Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zwolle-Lelystad 210911 aansprakelijkheid voor fout bij plaatsing kunstlens eerst erkend na expertise en aanvullende vragen;

Rb Zwolle-Lelystad 210911 aansprakelijkheid voor fout bij plaatsing kunstlens eerst erkend na expertise en aanvullende vragen; begroting schade, Rb waardeert rechtsbijstandkosten, inclusief kosten medisch adviseur, op € 1000,00.
2.1. In 2002 heeft [Eiseres] zich in verband met beperkingen van haar zicht met het rechteroog gewend tot haar huisarts, die haar heeft verwezen naar een oogarts. De oogarts heeft geconstateerd dat sprake was van beginnende staar en macula degeneratie van het rechteroog. Op dat moment was de gezichtsscherpte (visus) van het rechteroog 0,2.

2.2. De klachten zijn in de loop der tijd verergerd: in 2005 is met betrekking tot het rechteroog een (bijna) rijpe staar en een visus van 1/60 geconstateerd.

2.3. Op 7 februari 2006 heeft [Eiseres] een staaroperatie ondergaan in het Flevoziekenhuis. De operatie is uitgevoerd door oogarts dr. R.J. Boukes (hierna: Boukes).

2.4. In het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam (hierna: AMC) is op 30 juni 2006 opnieuw een visus rechts van 1/60 gemeten en werd bovendien een cornea (hoornvlies) decompensatie geconstateerd. Vervolgens heeft [Eiseres] in het AMC een hoornvliestransplantatie in het rechteroog ondergaan.

2.5. Bij brief van 3 mei 2007 heeft de advocaat van [Eiseres] het Flevoziekenhuis en Boukes aansprakelijk gesteld voor verwijtbaar onzorgvuldig medisch handelen door Boukes.

2.6. Bij brief van 12 november 2007 heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van het Flevoziekenhuis, MediRisk (hierna: MediRisk), aan de advocaat van [Eiseres] onder meer bericht:
'*[...] Onze medisch adviseur deelde ons mee dat de bij uw cliënte opgetreden complicaties allen bij zorgvuldig handelen kunnen optreden. De statusvoering is wat summier, maar er blijkt geen onzorgvuldig handelen uit.
Uw medisch adviseur spreekt over de mogelijkheid van een expertise. Wij hebben hiertegen geen bezwaar en stellen prof. Ringens in Amsterdam of prof. Hooymans in Groningen voor. Overigens wees onze medisch adviseur er op dat de visus rechts als gevolg van maculadegeneratie al zeer slecht was. De gecompliceerd verlopen operatie heeft die visus niet verslechterd. De vraag is dan of wij de lange en met kosten gepaard gaande weg van een expertise moeten inslaan. [...]

2.7. Bij brief van 9 januari 2008 heeft de advocaat van [Eiseres] geantwoord:
"[...] Mevrouw is er van overtuigd dat er verwijtbaar onzorgvuldig werd gehandeld door de oogarts. Dat ziet ze graag bevestigd door middel van een onafhankelijk medisch onderzoek. Ze wil de kwestie derhalve op dit moment niet schikken.
Mijn medisch adviseur [...| stelt [...] voor het onderzoek te laten verrichten door prof. Deutman in Nijmegen. [...]"

2.8. In reactie hierop heeft MediRisk op 14 januari 2008 geantwoord:
"Uit uw brief van 9 januari jl. leiden wij af dat uw cli ënte bereid is veel kosten te maken voor een wellicht beperkt belang. Wij wijzen er op dat, indien wij komen te spreken over vergoeding van uw kosten het waarschijnlijk is dat die kosten, op grond van de bekende redelijkheidstoets, dan voor een deel niet vergoed worden. Met andere woorden: zelfs als komt vast te staan dat de oogarts aansprakelijk is moet uw cliënte rekening houden met de mogelijkheid dat zij een deel van uw declaraties zelf moet vergoeden.

