Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 121012 auto niet aansprakelijk jegens met te hoge snelheid door rood rijdende bromfiets

Rb Utrecht 121012 auto niet aansprakelijk jegens met te hoge snelheid door rood rijdende bromfiets; 
- kosten niet begroot; geen aansprakelijkheid dus geen vergoeding conform Regeling buitengerechtelijke kosten – letsel

4.  De beoordeling 

4.1.  Partijen verschillen van mening over de vraag of het verzoek van [verzoeker] “een deelgeschil” is. Bij de beoordeling van die vraag stelt de kantonrechter het volgende voorop. De deelgeschilprocedure kan worden gevoerd over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt ter zake van aansprakelijkheid voor schade door dood of letsel in gevallen dat de beëindiging van dat geschil kan bijdragen aan de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst over de vordering zoals die zou zijn ingesteld indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt. Hetgeen [verzoeker] en ASR verdeeld houdt, betreft - kort gezegd - de vraag naar (de omvang van) de aansprakelijkheid. De kantonrechter is van oordeel dat dit verzoek op zichzelf beschouwd binnen de omschrijving van artikel 1019w Rv valt. In de memorie van toelichting is ook expliciet vermeld dat de aansprakelijkheidsvraag, een geschil aan het begin van een schaderegelingstraject, in een deelgeschilprocedure aan de orde kan komen. De omstandigheid dat een beslissing over de aansprakelijkheid mogelijk tot gevolg heeft dat het gehele geschil daarmee tot een einde komt waardoor verder onderhandelen en het sluiten van een vaststellingsovereenkomst overbodig wordt, maakt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de verzochte beslissing enkel dáárdoor geen deelgeschil meer zou betreffen en zou moeten worden afgewezen. De kantonrechter acht een dergelijke conclusie bovendien in strijd met de bedoeling van de wetgever, nu het verzoek, zoals hiervoor is overwogen, inhoudelijk beschouwd wel degelijk binnen het bereik van artikel 1019w Rv valt en de wetgever met de deelgeschilprocedure beoogd heeft de afwikkeling van letselschade (buiten rechte) te vereenvoudigen en te versnellen. De kantonrechter heeft bovendien meegewogen dat indien het tussen partijen bestaande geschil met een beslissing van de kantonrechter op het verzoek van [verzoeker] (mogelijk) definitief tot een einde komt, dat in dat geval voornamelijk gelegen is in het feit dat het een zeer overzichtelijke schadeclaim betreft, over de omvang waarvan partijen het bovendien eens zijn. Aan het verweer van ASR dat er geen sprake is van een deelgeschil omdat met de beslissing over de aansprakelijkheid ook een beslissing over de omvang van de schade wordt genomen zodat verder onderhandelen overbodig is, gaat de kantonrechter dus voorbij. 

4.2.  Daarmee komt de kantonrechter toe aan de vraag in hoeverre ASR gehouden is de geleden schade van [verzoeker] te vergoeden en in hoeverre de schade op grond van eigen schuld voor rekening van [verzoeker] moet blijven. Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat bij het bepalen van de omvang van de schadevergoedingsplicht van ASR en daarmee samenhangend de mate waarin sprake is van eigen schuld van [verzoeker], als uitgangspunt geldt dat de schade over [verzoeker] en ASR moet worden verdeeld naar evenredigheid met de mate waarin de aan ieder van hen toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Het standpunt van ASR komt erop neer dat zij van mening is dat haar verzekerde geen enkel verwijt kan worden gemaakt. 

4.3.  Hoewel [verzoeker] zich op het standpunt stelt dat hij door oranje licht is gereden, is de kantonrechter van oordeel dat het verkeerslicht voor [verzoeker] op rood stond. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. [getuige 2] verklaart dat de auto groen licht had en op trok, het licht op het fietspad (al) op rood sprong en de scooter door het rode licht reed. Uit de verklaring van [getuige 1] waar zij schrijft “Brommer. Reed door rood?” (zie hiervoor onder punt 2.7.) leidt de kantonrechter af dat zij denkt dat de scooter door rood moet zijn gereden. Ook valt uit haar verklaring af te leiden dat het licht voor de auto's op groen stond. [getuige 1] verklaart immers dat zij naast de verzekerde van ASR voor hetzelfde stoplicht stond en dat zij gelijktijdig wegreden op het moment dat het groen werd. Dat het licht op groen stond is ook terug te lezen in de verklaring van de verzekerde van ASR zelf, waar staat “ik reed door groen stoplicht”. Op basis van deze verklaringen stelt de kantonrechter vast dat de verzekerde van ASR door groen is gereden. Dit betekent dat [verzoeker] door rood moet zijn gereden. Uit geen van de verklaringen volgt bovendien dat [verzoeker] door oranje licht is gereden, zoals [verzoeker] betoogt. Dit standpunt heeft [verzoeker] ook niet nader feitelijk onderbouwd. 
Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat [verzoeker] te hard gereden heeft. Volgens zijn eigen (uiteindelijke) verklaring reed hij met een snelheid van (ongeveer) 45 km per uur. Op basis van artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geldt voor bromfietsen op het fietspad echter een maximumsnelheid van 30 km per uur. 
Zowel het door rood rijden als de overschrijding van de maximumsnelheid betreffen aan [verzoeker] toe te rekenen verkeersfouten. Het ongeval is (mede) daardoor ontstaan: indien [verzoeker] het rode licht niet had genegeerd en/of niet te hard had gereden had, had de aanrijding niet plaatsgevonden. 

