Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Limburg 260813 beklemming tussen container en heftruck, werkgever aansprakelijk

Rb Limburg 260813 beklemming tussen container en heftruck, werkgever aansprakelijk 
- kosten: gevorderd 10,5 uur x € 235,00, door rechter verhoogd tot 11 uur x € 235,00.

2 De feiten

2.1

Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, het volgende vast.

2.2

IJzergieterij Componenta ontwikkelt en vervaardigt metalen onderdelen voor diverse voertuigen. In Nederland heeft Componenta vestigingen in [vestigingsplaats 1] en [vestigingsplaats 2].

2.3

Vanaf [datum 1] heeft [verzoeker] (ingeleend via uitzendbureau Adecco) bij Componenta, locatie [vestigingsplaats 2], werkzaamheden verricht voor de afdeling smeltbedrijf. Op de afdeling smeltbedrijf worden gietstukken gemaakt. [verzoeker] is gestart met het verrichtten van werkzaamheden als [functie 1], maar is na verloop van tijd ingezet als [functie 2].

2.4

Op [datum 2] diende [verzoeker] metalen containers, gevuld met onderdelen die opnieuw gesmolten moeten worden, met behulp van een diesel aangedreven heftruck van het buitenterrein te verplaatsten naar de chargeerhal. In de chargeerhal moesten de containers door [verzoeker] in het juiste compartiment worden geplaatst. De smeltstukken in de container zijn voorzien van een registratienummer. Dit nummer moet overeenkomen met het compartiment in de chargeerhal. [verzoeker] diende ten behoeve van een juiste plaatsing in de hal de registratienummers te controleren.

2.5

Op de locatie [vestigingsplaats 2] rijden zowel diesel als elektrisch aangedreven heftrucks, in totaal ongeveer 15. Het merendeel van de heftrucks (10 à 11 van de 15) op die locatie rijdt op diesel. De diesel aangedreven heftrucks zijn niet voorzien van een automatische remblokkering: een blokkering die ervoor zorgt dat de heftruck automatisch afslaat indien de berijder van de truck uitstapt of uit de truck valt. De elektrisch aangedreven heftrucks beschikken wel over een automatische remblokkering. [verzoeker] reed bij Componenta in [vestigingsplaats 2] op zowel elektrisch als diesel aangedreven heftrucks.

2.6

[verzoeker] heeft op [datum 2] de voorste container in de rij op de lepels van zijn diesel aangedreven heftruck geplaatst. Vervolgens heeft hij zijn heftruck tot stilstand gebracht en is hij uitgestapt om de registratienummers van de smeltstukken in de container te controleren. Op enig moment is de heftruck in beweging geraakt en is [verzoeker] tussen de heftruck en de container bekneld geraakt.

2.7

[naam 1] heeft [verzoeker] bevrijd door op de heftruck plaats te nemen en deze naar achteren te rijden.

2.8

[verzoeker] beschikte op het moment van het ongeval over een geldig heftruckcertificaat (bijlage 12 bij verweerschrift) en een geldig VCA-basisveiligheidscertificaat (bijlage 13 bij verweerschrift). [verzoeker] heeft bij aanvang van zijn werkzaamheden voor Componenta veiligheidsinstructies (“[veiligheidsinstructies]”) ontvangen, die zijn overgelegd als bijlage 14 bij verweerschrift.

2.9

Op de als productie 1 bij verweerschrift overgelegde foto’s valt te zien dat op de plek waar het ongeval heeft plaatsgevonden, sprake is van een afwateringsgootje en dat de bestrating van het afwateringsgootje en het gedeelte waarop de containers stonden anders is dan de bestrating waarop de heftruck van [verzoeker] zich ten tijde van het ongeval bevond.

2.10

Na het ongeval is [verzoeker] is per ambulance naar het Atrium ziekenhuis in Heerlen vervoerd. [verzoeker] heeft dezelfde dag het ziekenhuis mogen verlaten. In het ziekenhuis is geconstateerd dat [verzoeker]’s rechterbovenbeen was gekneusd en dat er sprake was van een bloeduitstorting.

2.11

[verzoeker] heeft sinds het ongeval geen werkzaamheden meer verricht en is in behandeling bij een orthopeed.

2.12

Het ongeval is door Componenta niet bij de Arbeidsinspectie gemeld.

2.13

In opdracht van RSA Nederland, de aansprakelijkheidsverzekeraar van Componenta, heeft [bedrijf] (Bureau voor Personenschade) een toedrachtsonderzoek verricht. [naam 2] van [bedrijf] heeft zijn bevindingen neergelegd in een als bijlage 5 bij verweerschrift overgelegd expertiserapport. Onder verwijzing naar dit rapport heeft RSA Nederland aansprakelijkheid afgewezen.

3 Het verzoek en het verweer

3.1

Componenta (Verzoeker? EJD)verzoekt – bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w tot en met 1019cc Rv en mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten – om voor recht te verklaren dat Componenta ex artikel 7:658 BW aansprakelijk en mitsdien schadeplichtig is voor het arbeidsongeval waarvan [verzoeker] op [datum 2] slachtoffer werd, met veroordeling van Componenta in de kosten van dit geding.

3.2

Voor de grondslag van het verzoek wordt verwezen naar het verzoekschrift, de aanvulling van het verzoek in de ter zitting voorgedragen pleitnota en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling.

3.3

Componenta concludeert primair het verzoek van [verzoeker] af te wijzen omdat het geen verzoek betreft in de zin van artikel 1019w Rv en subsidiair, indien het komt tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek, het door [verzoeker] verzochte af te wijzen omdat er geen sprake is van aansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW.