Wat betreft het laten verrichten van een expertise stemmen wij in met het benaderen van prof. Deutman. [...]"

2.9Op gezamenlijk verzoek en in opdracht van [Eiseres] en Medirisk heeft oogarts prof. dr. A.E. Deutman (hierna: Deutman) na onderzoek de aan hem door partijen bij brief van 28 oktober 2008 gestelde vragen beantwoord. In zijn rapport, gedateerd 19 januari 2009, heeft Deutman onder meer vermeld:

"Op 25-11-08 zag ik voor onderzoek [Eiseres], geb. [geboortedatum] [...].
Betrokkene is op 09-02-06 in het Flevo Ziekenhuis door dr Boukes aan het rechter oog voor staar geopereerd en hierbij zijn complicaties opgetreden.

Ad 1.a. Op basis van de door mij geziene gegevens is er door de behandelende oogarts onzorgvuldig gehandeld. Bij de door de oogarts beschreven peroperatieve complicaties had geen kunstlens geplaatst dienen te worden, voordat het operatieterrein beter te inspecteren was geweest. Er is nu een kunstlens geplaatst bij een niet intact achterste lenskapsel en na een hyphaema waardoor de toestand niet goed te overzien was. De iris is tevens ernstig gelaedeerd en voor een groot deel afwezig, hetgeen duidelijk als kunstfout gezien moet worden. Bovendien is het de vraag of pati ënte überhaupt geopereerd had moeten worden omdat zij een uitgebreide disciforme maculadegeneratie had waardoor de kans op visusverbetering vrijwel uitgesloten was.
[…]
Ad 2.abc. Op 09-02-06 vond een staaroperatie OD in het Flevo Ziekenhuis plaats door dr Boukes. Preoperatief was de visus OD op 1-12-05 1/60 bij een fors cataract en tekenen van maculadegeneratie. Er zou gezegd zijn dat de kans op verbetering door een operatie erg klein was (aantekening in lijst rond Dec. 05). Tijdens de ingreep waren er complicaties en er was een ruptuur van het achterste lenskapsel. Tevens ontstond een hyphaema. Er werd in deze onoverzichtelijke situatie een kunstlens geplaatst hetgeen een kunstfout is. Een voorste vitrectomie procedure was aangewezen geweest. Indien dit niet mogelijk zou zijn geweest had de operatie be ëindigd moeten worden zonder een kunstlens te plaatsen. Bij de postoperatieve controle was er een cornea decompensatie en temporaal een opgeheven voorste oogkamer. Desondanks werd voorgesteld eerst op 17 maart een hersteloperatie uit te voeren, hetgeen rijkelijk laat is. Betrokkene is toen niet verschenen en meldde zich op 23-03-06 bij de oogarts Lopez Cardoso in Zonnestraal. Deze vond een bulleuze keratopathie, een iris, die voor 3 A verdwenen was en een sulcus gefixeerde kunstlens bij een gescheurd achterste lenskapsel met een forse lens- cortex rest. Er was glasvocht voor de kunstlens en een geprikkeld rechter oog. Zij werd toen doorverwezen naar het AMC voor een vitrectomie. Eerst op 30-06-06 werd zij op het AMC gezien, alwaar een cornea decompensatie werd geconstateerd. Patiënte is toen op de opnamelijst voor een hoorn vliestransplantatie gezet. Deze is inmiddels uitgevoerd. In het AMC was de visus rechts 1/60 en links 0.25 door een nucleair cataract. Patiënte stelt, dat zij nimmer goed geïnformeerd is geweest, zowel pre- als postoperatief.

Ad 2.d. Bij mijn onderzoek op 25-11-08 vond ik rechts een visus van 1/300 en links van 0.2. OD toonde een corneatransplantaat, een partiële aniridie en een wat scheef zittende kunstlens met synechiae anteriores temporaal boven alsmede een uitgebreide exudatieve macula degeneratie. [...]
OS had een nucleair en subcapsulair posterior cataract en in fundo was een droge maculadegeneratie met drusen waarneembaar.

