze daar naar moeten luisteren. Aan het eind van het palaver vraag ik wel altijd of er vragen zijn. Ik sluit dan af met een mop.
(…)
Bij palavers maak ik gebruik van het bord. Maar ik heb geen foto's van de schepen bij mij. De mensen krijgen aan boord instructies van de schipper. Je ziet het dan ook en dit werkt veel beter dan wanneer je werkt met plaatjes.
Ik deel de mensen niet in, dat doen de schippers.
Terugkijkend op deze dag kan ik zeggen dat mevrouw [geïntimeerde] zich niet aan de instructie heeft gehouden uit de buurt van de grootschoot te blijven. De schipper moet zeggen:allemaal plat want nu komt de gijp eraan. Althans zo zou ik het doen. Naast de roef kop naar beneden. Alleen op het achterdek is de grootschoot gevaarlijk.
(…). "
2.8
Getuige [getuige 3] heeft - voor zover hier van belang - op 3 juni 2013 als volgt verklaard:
"(…) Of [appellant 2] iets over gijpen op die dag heeft verteld, weet ik niet meer, maar ik kan mij niet voorstellen dat hij dit tijdens het palaver niet vertelde. Het was altijd hetzelfde verhaal. Over gijpen wordt altijd gezegd dat dat een gevaarlijk moment is. (...)
Er wordt tijdens het palaver altijd gezegd dat het achterdek zo leeg mogelijk moet zijn; mensen hebben daar niets te zoeken. De giek gaat daar redelijk fors overheen. Degene die meer naar voren zitten moeten zo laag mogelijk blijven, zodat de giek over hun hoofden heen gaat. (...)"
2.9
Getuige [getuige 4] heeft - voor zover hier van belang - op 3 juni 2013 als volgt verklaard:
"(…). [appellant 2] houdt altijd zijn standaard verhaal dat ongeveer 20 minuten tot een half uur duurt. [appellant 2] doet dit op een leuke en ook goede manier. De gijp wordt dan ook doorgenomen aan de hand van een voorbeeld. Verder wordt de gehele procedure van A tot Z doorgenomen. (…)
[appellant 2] is heel erg duidelijk in zijn verhaal. Of de mensen zich bewust zijn van de gevaren van de gijp is moeilijk in te schatten, maar in mijn beleving wel. (...)"
2.10
Getuige [getuige 5] heeft - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - op 
3 juni 2013 als volgt verklaard:
"(…). Nu was er een wedstrijdkader, er wordt dan iets meer van de mensen verwacht, maar je moet de mensen dan wel op “scherp” stellen. [appellant 2] vertelt hierover. Dit verhaal is altijd hetzelfde. [appellant 2] doet dit op een bijzondere en ook goede manier. [appellant 2] laat niets aan het toeval over. Hij vertelt bij elke boei wat de risico’s kunnen zijn.
Bij de gijpboei is ook heel duidelijk verteld: “ Denk om de giek, die moet je niet proberen tegen te komen”. Op de schepen wordt sec ook nog een keer individueel dit verhaal verteld door de schipper.
[appellant 2] vertelt ook over de schoten en het schootblok. Hij vertelt dat je daarvan af moet blijven en dat je niet in de baan moet komen. Dit wordt ook weer nogmaals door de schipper op het schip verteld.
Iemand die bij het zwaard zit krijgt specifieke instructie van [appellant 2], namelijk dat het zwaard gezakt moet laten worden. Degene die de zwaard bedient, wordt ook verteld dat hij voor de roef moet blijven zitten en uit de baan van de schoot moet blijven. Dit wordt door [appellant 2] uitdrukkelijk vermeld. Op uw vraag of [appellant 2] dit op 11 juni letterlijk heeft verteld antwoord ik dat elke keer het verhaal hetzelfde is; het is als het onze vader, hij laat nooit iets aan onduidelijkheid te wensen over. (…)".
2.11
Getuige [getuige 7] heeft - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - op 11 oktober 2013 als volgt verklaard:
"(…). Het was een feestelijke dag, als afsluiting van een project. We waren uitgenodigd om te gaan zeilen. We werden ontvangen in een grote ruimte. Het was er druk en rumoerig. (...) Er liepen ongeveer 100 tot 150 genodigden, want er waren meerdere relaties. (...)
Ik heb mijn verklaring gisteravond nog even doorgelezen. Ik weet niet veel meer dan wat er op papier staat. In mijn beleving stond er iemand voor de zaal. Degene heeft toen uitgelegd wat we die dag gingen doen en wat het parcours was. Het was een gezellige instructie op een gezellig dagje. Het was niet een strikte instructie. De echte instructie kwam pas aan boord, toen iedereen ook een eigen taak kreeg.
U leest mij mijn verklaring voor. Ik kan daar niet veel meer concrete dingen aan toevoegen. Er werd niet concreet gewaarschuwd wat je wel of niet moest doen. Er is die hele dag nergens voor gewaarschuwd. Dat weet ik. (...)