4.4.  Met betrekking tot het verkeersgedrag van de verzekerde van ASR overweegt de kantonrechter als volgt. Het verwijt dat [verzoeker] de automobiliste maakt is dat zij de kruising is opgereden zonder zich ervan te vergewissen dat deze vrij was. ASR heeft dit betwist. Anders dan [verzoeker] is de kantonrechter van oordeel dat het enkele feit dat een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen [verzoeker] en de verzekerde van ASR onvoldoende is om aan te nemen dat de verzekerde van ASR de kruising “dus” onvoorzichtig is opgereden en/of zich er niet van heeft vergewist dat de kruising vrij was. Dit volgt ook niet op die manier uit het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005 (LJN AS2026). In dit arrest is naar het oordeel van de kantonrechter geen rechtsregel vervat die zodanig geïnterpreteerd zou moeten worden. Uit rechtsoverweging 3.4.2. van het arrest blijkt dat het Hof tal van omstandigheden heeft opgesomd op basis waarvan het Hof vervolgens tot de conclusie komt dat het kruisingsvlak onvoorzichtig is opgereden. Een dergelijke feitelijke onderbouwing van het standpunt dat de verzekerde van ASR de kruising onvoorzichtig is opgereden heeft [verzoeker] niet gegeven. Dit brengt de kantonrechter tot de slotsom dat de verzekerde van ASR geen verkeersfout valt toe te rekenen. 
Dit heeft tot gevolg dat, nu vaststaat dat enkel een aan [verzoeker] toe te rekenen gedraging, te weten te hard en door rood rijden, heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, en daarmee aan het ontstaan van de schade (de verzekerde van) ASR niet aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. De kantonrechter zal het verzoek van [verzoeker] daarom afwijzen. 

4.5.  Met betrekking tot de kosten van de onderhavige deelgeschilprocedure overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv dient de deelgeschilrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet kan worden toegewezen. Deze kosten dienen evenwel te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. [verzoeker] maakt aanspraak op vergoeding van € 1.333,00. ASR heeft geen bezwaar tegen de gespecificeerde tijd, maar wel tegen het gehanteerde uurtarief van  € 140,00, zij is van mening dat een tarief van € 75,00 per uur (meer dan) voldoende is. Verder is ASR van mening dat [verzoeker] misbruik heeft gemaakt van de onderhavige procesmogelijkheid. De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van misbruik van het processuele middel van een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv. De kantonrechter verwijst naar hetgeen zij hiervoor onder rechtsoverweging 4.1. heeft overwogen. Met betrekking tot de verzochte kostenveroordeling is de kantonrechter van oordeel dat deze niet voor begroting in aanmerking komt. Mr. Hensen heeft immers ter zitting verklaard dat Klaverblad (onder andere) de “Regeling buitengerechtelijke kosten – letsel” heeft ondertekend. In geval van aansprakelijkheid volgt op grond daarvan dan een forfaitaire vergoeding (overeenkomstig de PIV-staffel) voor buitengerechtelijke kosten. Een dergelijke vergoeding is gezien de uitkomst van deze procedure (geen aansprakelijkheid van ASR) niet aan de orde. Dat deze kosten op grond van de van toepassing zijnde polisvoorwaarden (desondanks) voor rekening van [verzoeker] komen, kan de kantonrechter niet beoordelen omdat de polisvoorwaarden niet in het geding zijn gebracht. Indien en voor zover het verzoek (mede) daarop gebaseerd is, wijst de kantonrechter het om die reden af. 

4.6.  In een kostenveroordeling als door ASR in haar verweerschrift verzocht, voorziet de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (in artikel 1019aa Rv) niet. Op grond van artikel 1019aa eerste lid Rv begroot de rechter slechts de kosten aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Het verzoek van ASR zal de kantonrechter dus afwijzen.  LJN BY0014