Ad 2.e. De diagnose op mijn vakgebied is status na gecompliceerde cataract extractie OD met een hoorn vliestransplantatie in aanwezigheid van een forse maculadegeneratie.
[…]
Ad 3. Pati ënte heeft duidelijk het vertrouwen in de medische stand, in casu Dr Boukes, verloren en een vervelende periode doorgemaakt met een uiterst pijnlijk oog, terwijl zij het gevoel heeft, dat de operatie hoe dan ook niet zinvol was. Lopez Cardoso zou hebben gezegd "Er is nog nooit een oog met een maculadegeneratie beter gaan zien dooreen staaroperatie". Door de/e uitspraak is vooral de echtgenoot van betrokkene uiterst boos geworden. Mijn eigen ervaring is wel, dat soms bij een milde macula degeneratie een cataract extractie zinvol kan zijn. Dan dient dit echter wel voorde operatie uitvoerig met de patiënt besproken te worden.
[...]
Ad 5. Bij adequaat medisch handelen zou de visus van OD zeer waarschijnlijk niet beter zijn geweest door de ernstige en wellicht zich ook nog spontaan uitbreidende maculadegeneratie, Een feit is, dat de visus van OD, die ik nu opmat 1/300 is, terwijl deze preoperatief en ook in het AMC, dus postoperatief 1/60 was. Bij deze meting is men zeer afhankelijk van wat de betrokkene aangeeft. Volgens de AMA richtlijnen 5C en 6e editie zou OD een invaliditeit van 90% bij een gezichtsscherpte van 1/60,95% bij een visus van 1/80 en van ongeveer 98% bij een gezichtsscherpte van 1/300 hebben. Een Acuity-Related Impairment Rating van 100% wordt aangenomen bij totale blindheid. [...| Zoals eerder beschreven kan de visusdaling ook op basis van de uit zich zelf verslechterde maculafunctie zijn ontstaan.

Ad 6. Ook bij zorgvuldig handelen was de maculadegeneratie aanwezig geweest en vrijwel zeker spontaan verslechterd. De literatuur staat vol van het feit, dat een leeftijdsgebonden macula degeneratie een geleidelijke verslechtering van het zien geeft. De kans hierop acht ik in dit geval 80%. Patiënte heeft nu ook de belasting van een hoornvliestransplantatie nodig gehad en de visus hierna kan nog lang minder goed zijn door astigmatisme van het transplantaat.

Ad 7. Er is een medische eindtoestand. [...|"

2.10. De medisch adviseur van MediRisk heeft bij brief van 23 februari 2009 richting Deutman als volgt gereageerd op diens rapport:

1. U geeft aan dat hier geen kunstlens geplaatst had moeten worden. Collega Boukes kan zich hierin niet vinden, en geeft aan dat er immers voldoende steun was van het voorste kapsel, en dat de iris bovendien ongeschikt was voor een later eventueel te implanteren secundaire kunstlens. Graag verneem ik van u of dit tot een andere mening uwerzijds leidt, en zo ja, in welk opzicht.

2. Collega Boukes geeft voorts aan dat de noodzaak van een hoornvliestransplantatie naar zijn mening pas enkele maanden later ontstaan is, en voornamelijk gelegen is in het feit dat patiënte de in maart 2006 geplande en met haar besproken ingreep - om een eventuele decompensatie van het hoornvlies te voorkomen - heeft geannuleerd. Collega Boukes voelt zich niet verantwoordelijk voor het hierdoor ontstane delay.
Ook hier verneem ik graag van u of dit tot andere conclusies leidt, en zo ja, in welk opzicht. [...]"