Ik denk dat het praatje zo’n 5 a 10 minuten heeft geduurd. Ik denk dat het totale praatje zo'n 15 minuten heeft geduurd. (…).
2.12
Getuige [getuige 8] heeft - voor zover hier van belang - op 11 oktober 2013 als volgt verklaard:
"(…) Er is een toelichting gegeven. Ik weet niet precies meer hoeveel mensen een toelichting hebben gegeven. Er was iemand van de organisatie die uitleg dat we gingen zeilen en dat we een bepaald patroon gingen varen. De manier waarop hij dat vertelde was aangenaam. Ik weet niet meer hoe hij dat heeft uitgelegd. Die man probeerde met anekdotes de dag uit te leggen. Je kon zien dat hij het vaker had gedaan. Ik heb het gisteravond nog eens doorgelezen en ook herinner ik mij nog dat die man zei, waarschijnlijk met een Fries accent, dat je je hoofd er goed bij moest houden. Het werd wel grappig verteld.
Ik weet niet meer precies hoe lang het praatje heeft geduurd, maar als ik het nu moet schatten, zou ik zeggen dat het zo’n 20 a 25 minuten heeft geduurd.
Het was een leuk verhaal over wat er die dag ging gebeuren, waarbij wel op zo'n manier werd verteld dat je iets serieus aan het doen was. Je moest die dag wel opletten bij wat je ging doen. We gingen namelijk twee wedstrijden varen.
(...)
Ik herinner mij niet dat ik ben gewezen op hele concrete risico’s. Ik herinner mij dat er is gezegd dat je er met je hoofd bij moest blijven. Er werd wel gezegd dat het vrij hard zou kunnen waaien.
(...)
Ik herinner mij niet dat er is gesproken over zwaarden, gieken etc. Ik herinner me niet dat daar over gesproken is. Op de boot is er wel over zwaarden, gieken etc. gesproken. (…)".
2.13
Getuige [getuige 9] heeft - voor zover hier van belang - op 11 oktober 2013 als volgt verklaard:
"(…) Ik had een wat andere rol dan de gemiddelde deelnemer. (...). Ik was in feite gastheer op het schip. Ik ben ook meegevaren met dit skûtsje.
(...)
Ik herinner mij dat er een aantal tafels waren. Per schip had je een aantal tafels. Ik weet niet meer of de schipper er op dat moment al bij zat. Ik denk dat er zo’n 100 mensen waren in die zaal.
Ik kan mij nog herinneren dat er een praatje werd georganiseerd. Ik kan mij wellicht wat meer herinneren omdat ik dit evenement drie keer heb meegemaakt. Ik denk dat ik in drie jaar tijd drie keer dit evenement mee heb gemaakt. De wedstrijdleider deed het praatje. De paartjes waren nagenoeg identiek aan elkaar.
Ik herinner mij dat hij de gasten welkom heeft geheten. Vervolgens vertelde hij hoe de dag eruit zou gaan zien. We zouden eerst een stuk zonder wedstrijdelement varen. Daarna zou de wedstrijd plaatsvinden, welke werd gevolgd door een pauze en daarna zou een tweede wedstrijd volgen. Hij legde uit welke rondes we zouden varen. In zijn algemeenheid heeft hij nog wat dingen uitgelegd. Daarbij werden er grapjes gemaakt. Er werd niet echt uitgelegd wat de risico’s op het schip waren. Over algemene risico’s werd wel gesproken, waaronder bijvoorbeeld wat te doen bij het omslaan van het schip.
Ik herinner me niet dat de onderdelen van het schip werden besproken. Dat was wel zo op de boot, maar in mijn beleving was dat niet tijdens het praatje voorafgaand aan het varen. Het praatje zal zo’n 10 tot 15 minuten hebben geduurd. De praatjes in de drie praatjes die ik gehoord heb, waren nagenoeg hetzelfde. Dezelfde grapjes werden bijvoorbeeld gebruikt. (…)".
2.14
Het hof stelt vast dat de getuigen [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5], die allen als schipper betrokken waren bij zeilevenementen waarbij [appellant 2] het palaver hield, waaronder het zeilevenement op 11 juni 2003, hebben verklaard dat [appellant 2] voorafgaand aan de zeilwedstrijd altijd hetzelfde verhaal hield. Alleen [getuige 1] heeft verklaard dat het verhaal niet altijd hetzelfde was. De betrokken schippers hebben allen verklaard dat [appellant 2] in zijn standaard verhaal aandacht besteedde aan de gijpmanoeuvre en dat hij de deelnemers ook waarschuwde uit de buurt van de grootschoot op het achterdek te blijven. [getuige 1] en [getuige 3] kunnen zich evenwel niet herinneren of [appellant 2] ook op de bewuste dag in juni 2003 de deelnemers heeft gewaarschuwd uit de buurt van de grootschoot te blijven.

