Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem 220312 ondertoezichtstelling drie kinderen vanwege het het niet adequaat aanpakken van het overgewicht door de ouders

Hof Arnhem 220312 ondertoezichtstelling drie kinderen vanwege het het niet adequaat aanpakken van het overgewicht door de ouders
4.  De motivering van de beslissing 

4.1  Een minderjarige kan ingevolge artikel 1:254 lid 1 BW onder toezicht worden gesteld van de stichting indien hij zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen. 

4.2  De ouders zijn met één grief opgekomen tegen de ondertoezichtstelling van de kinderen. 

4.3  Op grond van de stukken, in het bijzonder het onderzoeksrapport van de raad van 10 maart 2011, en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen is het hof van oordeel dat voldoende is gebleken van gronden die een ondertoezichtstelling van [Kind 1, kind 2 en kind 3] rechtvaardigen. Het hof overweegt daartoe als volgt. 
Vast staat dat [Kind 1, kind 2 en kind 3] (ernstig) overgewicht hebben. Onbestreden heeft de raad aangevoerd dat de kinderen in 2011 door de huisarts zijn gewogen, waarbij bleek dat [Kind 3] 17 kilogram boven het gemiddelde gewicht van een 6-jarig meisje zat, [Kind 2] 18 kilogram boven het gemiddelde gewicht van een 11-jarige jongen en [Kind 1] 51 kilogram boven het gemiddelde gewicht van een 13-jarige jongen. Uit de overgelegde brief van de diëtiste van 8 februari 2012 blijkt dat er bij de kinderen op dat moment nog geen verandering was opgetreden in de verhouding tussen lengte en gewicht. Uit het verslag van Active Balance Cesar oefentherapie van 16 februari 2012 blijkt dat [Kind 3], na aanmelding voor de oefentherapie in januari 2011, in haar gewicht is blijven stijgen, terwijl die toename in gewicht niet volledig door haar lengtegroei kan zijn veroorzaakt. 

4.4  De gevolgen van kinderobesitas kunnen zowel lichamelijk (onder meer orthopedische klachten, hoog cholesterolgehalte, hoge bloeddruk, verhoogd risico op diabetes, ademhalingsproblemen tijdens de slaap en obesitas als volwassene) als psychologisch (onder meer lage zelfwaardering, negatief zelfbeeld, depressieve symptomen, stigmatisatie en discriminatie) zijn. [Kind 3] woog op 5-jarige leeftijd 35 kilogram, hetgeen betekent dat zij reeds kampt met een overgewicht van 15 kilogram en onder de obesitasnorm valt. Bij benadering weegt een kind van vijf jaar gemiddeld 20 kilogram. [Kind 2] heeft overgewicht dat niet onder de obesitasnorm valt. Voor een 10-jarig kind ligt het gemiddelde gewicht op 30 kilogram, hier zit [Kind 2] met 18 kilogram boven. [Kind 1] heeft op 12-jarige leeftijd een BMI van 34,4. Een gezonde BMI voor een 12-jarige hoort onder de 21,1 te liggen. Vanaf een BMI van 26,02 spreekt men van obesitas. Voor alle drie de kinderen geldt dat er aandacht nodig is voor en intensieve hulp bij een goede balans tussen energie-inname en energieverbruik. Daarnaast is betrokkenheid, ondersteuning en stimulans van de ouders essentieel in de behandeling. 

4.5  Het hof acht het in het belang van [Kind 1, kind 2 en kind 3] dat onder begeleiding en adequaat wordt gewerkt aan het wegwerken van het overgewicht. Voor kinderen met obesitas geeft gedragstherapie gericht op het veranderen van eet- en bewegingspatronen het beste resultaat. Daarvoor is de hulp van de ouders essentieel. Eén van de belangrijkste middelen is kennis en weten wat obesitas voor gevolgen heeft en wat de ouders daaraan kunnen doen. Naar het oordeel van het hof hebben de ouders onvoldoende inzicht in de problematiek laten zien. De ouders voeren weliswaar aan dat zij zelf een diëtiste hebben ingeschakeld en dat zij de kinderen hebben aangemeld voor sportclubs, maar de kinderen zijn daardoor niet afgevallen. 

4.6  De ouders hebben ondersteuning nodig nu zij onvoldoende intrinsieke motivatie en inzicht hebben om vrijwillig een langdurig traject in te gaan met hun kinderen en hierdoor de noodzakelijke verandering van patronen in het gezin te bewerkstelligen. Zo heeft de gezinsvoogd bewerkstelligd dat de ouders van ziektekostenverzekeraar zijn gewisseld om voor vergoeding van de kosten van de diëtiste in aanmerking te komen. Naast inzicht ontbreekt het de ouders ook aan voortvarendheid in hun handelen, hetgeen van groot belang is gezien de relatief jonge leeftijd van de kinderen. Vakanties van de ouders en van de diëtiste, zoals de ouders aanvoeren, mogen geen excuus voor de ouders zijn om het aanpakken van overgewicht uit te stellen. Ook op andere wijzen hadden de ouders in die vakantieperiodes het overgewicht kunnen aanpakken, door bijvoorbeeld te gaan wandelen, fietsen en gezonde levensmiddelen in huis halen. Dat de ouders dat hebben gedaan is niet gebleken, zodat de vrees gerechtvaardigd is dat de ouders in een vrijwillig kader onvoldoende in staat zijn om de problematiek aan te pakken, omdat het hen aan inzicht op dat punt ontbreekt. Het hof acht professionele en deskundige hulp om het overgewicht bij de drie kinderen aan te pakken, in een verplicht kader aldus dringend nodig voor [Kind 1, kind 2 en kind 3]. 

4.7  In het niet adequaat (met resultaat) aanpakken van het overgewicht van de drie kinderen, ziet het hof een bedreiging voor hun gezondheid. De ouders hebben ter terechtzitting weliswaar aangegeven zeer hun best te doen en zeer betrokken te zijn bij hun kinderen, hetgeen het hof ook is gebleken, maar dat is onvoldoende voor afwending van de ernstige bedreiging in de lichamelijke gezondheid van de drie kinderen. 

4.8  De grief faalt, zodat het hof de bestreden beschikking dient te bekrachtigen. LJN BW5429