2.11. Bij brief, gedateerd 24 februari 2009, gericht aan de medisch adviseur van MediRisk, heeft Deutman als volgt geantwoord:
"[…]
Ad 1 Ik ben het geheel niet eens met dr. Boukes, dat hij wel een kunstlens had mogen plaatsen. In een onoverzichtelijke situatie met sanguis en glasvochtverlies kan men een kunstlens niet goed plaatsen ook al is er voldoende steun van achterste kapselresten voor een kunstlens. Het in de voorste oogkamer aanwezige glasvocht liet niet toe een kunstlens goed te plaatsen en had eerst verwijderd moeten worden middels een voorste vitrectomie. De iris is door het gemanipuleer beschadigd en dit had ook niet hoeven te gebeuren. De overweging dat later een Artisane (claw) lens niet geplaatst zou kunnen worden doet hier niet ter zake. Een achterste oogkamerlens had eventueel wel secundair geplaatst kunnen worden na opheffen van de problemen in het voorste oogsegment

Ad 2 Direct na de operatie was er al cornea oedeem en zeker op 17 februari en dat is zo gebleven. Een revisie gepland op 17 maart 2006 vind ik hoe dan ook aan de late kant en de kans, dat de cornea decompensatie dan geredresseerd of voorkomen had kunnen worden lijkt mij uiterst gering. De cornea decompensatie was vrijwel zeker reeds geschied ten tijde van de eerste operatie. [...]"

2.12. Op vragen van de medisch adviseur van [Eiseres] heeft Deutman bij brief van 27 maart 2009 onder meer geantwoord: 
"[...] Naar mijn mening is de visusdaling tussen 2002 en 2006 vooral ontstaan door de toegenomen macula degeneratie en niet al te veel door het cataract. [...] Bij mijn onderzoek was er een uitgebreide disciforme maculadegeneratie, die mij het gevoel gaf, dat deze reeds langere tijd bestond. De complicaties bij de operatie hebben waarschijnlijk een negatieve invloed gehad op de macula, maar omdat de macula reeds zo slecht was hebben de complicaties de visus nauwelijks be ïnvloed, [...]"

2.13. MediRisk heeft bij brief van 29 mei 2009 aansprakelijkheid erkend voor het feit dat er ten onrechte een kunstlens is geplaatst. MediRisk heeft daarbij opgemerkt dat dit volgens haar medisch adviseur niet of nauwelijks schade heeft opgeleverd, omdat de visusdaling is ontstaan door de reeds aanwezige maculadegeneratie.

3. Het geschil

3.1. [Eiseres] vordert na wijziging van eis dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair Flevoziekenhuis veroordeelt om aan [Eiseres] te vergoeden alle door [Eiseres] geleden en nog te lijden schade, welke schade in totaal EUR 10.406,57 bedraagt, kosten c.q. de buitengerechtelijke kosten ten belope van EUR 7.600,14 en interesten;
subsidiair Flevoziekenhuis veroordeelt om aan [Eiseres] te vergoeden alle door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen schade, kosten en interesten; vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, subsidiair vanaf de dag der dagvaarding; en
2. Flevoziekenhuis veroordeelt tot betaling van de kosten in dit geding te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

3.2. Flevoziekenhuis voert verweer.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1 . De vordering van [Eiseres] strekt tot schadevergoeding en is gebaseerd op de stelling dat zij als gevolg van de onjuist uitgevoerde operatie door dr. Boukes schade heeft geleden en ook nog zal gaan lijden.

4.1.1. Deze schade bestaat volgens [Eiseres] (in punt 26 van de dagvaarding) onder meer uit:
- de kans van 20% dat de medische behandeling door Boukes tot de verslechtering van haar zicht heeft geleid;
– de belasting voor haar om een hoornvliestransplantie te ondergaan;
– uit het feit dat na een dergelijke transplantatie de visus nog lange tijd minder is; en
– de versnelling waarmee de verslechtering van de visus heeft plaatsgevonden.

