Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 231111 Geen aansprakelijheid voor schade na laserbehandeling

Rb Rotterdam 231111 Geen aansprakelijheid voor schade na laserbehandeling 
2  De verdere beoordeling 

2.1  De deskundige heeft de aan hem voorgelegde vragen beantwoord. De deskundige heeft onder meer gerapporteerd dat de behandeling van [eiser] in 2000 heeft voldaan aan de eisen die men destijds aan een redelijk handelend en redelijk bekwaam oogarts kon stellen. 

2.2  De door de deskundige getrokken conclusies vloeien logisch voort uit zijn bevindingen. Hij heeft de door hem verstrekte antwoorden inzichtelijk gemotiveerd. De deskundige heeft beide partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op het conceptrapport en hij heeft de naar aanleiding daarvan aan hem voorgelegde aanvullende vragen eveneens gemotiveerd beantwoord. 

2.3  De rechtbank is van oordeel dat de deskundige een helder en goed onderbouwd rapport heeft uitgebracht. De rechtbank neemt de oordelen en conclusies van de deskundige over en maakt die tot de hare. 

2.4  De rechtbank zal hierna kort ingaan op hetgeen [eiser] bij conclusie na deskundigenbericht nog heeft gesteld. 

2.5  [eiser] wijst er terecht op dat de aansprakelijkheidsvraag in de eerste plaats een rechtsvraag is. Het antwoord op die rechtsvraag zal gegeven dienen te worden door de rechter. Deze is daarbij niet gebonden door de eventuele visie daarop van door hem geraadpleegde deskundigen. Dat neemt echter niet weg dat aan regels en normen die ten tijde van de behandeling voor de beroepsgroep golden veel gewicht kan en behoort te worden toegekend bij de beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag. Immers, de oogarts die in 2000 handelde conform die binnen zijn beroepsgroep geldende regels en normen, zal in het algemeen geacht kunnen worden destijds de zorg te hebben betracht die de redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. 

2.6  Indien de hulpverlener de patiënt naar behoren heeft geïnformeerd over de voorgenomen behandeling en de daaraan verbonden risico's (artikel 7:448 BW), en zich, redelijk bekwaam zijnd, naar behoren heeft ingespannen om de door de patiënt gekozen behandeling (artikel 7:450 BW) goed te doen verlopen, zal de hulpverlener in beginsel niet aansprakelijk zijn indien zich een aan de behandeling verbonden risico realiseert. Voor zover het op het moment van behandeling voor de redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot niet duidelijk behoeft te zijn dat de op zijn vakgebied geldende regels en normen in het concrete geval tekortschieten, ligt het niet in de rede dat een rechter achteraf niettemin tot het oordeel zal komen dat, ondanks het handelen conform die voor de betreffende beroepsgroep destijds geldende regels en normen, sprake was van een handelen in strijd met goed hulpverlenerschap in de zin van artikel 7:453 Burgerlijk Wetboek (BW). 

2.7  [eiser] wijst er nogmaals op dat het toestemmingsformulier vermeldt dat het kan voorkomen dat de microkeratoom slecht functioneert zodat de operatie gestaakt moet worden, in welk geval de operatie later herhaald moet worden of aanvullend chirurgisch ingrijpen nodig kan zijn. Anders dan [eiser] merkt de rechtbank deze vermelding in het toestemmingsformulier niet aan als (bewijs voor het bestaan van) een voor de behandelend oogarts geldend voorschrift dat meebracht dat de operatie die [eiser] in 2000 in het Oogziekenhuis onderging gestaakt had moeten worden. 

2.8  Het toestemmingsformulier richt zich tot de patiënt. Deze dient zich ervan bewust te zijn dat zich problemen kunnen voordoen met het microkeratoom en dat die problemen tot gevolg kunnen hebben dat de operatie moet worden gestaakt. Uit het toestemmingsformulier kan niet het bestaan van een veiligheidsnorm worden afgeleid die meebrengt dat de operatie altijd gestaakt diende te worden indien zich enig probleem met het microkeratoom zou voordoen. Dat er in 2000 een veiligheidsnorm bestond die meebracht dat de operatie gestaakt diende te worden zodra de microkeratoom stagneerde, heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt. 

