Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Bosch 180608 vervoerder aansprakelijk voor door eiseres op rondvaartboot opgelopen letsel

Rb Den Bosch 180608 vervoerder aansprakelijk voor door eiseres op rondvaartboot opgelopen letsel
2.5. Na afloop van de boottocht die [eiseres] maakte, werd de boot waarin zij werd vervoerd aangelegd aan de drijvende steiger. Zij zat op de bank die met de rugleuning aan de steiger grensde. Vanwege de bewegingen van de uitstappende passagiers schommelde niet alleen de boot, maar bewoog ook de drijvende steiger van boven naar beneden. [eiseres] en haar echtgenoot waren één van de laatste passagiers die uitstapten. Terwijl haar echtgenoot al was opgestaan, zat zij nog op de bank met haar rug naar de steiger. Haar tas stond voor haar in het midden van boot. Toen zij naar voren wilde reiken om met haar rechterhand deze tas te pakken, moest zij zich een beetje oprichten waarbij zij zich met haar linkerhand heeft afgezet tegen de bovenkant van de leuning van de bank. Op dat moment is haar linker middelvinger bekneld geraakt als gevolg waarvan zij letsel heeft opgelopen aan het topje van die vinger.

2.6. Zij is die dag behandeld in het Jeroen Bosch Ziekenhuis, waar crushletsel van de betreffende vinger werd geconstateerd. Het laatste kootje bleek gebroken en het topletsel is verzorgd met twee hechtingen. Omdat de vingertop erg gevoelig bleef, is zij op 17 oktober 2005 gezien door plastisch chirurg Metsers in genoemd ziekenhuis, die een echografie heeft aangevraagd omdat hij doorsnijding van de digitaalzenuw vermoedde, alsmede het ontstaan van een neuroom (zenuwgezwel). (...)

4.15. Nu derhalve niet is komen vast te staan dat Stichting Binnendieze haar aansprakelijkheid voor het ongeval rechtsgeldig heeft uitgesloten dan wel beperkt, resteert de vraag naar de toedracht van het ongeval. Daarbij wordt vooropgesteld dat niet is gesteld of gebleken dat [eiseres] haar hand moedwillig buiten boord hield op het moment dat zij letsel opliep. Gelet op de stellingen van partijen en de door hen ter comparitie afgelegde verklaringen gaat de rechtbank er vanuit dat de boot waarin [eiseres] zich bevond op het moment van het uitstappen van de passagiers schommelde en dat zij steun heeft gezocht aan de bovenzijde van de rugleuning van de bank waarop zij zat, toen zij naar voren reikte om haar tas te pakken. Gelet op de aard van het letsel wordt aangenomen dat daarbij alleen de vingers van haar linkerhand op de reling op de rugleuning hebben gerust. Naar het oordeel van de rechtbank kan haar daarvan geen verwijt worden gemaakt en is deze handelwijze niet dermate uitzonderlijk dat een zorgvuldig vervoerder daarop niet bedacht hoeft te zijn. Stichting Binnendieze heeft aangevoerd dat de schipper tijdens de rondvaart meermalen heeft gewaarschuwd dat de passagiers de handen binnen boord moesten houden, maar dat maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Deze waarschuwing hield ten eerste specifiek verband met het tijdens de rondvaart passeren van nauwe doorgangen. Ten tweede dient een zorgvuldig vervoerder ermee rekening te houden dat passagiers bij het in- en uitstappen steun zoeken, bijvoorbeeld in verband met het schommelen van de boot waarvan de Stichting zelf stelt dat dit schommelen niet te voorkomen is. Gelet op de overgelegde foto’s van de fluisterboten is de rand op de rugleuning de meest voor de hand liggende plaats om steun te zoeken, simpelweg omdat geen ander object op “stahoogte” beschikbaar is om steun te zoeken.
Het hekwerk op de drijvende steiger, bedoeld als steunpunt bij het in- en uitstappen, is immers nog niet binnen handbereik op het moment dat een passagier van de bank opstaat. Een zorgvuldig vervoerder dient er dan ook rekening mee te houden dat passagiers bij het in- en uitstappen hun hand op de rand boven de rugleuning kunnen leggen en daarbij dus de eerder gegeven waarschuwing (onbewust en onbedoeld) in de wind slaan.

4.16. Uitgaande van de situatie zoals deze blijkt uit foto 6 en 7, neemt de rechtbank voorts aan dat [eiseres] geen letsel zou hebben opgelopen indien de boot waarin zij zat zou hebben aangemeerd bij de vaste steiger. Gelet op het op de foto’s duidelijk zichtbare hoogteverschil tussen het dek van de vaste steiger en de bovenkant van de zijkant van de boot is het welhaast onmogelijk dat een vinger of hand die op de bovenzijde van de rugleuning van de bank rust bekneld raakt, omdat deze behoudens kapseizen simpelweg niet in aanraking kán komen met de vaste steiger.

4.17. Nu Stichting Binnendieze bij het aanmeren van de boot waarin [eiseres] zich bevond, gebruik heeft gemaakt van de drijvende steiger, staat vast dat haar vinger bekneld is geraakt tussen de rugleuning van de boot en de rand van die steiger. Een andere oorzaak is immers noch gesteld, noch gebleken. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat [eiseres] tijdens het vervoer letsel heeft opgelopen als gevolg van het materiaal waarvan de vervoerder zich heeft bediend. Nu het ongeval niet had kunnen gebeuren bij gebruik van de vaste steiger en de Stichting ermee rekening diende te houden dat passagiers bij het uitstappen een hand op de reling van de boot kunnen leggen, is de rechtbank van oordeel dat het voorval is veroorzaakt als gevolg van een omstandigheid die een zorgvuldig vervoerder had kunnen vermijden en waarvan deze de gevolgen had kunnen verhinderen. De vraag of de vinger bekneld is geraakt ónder de rand van de steiger dan wel tussen de zijkant van de steiger en de bovenzijde van de boot, welke laatste mogelijkheid de Stichting Binnendieze heeft erkend, acht de rechtbank in dit kader niet relevant, nu een zorgvuldig vervoerder het ontstane letsel op eenvoudige wijze had kunnen voorkomen door bijvoorbeeld stootmateriaal met een zodanige dikte aan de drijvende steiger te bevestigen, dat ook bij schommeling van de boot voldoende ruimte zou blijven bestaan tussen de rand van de steiger en de rand van de boot. Een andere mogelijkheid waardoor de Stichting het ongeval had kunnen voorkomen, is het enkel gebruiken van één of meer vaste steigers.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank Stichting Binnendieze dan ook aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt als gevolg van het letsel dat [eiseres] tijdens het vervoer heeft opgelopen. Dit betekent dat de door haar gevorderde verklaring van recht zal worden toegewezen. Daarbij merkt de rechtbank op dat Stichting Binnendieze onweersproken heeft gesteld dat haar aansprakelijkheid ingevolge art. 8:983 BW is beperkt tot het bedrag dat op grond van dit artikel bij a.m.v.b. is vastgesteld.
LJN BD4302