4.1.2. De vordering van [Eiseres] ziet op vergoeding van de volgende door haar gestelde schadeposten: 
a. een (forfaitaire) daggeldvergoeding van EUR 25,00 voor de dag waarop Boukes de operatie heeft uitgevoerd; 
b. een (forfaitaire) daggeldvergoeding van EUR 1.125,00 (90 dagen x EUR 12,50) voor een verblijf van drie maanden in het Flevoziekenhuis in verband met suïcidale klachten; 
c. reiskosten ad EUR 494,36; 
d. kosten voor huishoudelijke hulp; 
e. kosten voor een braillebril, beeldschermvergroter en extra verlichting boven het keukenblok; 
f. immateriële schade ad EUR 7.500,00; 
g. kosten juridische bijstand van EUR 6.467,83 (29.18 uur x EUR 175,00 vermeerderd met 6% kantoorkosten en de BTW) 
h. medische verschotten ad EUR 2.132,31

4.2. Hoewel [Eiseres] gelet op de hiervoor weergegeven stelling in punt 26 van de dagvaarding (ook) lijkt te willen betogen dat haar een vergoeding toekomt voor het verlies van een kans van 20% dat zonder de kunstfout van Boukes geen (verdere) verslechtering van haar zicht zou zijn opgetreden, ziet haar daadwerkelijke vordering niet op vergoeding van vermogensschade als gevolg van het verlies van die kans, maar op vergoeding van de schade waarvan zij stelt dat die definitief bij haar is ingetreden als gevolg van de kunstfout. Het is dan ook de toewijsbaarheid van die daadwerkelijk gevorderde concrete schadeposten die ter beoordeling aan de rechtbank voorliggen.

4.3. Bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van de schadeposten is van belang dat het Flevoziekenhuis weliswaar aansprakelijkheid heeft erkend voor het feit dat er ten onrechte een kunstlens is geplaatst, maar het causaal verband tussen deze fout en de gestelde schade gemotiveerd heeft betwist. [Eiseres] heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat het vereiste causale verband aanwezig is, verwezen naar het door haar ingewonnen medisch advies van Westerweel en naar het rapport van Deutman. [Eiseres] heeft daarbij gesteld dat haar oog vóór de operatie gedeeltelijk functioneerde zodat zij nog redelijk kon zien en functioneren, terwijl zij na de operatie het zicht vrijwel volledig kwijt was. De gezichtsscherpte is na de operatie gedaald en de aantasting van het hoornvlies kan zelfs nog tot een verdere daling leiden, aldus [Eiseres].

4.4. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het rapport van Deutman echter niet de conclusie dat het verlies aan gezichtsscherpte dat na de operatie bij [Eiseres] is opgetreden, het gevolg is van de door Deutman vastgestelde kunstfout. Na de operatie werd aanvankelijk (in het AMC) rechts dezelfde visus gemeten als voor de operatie, namelijk 1/60. Bij het onderzoek door Deutman werd rechts een visus gemeten van 1/300. Deutman zegt hierover echter dat de visus bij adequaat medisch handelen zeer waarschijnlijk niet beter zou zijn geweest door de ernstige en wellicht zich ook nog spontaan uitbreidende maculadegeneratie en Deutman herhaalt even verderop dat de visusdaling ook op basis van de uit zich zelf verslechterde maculafunctie kan zijn ontstaan (vgl. r.o. 2,9 onder ad 5). Deutman heeft hierbij wel aangegeven dat [Eiseres] nu ook de belasting van een hoorn vliestransplantatie heeft gehad en dat de visus hierna nog lang minder goed kan zijn door astigmatisme van het transplantaat. Uit het rapport van Deutman volgt echter niet dat bij [Eiseres] ook daadwerkelijk visusdaling als gevolg van astigmatisme van het transplantaat is opgetreden, terwijl Deutman voorts ten aanzien van de gemeten visus van 1/300 heeft opgemerkt dat men daarbij zeer afhankelijk is van wat de betrokkene aangeeft. In antwoord op de reactie van Westerweel op het rapport van Deutman, heeft laatstgenoemde gesteld dat de complicaties bij de operatie waarschijnlijk een negatieve invloed hebben gehad op de macula, maar dat die complicaties de visus nauwelijks hebben be ïnvloed, omdat de macula reeds zo slecht was.