2.9  [eiser] heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de redelijk handelend en redelijk bekwaam oogarts in 2000 de laserbehandeling niet zou hebben voortgezet nadat de microkeratoom stagneerde. 

2.10  De deskundige heeft inzichtelijk gerapporteerd over de maatregelen die er volgens de in 2000 beschikbare literatuur getroffen dienden te worden bij stagnatie van het microkeratoom. [eiser] is van mening dat die informatie afkomstig is uit slechts één enkel boek waardoor zijns inziens niet kan worden gezegd dat dit de toenmalige professionele standaard weergeeft. [eiser] heeft echter niet op het bestaan van andere relevante literatuur gewezen, noch heeft hij gemotiveerd aangegeven waar hij zijn oordeel op baseert dat de door de deskundige genoemde maatregelen niet de toenmalige professionele standaard weergeven. De rechtbank gaat derhalve uit van het bestaan van een toenmalige professionele standaard zoals door de deskundige genoemd. 

2.11  Dat de behandelend oogarts ([persoon 2]) is tekortgeschoten met betrekking tot de maatregelen die zij heeft getroffen nadat stagnatie van het microkeratoom was opgetreden, kan uit hetgeen de deskundige heeft gerapporteerd niet worden afgeleid. Uit hetgeen de deskundige heeft gerapporteerd, kan in het bijzonder niet worden afgeleid dat de behandelend oogarts de behandeling niet had mogen voortzetten nadat de microkeratoom stagneerde. Integendeel, uit het rapport kan worden afgeleid dat de redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot de behandeling kon voortzetten, en dat dit kon gebeuren op de wijze waarop de behandelend oogarts dat - voor zover dat door de deskundige kon worden vastgesteld - heeft gedaan. 

2.12  Uit de overgelegde informatie en hetgeen de deskundige heeft gerapporteerd, kan evenmin worden afgeleid dat de behandelend oogarts een verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de gebruikte apparatuur. De deskundige rapporteert daarover dat de gebruikte "Automated Corneal Shaper microkeratoom" in 2000 al jaren als meest populaire en meest gebruikte microkeratoom bekend stond. De oorzaak voor het vastlopen van de microkeratoom is onduidelijk gebleven. Er zijn diverse oorzaken denkbaar die echter niet zonder meer de conclusie rechtvaardigen dat de behandelend oogarts is tekortgeschoten en/of dat de gebruikte apparatuur ondeugdelijk was. Aan het enkele feit dat het microkeratoom tijdens de behandeling stagneerde, kan dan ook geen rechtens relevant vermoeden worden ontleend dat het bewijsrisico voor [eiser] zou behoren te verlichten. 

2.13  Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank vast dat niet aannemelijk is geworden dat de behandelend oogarts is tekortgeschoten. De deskundige heeft voorts gerapporteerd dat niet helemaal is uit te sluiten dat een gedeelte van de klachten van [eiser] van het rechter oog samenhangt met de stagnatie van het microkeratoom, maar dat dit op dit moment moeilijk is hard te maken. De deskundige wijst erop dat ook het niet in het Oogziekenhuis behandelde linkeroog - dat in juli 2000 naar tevredenheid van [eiser] elders door een andere oogarts is behandeld - vergelijkbare afwijkingen laat zien in alle meetresultaten. Dit brengt mee dat evenmin voldoende aannemelijk is geworden dat er oorzakelijk verband bestaat tussen het door [eiser] gestelde tekortschieten van de behandelend oogarts en de door hem gestelde klachten en beperkingen (en de daaruit voortvloeiende schade). 

2.14  Op basis van de overgelegde medische informatie en het uitgebrachte deskundigenbericht kan derhalve niet worden vastgesteld dat de behandelend oogarts niet de zorg heeft betracht die de redelijk bekwaam en redelijk handelend oogarts in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht, noch - hetgeen een zelfstandige grond voor afwijzing van de vordering vormt - dat [eiser] als gevolg van het door hem gestelde tekortschieten van de oogarts schade heeft geleden. 

2.15  De slotsom is dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.  LJN BU9541