2.15
De getuige [appellant 2] heeft verklaard dat [geïntimeerde] goed is geïnstrueerd niet in de buurt van de grootschoot te komen. Die verklaring acht het hof te weinig concreet om van enig gewicht te kunnen zijn, nog daargelaten dat [appellant 2] een persoonlijk belang heeft bij de uitkomst van de bewijsopdracht en ook om die reden terughoudendheid is geboden.

2.16
De getuige [getuige 5] heeft als enige verklaard dat [appellant 2] degene die het zwaard bedient - wat [geïntimeerde] heeft gedaan - de instructie heeft gegeven voor de roef te zitten en uit de baan van de schoot te blijven. Op de vraag of [appellant 2] deze instructie ook op 11 juni 2003 heeft gegeven, herhaalt [getuige 5] dat [appellant 2] altijd hetzelfde verhaal houdt. [getuige 5] bevestigt desgevraagd dus niet dat [appellant 2] op 11 juni 2003 genoemde instructie ook daadwerkelijk heeft gegeven. Nu geen van de andere aanwezige schippers hebben verklaard dat [appellant 2] dergelijke specifieke instructies in zijn standaard verhaal had opgenomen, acht het hof de verklaring van [getuige 5] weinig geloofwaardig. Dit geldt temeer nu [appellant 2] dit ook zelf niet heeft verklaard. Uit de verklaring van [appellant 2] volgt slechts dat hij in algemene zin de deelnemers ervoor waarschuwde uit de buurt van de grootschoot te blijven.

2.17
De getuigen [getuige 7], [getuige 8] en [getuige 9], die allen als deelnemer betrokken waren bij het onderhavige evenement, verklaren dat degene die voor de zaal stond geen specifieke instructies heeft gegeven, noch heeft gewaarschuwd voor concrete risico's.
Alle drie verklaren dat er uitleg werd gegeven over het te varen parcours en dat de man op een grappige manier uitlegde dat je vooral je hoofd er bij moest houden.
Aan de verklaringen van [getuige 7], [getuige 8] en [getuige 9] hecht het hof veel waarde omdat zij als onervaren zeiler aan het betrokken evenement hebben deelgenomen en dus uit eigen wetenschap kunnen verklaren of het palaver van [appellant 2] op de betreffende dag in juni 2003 voldoende duidelijk was. Dat [getuige 7] heeft verklaard dat hij zeker weet dat er nergens voor is gewaarschuwd, terwijl hij eerder verklaarde niet zoveel van de dag te kunnen herinneren, maakt naar het oordeel van het hof, anders dan Neptunus c.s. in hun memorie van enquête aanvoeren, zijn verklaring nog niet ongeloofwaardig. Dat [getuige 7] zich niet zoveel van die dag herinnert, sluit naar het oordeel van het hof niet uit dat hij zich wèl herinnert dat er nergens voor is gewaarschuwd. Die verklaring past ook in zijn eerder afgelegde schriftelijke verklaring, waarin hij heeft verklaard dat de instructie met name inhield dat werd aangegeven welk parcours er werd gevaren.

2.18
Het hof is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [appellant 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] tezamen het vermoeden dat [appellant 2] [geïntimeerde] onvoldoende heeft gewaarschuwd en geïnstrueerd, niet ontzenuwen. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat getuigen [getuige 7], [getuige 8] en [getuige 9] die door [geïntimeerde] in contra-enquête zijn voorgebracht allen hebben verklaard dat [appellant 2] hen niet concreet heeft gewaarschuwd of geïnstrueerd met betrekking tot de grootzeilschoot.
Zelfs indien moet worden aangenomen dat [appellant 2] op enige wijze de deelnemers ervoor heeft gewaarschuwd uit de buurt van de grootschoot te blijven, dan geldt nog dat het tegenbewijs niet is geleverd nu deze waarschuwing onvoldoende concreet was om te voorkomen dat [geïntimeerde] door de grootschoot werd geraakt. [appellant 2] had [geïntimeerde] immers moeten instrueren met haar hoofd achter de roef te blijven. Die instructie is naar het oordeel van het hof door [appellant 2] niet gegeven.

