Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 220507 gestoorde rouwverwerking, geestelijke stoornis

Hof Arnhem 22-05-07 gestoorde rouwverwerking, geestelijke stoornis; zkh in beginsel gehouden schade moeder van overleden baby te vergoeden
2.2  Het hof heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van gynaecoloog [gynaecoloog] en het ziekenhuis als gevolg waarvan [M.] is overleden, hebben te gelden als even zovele tekortkomingen jegens [geïntimeerde], die in het kader van de onderhavige behandelingsovereenkomst (ook) voor haarzelf mocht rekenen op een adequate behandeling van haar en haar kind. (rov. 4.6 en 4.7 van het arrest d.d. 21 januari 2003). In beginsel is het ziekenhuis gehouden tot vergoeding van de schade die [geïntimeerde] ten gevolge van het overlijden van [M.] lijdt (rov. 4.9 van het arrest d.d. 21 januari 2003). (...)

2.4  De met een gestoorde rouwverwerking samenhangende geestelijke stoornis, die zich blijkens voormeld rapport in 1997 bij [geïntimeerde] heeft gemanifesteerd, staat in zodanig verband met de onder 4.2 bedoelde tekortkomingen van de behandelend gynaecoloog en het ziekenhuis, dat deze - nu het hier tekortkomingen betreft in de behandeling van moeder en de baby, waarvan zij juist is bevallen, - aan die tekortkomingen kan worden toegerekend. Dit verband blijkt uit de in voormeld rapport beschreven ontstaansgeschiedenis van die stoornis.

2.5  Deze geestelijke stoornis is aan te merken als een aantasting van [geïntimeerde] in haar persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW, die haar aanspraak geeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Dat tevens sprake is van niet-vergoedbare affectieschade van [geïntimeerde] wegens het overlijden van [M.], staat aan vergoeding van schade door het pathologisch verlopen rouwproces met een tijdelijke geestelijke stoornis niet in de weg. Dit leidt er slechts toe dat bij de bepaling van de hoogte van deze schadevergoeding de affectieschade buiten beschouwing moet blijven.
LJN BA5776