4.5. Voor het geval [Eiseres] heeft willen betogen dat de conclusies van Westerweel moeten worden gevolgd voor zover die afwijken van de conclusies van Deutman, overweegt de rechtbank dat het medisch advies van Westerweel niet kan afdoen aan het hiervoor gegeven oordeel. Ten eerste niet omdat de opmerking van Westerweel in zijn advies van 17 december 2007 (productie 4 bij dagvaarding) dat de visus na de operatie is gedaald tot 1/60, voorbijgaat aan het feit dat preoperatief ook al een visus van 1/60 is gemeten (zoals [Eiseres] ook zelf stelt in punt 25 van de dagvaarding). Ten tweede niet om partijen hebben besloten tot de gezamenlijke opdracht voor het onderzoek door de in onderling overleg gekozen deskundige Deutman en niet is gesteld dat er aanleiding is om de bevindingen en conclusies van Deutman niet te volgen.

4.6. De hiervoor in 4.1.2. genoemde schadeposten b, c, d en e zijn gebaseerd op het standpunt dat de betreffende schade is geleden als gevolg van een ten gevolge van de operatie ontstane verslechtering van het zicht en komen derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.

4.7. De schadepost sub a betreft een forfaitaire vergoeding voor kosten gemaakt op de dag dat Boukes de staaroperatie heeft uitgevoerd. Deze schadepost komt evenmin voor vergoeding in aanmerking. Uit het rapport van Deutman kan weliswaar worden afgeleid dat Deutman zich afvraagt waarom gekozen is voor de operatie, maar niet dat deze keuze op zich als een kunstfout moet worden beschouwd. Voorwaarde voor het uitvoeren van een dergelijke operatie in de situatie van [Eiseres] is volgens Deutman dat de patiënt vooraf goed is voorgelicht over de geringe kans op verbetering.
Flevoziekenhuis heeft in dit verband de stelling van [Eiseres] dat Boukes haar nauwelijks informatie heeft verschaft, gemotiveerd weersproken en heeft daarbij gewezen op de aantekeningen hierover in het medisch dossier. Uit de processtukken valt af te leiden dat voorafgaand aan deze procedure door (de medisch adviseur van) [Eiseres] aan deze voorlichting werd getwijfeld omdat bij hem de indruk is ontstaan dat de betreffende notities later zijn toegevoegd. Hierover is tussen partijen voorafgaand aan deze procedure gecorrespondeerd. [Eiseres] heeft vervolgens in deze procedure niet de stelling betrokken dat de notities van Boukes pas later aan haar medisch dossier zijn toegevoegd. De rechtbank gaat daarom uit van de verder niet (gemotiveerd) bestreden stelling van het Flevoziekenhuis dat [Eiseres] wel adequaat is ge ïnformeerd.

4.8. Ten aanzien van de sub f gestelde immateriële schade overweegt de rechtbank dat de fout van Boukes en de gevolgen daarvan een toekenning van immateriële schadevergoeding rechtvaardigt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de gevolgen van de fout, is de rechtbank van oordeel dat het door het Flevoziekenhuis reeds vergoede bedrag van EUR 1.250,00 als redelijke vergoeding moet worden beschouwd.

4.9. [Eiseres] heeft vergoeding gevorderd voor door haar gemaakte kosten van juridische en medische bijstand (schadeposten g en h).

4.9.1.Voorop gesteld wordt dat het Flevoziekenhuis aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van de door Boukes gemaakte fout. De (redelijke) kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid kunnen in een dergelijk geval ook voor vergoeding in aanmerking komen wanneer uiteindelijk niet komt vast te staan dat schade is geleden of wanneer uiteindelijk komt vast te staan dat de omvang van de geleden schade gering is (vgl. HR 11 juli 2003, NJ 2005,50).