2.19
Verder geldt dat de verklaring van [appellant 2] dat hij niet verifieert of de deelnemers zijn instructies hebben begrepen, nu juist het vermoeden bevestigt dat Neptunus c.s. jegens [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld. Dit feit legt het hof daarom thans aan zijn beslissing ten grondslag.

Causaal verband
2.20
Bij memorie van antwoord in incidenteel appel wordt door Neptunus c.s. voor het eerst aangevoerd dat het causale verband ontbreekt tussen enerzijds het niet waarschuwen en instrueren en anderzijds het ongeval. Het betreft hier een nieuw verweer dat strekt tot wijziging van het dictum van de bestreden uitspraak. De in artikel 347 lid 1 Rv besloten "twee-conclusieregel" brengt mee dat het hof in beginsel niet behoort te letten op verweren die in een later stadium dan in de memorie van antwoord worden aangevoerd (ECLI:NL:HR: 2009:BI8771). Op deze regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, zoals in genoemd arrest is aangegeven. Het hof oordeelt dat daarvoor in dit geval geen aanleiding bestaat.

2.21
De conclusie uit het voorgaande is dat Neptunus c.s. aansprakelijk zijn voor het ongeval en de daaruit volgende schade. Grief I in principaal appel faalt derhalve.

Omvang schade
2.22
[geïntimeerde] heeft in incidenteel appel haar eis vermeerderd. Zij vordert thans een voorschot van € 100.000,-. Neptunus c.s. hebben geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van [geïntimeerde]. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Ter zake van de vordering van [geïntimeerde] in incidenteel appel zal derhalve recht worden gedaan op de gewijzigde eis.

Eigen schuld
2.23
Neptunus c.s. beroepen zich ter afwering van de schadevordering vooreerst op eigen schuld van [geïntimeerde] in de zin van artikel 6:101 BW. Volgens Neptunus c.s. heeft [geïntimeerde] de instructies van [appellant 2] niet opgevolgd. Neptunus c.s. verwijten [geïntimeerde] tevens dat zij de schipper onvoldoende expliciet heeft ingelicht over haar visuele gebrek, waardoor zij op de verkeerde plek is gezet. Het hof begrijpt uit de stellingen van Neptunus c.s. in sub 3 van de memorie van antwoord in incidenteel appel dat Neptunus c.s. menen dat hun vergoedingsplicht om genoemde redenen geheel vervalt.

2.24
Het hof kan Neptunus c.s. hierin niet volgen. Het hof heeft hiervoor in rechtsoverweging 2.18 al overwogen dat uit de verklaringen van de getuigen volgt dat Neptunus c.s. [geïntimeerde] niet hebben geïnstrueerd ter zake de door haar in te nemen positie (achter de roef en uit de baan van de grootschoot). De algemene instructie uit de buurt van de grootschoot te blijven, voor zover die al is gegeven en door [geïntimeerde] begrepen, was onvoldoende duidelijk en concreet. Het kan [geïntimeerde] dus niet worden verweten dat zij niet achter de roef is gebleven. Het kan haar evenmin worden verweten dat zij, op commando van de schipper, is gaan liggen. Dat die instructie niet voor haar was bestemd, maar alleen voor de bemanning op het achterdek, had zij zonder nadere toelichting van Neptunus c.s. ook niet hoeven te begrijpen. Nu zij de instructie van de schipper heeft opgevolgd, kan haar dus evenmin onoplettendheid worden verweten. Het verwijt dat [geïntimeerde] de schipper onvoldoende zou hebben ingelicht over haar visuele gebrek, slaagt evenmin. Uit het door Nuyen op 8 april 2005 opgemaakte proces-verbaal blijkt dat de schipper ([getuige 4]) ermee bekend was dat [geïntimeerde] niet goed zag. Dat heeft [getuige 4] destijds immers met zoveel woorden verklaard. Het beroep van Neptunus c.s. op eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerde] slaagt derhalve niet.

Onderbouwing schade
2.25
Neptunus c.s. stellen daarnaast dat [geïntimeerde] haar schade onvoldoende heeft onderbouwd. Volgens Neptunus heeft de rechtbank om die reden ten onrechte het voorschot van € 25.000,- toegewezen (grief II in principaal appel) en dient in hoger beroep het gevorderde voorschoot van € 100.000,- evenzeer te worden afgewezen.

2.26
Ter onderbouwing van haar schade, voert [geïntimeerde], kort gezegd, het volgende aan. [geïntimeerde] stelt dat er thans sprake is van een eindsituatie. [geïntimeerde] stelt dat 14 uur per week het maximale is dat zij kan werken. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst zij naar de door haar overgelegde Arbo-rapportages en de verklaringen van de verzekeringsarts en revalidatiearts (zie producties 18, 19 en 20 bij memorie van antwoord tevens incidentele memorie van grieven). [geïntimeerde] stelt verder dat zij door het ongeval blijvend hersenletsel heeft opgelopen en als gevolg daarvan niet meer op het niveau van een "high potential" kan werken. Volgens [geïntimeerde] wordt zij geconfronteerd met een aanzienlijk verlies aan arbeidsvermogen. Dit verlies is door haar berekend op een bedrag van € 1.608.771,- exclusief pensioenschade. Daarnaast heeft zij materiële en immateriële schade geleden, waaronder de kosten van rechtsbijstand, aldus nog steeds [geïntimeerde]. Zij meent tenslotte dat de door haar begrote schade een voorschot van € 100.000,- rechtvaardigt.

2.27
Volgens Neptunus c.s. heeft [geïntimeerde] de door haar begrote schade onvoldoende onderbouwd. Daartoe voeren zij, eveneens samengevat weergegeven, het volgende aan.
De ernst van het letsel, de gevolgen daarvan voor [geïntimeerde] als ook de ernst van de daardoor onstane beperkingen zijn onvoldoende duidelijk. De door [geïntimeerde] overgelegde documentatie is gedateerd, terwijl aanvullende informatie van een onafhankelijke medische deskundige ontbreekt. Voor de bepaling van de schade is informatie nodig van de huisarts, de behandelde sector van het UWV en de Arbodienst. Die informatie ontbreekt.
Het verlies van arbeidsvermogen kan pas worden vastgesteld nadat de hiervoor genoemde informatie is aangeleverd, aldus nog steeds Neptunus c.s. De wijze waarop [geïntimeerde] het verlies aan arbeidsvermogen heeft berekend, is volgen Neptunus c.s. onjuist en ongebruikelijk. De uitgangspunten die aan de berekening ten grondslag zijn gelegd, zijn onvoldoende onderbouwd en verifieerbaar. Om die reden kan de berekening niet dienen ter rechtvaardiging van het gevorderde voorschot van € 100.000.

2.28
Het hof overweegt hiervoor als volgt. Het hof volgt Neptunus c.s. in hun betoog dat [geïntimeerde] haar schade onvoldoende heeft onderbouwd. De door [geïntimeerde] overgelegde medische documenten dateren uit de periode 2004 - 2005. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kunnen deze documenten niet dienen ter onderbouwing van de stelling van [geïntimeerde] dat zij door het ongeval thans nog steeds maar veertien uren per week kan werken. Zonder nadere toelichting van een medische specialist, kan evenmin worden aangenomen dat thans sprake is van een eindsituatie. Bij de berekening van de schade kan hiervan dan ook niet worden uitgegaan.

2.29
Naar het oordeel van het hof kan bij de berekening van de schade er evenmin van worden uitgegaan dat [geïntimeerde] dezelfde potenties had als haar collega's. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat iedere "high potential" bij de NMA eenzelfde carrièrepad aflegt en naar het bedrijfsleven vertrekt. Ook op dit punt is aanvullende informatie nodig. Het hof acht het evenwel aannemelijk dat [geïntimeerde], zeker in de periode direct na het ongeval, enige schade door het ongeval heeft geleden. De rechtbank heeft die schade begroot op € 25.000,-. Alleen al gelet op de juridische kosten die [geïntimeerde] heeft maken, acht het hof een voorschot van € 25.000,- redelijk. Dit bedrag is door Neptunus c.s. ook niet onderbouwd bestreden. Het hof acht dit bedrag als voorschot op schadevergoeding toewijsbaar. Dit betekent dat de grief II in het principaal appel en grief 1 in het incidenteel appel falen. Nu het aannemelijk is dat [geïntimeerde] enige schade door het ongeval heeft geleden, heeft de rechtbank de zaak terecht verwezen naar de schadestaatprocedure. De daartegen gerichte grief, grief IV in het principaal appel, faalt.

2.30
Het voorgaande betekent dat ook grief V in het principaal appel - die gericht is tegen het oordeel van de rechtbank dat Neptunus c.s. als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten dient te betalen - tevergeefs is voorgedragen. ECLI:NL:GHARL:2014:555