4.9.2. In het onderhavige geval heeft het Flevoziekenhuis terecht aangevoerd dat voor de dubbele redelijkheidstoets van belang is dat de visus rechts al zeer slecht was v óórdat de fout tijdens de staaroperatie is gemaakt. [Eiseres] is hierop uitdrukkelijk gewezen door middel van de in rechtsoverweging 2.6 deels geciteerde brief van 12 november 2007 van MediRisk in verband met de afweging of de met kosten gepaard gaande weg van een deskundigenonderzoek moest worden ingeslagen. [Eiseres] heeft desondanks de weg van een deskundigenonderzoek en een gerechtelijke procedure gekozen, ook nadat MediRisk middels de brief van 14 januari 2008 had gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat een deel van de declaraties van de advocaat en medisch adviseur door [Eiseres] zelf gedragen zouden moeten worden, zelfs als de aansprakelijkheid van Boukes vast zou komen te staan. De rechtbank is van oordeel dat [Eiseres] na ontvangst van het rapport van Deutman niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het maken van (nog) meer kosten voor juridische en medische bijstand, omdat in elk geval vanaf dat moment voor (de juridisch en medisch adviseurs van) [Eiseres] duidelijk had moeten zijn dat de omvang van de schade die als gevolg van de fout voor vergoeding in aanmerking komt, gering is.

4.9.3. Het Flevoziekenhuis heeft eveneens de hoogte van de kosten die vóór het rapport van Deutman zijn gemaakt gemotiveerd betwist. Het Flevoziekenhuis heeft daartoe onder meer gesteld dat op veel dagen een post "brief/fax/e-mail ontvangen" in rekening is gebracht zonder dat duidelijk is wat de daarmee gepaard gaande verrichting heeft bijgedragen aan de behandeling van het dossier, omdat het is gebleven bij "ontvangen" en de advocaat verder niets met die "ontvangst" heeft gedaan. Het Flevoziekenhuis heeft op diverse voorbeelden hiervan gewezen. Het Flevoziekenhuis heeft voorts gesteld dat ten onrechte het uurtarief van de advocaat in rekening is gebracht voor tijd die zou zijn besteed aan het opstellen van een standaardmachtiging en het versturen van declaraties. [Eiseres] heeft deze stellingen vervolgens niet (voldoende gemotiveerd) weersproken.

4.9.4. Dit alles in aanmerking genomen en mede gelet op het feit dat het Flevoziekenhuis al een bedrag van EUR 1.000,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten heeft betaald, ziet de rechtbank geen grond voor toewijzing van een nader bedrag. Hierbij wordt tot slot nog overwogen dat de post 'medische verschotten' niet duidelijk door [Eiseres] is gespecificeerd. In elk geval omvat deze schadepost voor een groot deel de hiervoor behandelde buitengerechtelijk gemaakte kosten voor de medisch adviseur. Voor zover uit (de niet nader toegelichte) productie 11 zou moeten worden afgeleid dat de gevorderde vergoeding mede door [Eiseres] betaalde facturen van het Flevoziekenhuis en de huisarts omvat, geldt dat niet is gesteld dat die facturen zien op schade waarvoor het Flevoziekenhuis vergoedingsplichtig is. Bovendien geldt dat het Flevoziekenhuis ook al een bedrag van EUR 750,00 heeft betaald voor vergoeding van materiële schade.

4.10. Voorgaande overwegingen leiden tot de slotsom dat geen van de gevorderde bedragen voor toewijzing in aanmerking komt.

4.11. In de omstandigheid dat het Flevoziekenhuis pas na het uitbrengen van de dagvaarding een bedrag van EUR 3.000,00 aan [Eiseres] heeft betaald ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.Piv-site