3.4

Componenta heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daartoe wordt verwezen naar het verweerschrift, de ter zitting overgelegde pleitnota en de toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling. Op het verweer van Componenta zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4 De beoordeling

Deelgeschilprocedure?

4.1

Ter beoordeling staat in de eerste plaats of het verzoek van [verzoeker] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv, zoals [verzoeker] stelt en Componenta gemotiveerd betwist. Componenta voert in dit verband onder meer aan dat de door [verzoeker] verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Verder wijst Componenta erop dat, indien in deze procedure wordt geoordeeld dat Componenta aansprakelijk is, dat oordeel niet kan bijdragen aan een regeling in der minne. Voorts stelt Componenta dat zonder nadere bewijsvoering in deze procedure niet kan worden beoordeeld of zij aansprakelijk is.

4.1.1

De kantonrechter volgt Componenta hierin niet, nu [verzoeker] er terecht op heeft gewezen dat de omstandigheid dat partijen van mening verschillen over de aansprakelijkheid, een forse drempel vormt voor het op gang komen van onderhandelingen. Om die impasse te doorbreken, kan een snelle beslissing in een deelgeschilprocedure wel degelijk een functie vervullen. Dit geldt eens temeer nu in deze zaak de aansprakelijkheidsverzekeraar van Componenta, RSA Nederland, na onderzoek van [bedrijf] tot afwijzing van aansprakelijkheid heeft geconcludeerd. De stelling dat de zaak te complex is voor behandeling in een deelgeschilprocedure wordt eveneens verworpen. Omdat partijen het over de toedracht van het ongeval (behoudens de vraag of de handrem van de heftruck al dan niet was aangetrokken) grotendeels eens zijn, is niet waarschijnlijk dat een langdurige procedure met uitvoerige bewijsvoering en deskundigenberichten nodig is. Het onderhavige geschil leent zich dan ook voor behandeling in een deelgeschilprocedure. De kantonrechter komt toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.

4.2

De kantonrechter beslist naast de primaire grondslag van het verzoek tevens op de subsidiaire grondslag zoals die in de pleitnota eerst ter zitting naar voren is gebracht. De mondelinge behandeling is naar aanleiding van deze aanvulling van het verzoek geschorst en de gemachtigde van Componenta is in de gelegenheid gesteld om deze aanvulling met zijn cliënt te bespreken. Vervolgens heeft de gemachtigde van Componenta na hervatting van de zitting voldoende gelegenheid gehad om op die aanvulling van het verzoek te reageren. De beginselen van een goede procesorde zijn aldus niet geschaad.

Aansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW

4.3

Ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW is een werkgever jegens een werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 van dit artikel opgenomen zorgplicht is nagekomen. Wat van de werkgever op grond van artikel 7:658 lid 1 BW in redelijkheid mag worden verlangd, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Artikel 7:658 BW beoogt volgens vaste rechtspraak geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen.

4.3.1

Ingevolge lid 4 van artikel 7:658 BW is degene die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft – zoals in casu [verzoeker] die bij Componenta was ingeleend via uitzendbureau Adecco –overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [verzoeker] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Ook staat vast dat er geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid van [verzoeker].

4.3.2

Derhalve dient beoordeeld te worden of Componenta aan de op haar rustende zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW heeft voldaan.

Defecte handrem schending zorgplicht?

4.3.3

Het verzoekschrift is primair gegrond op de stelling van [verzoeker] dat hij de heftruck op de handrem heeft gezet, alvorens hij de registratienummers ging controleren. [verzoeker] stelt dat de handrem niet naar behoren heeft gewerkt of is losgeschoten, aangezien de heftruck, mede vanwege de niet egale ondergrond, in beweging is gekomen.

4.3.4

Componenta heeft daartegen aangevoerd dat:

a. a) de heftruck waarmee [verzoeker] op het moment van het ongeval zijn werkzaamheden verrichte op [datum 3] door het VeBIT (kantonrechter: Verenigde Bedrijven Intern Transport) erkende keuringsbedrijf Lima Heftruck Service B.V. is gekeurd en dat bij deze keuring geen gebreken zijn geconstateerd;

b) de technische dienst van Componenta de heftruck vrijwel direct na het ongeval heeft gecontroleerd en dat bij die inspectie is geconstateerd dat de handrem van de heftruck goed functioneerde;

c) [verzoeker]’s verklaring over het toedracht van het ongeval niet juist kan zijn, aangezien de heftruck niet in beweging kan komen indien de versnelling in de neutrale stand staat en de handrem is aangetrokken;

d) [naam 1] heeft verklaard dat, toen hij [verzoeker] uit zijn positie bevrijdde, de heftruck op dat moment nog in de versnelling vooruit stond en niet op de handrem.

4.3.5

De hiervoor onder a) en b) weergegeven stellingen van Componenta zijn door haar aan de hand van de producties 10 en 3 nader onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd door [verzoeker] weersproken, zodat ervan uit moet worden gegaan dat de handrem van de heftruck op het moment van het ongeval goed functioneerde. De kantonrechter acht het onaannemelijk dat [verzoeker], toen hij zich in zijn benarde positie bevond, heeft kunnen zien dat de handrem door [naam 1] ervan af werd gehaald alvorens de heftruck in de achteruit werd gezet om [verzoeker] te bevrijden.

[naam 1] heeft het navolgende (bijlage 2 bij het verweerschrift) verklaard:

“Op het moment van het ongeval was ik op het buitenterrein werkzaam in de buurt van de ongevalslocatie. Op enig moment hoorde ik een harde schreeuw. Ik ging kijken en trof dhr. [verzoeker] aan, met zijn bovenbenen geklemd tussen de voorste thijssenbak uit een rij met smeltstukken en een thijssenbak die op de lepels van de heftruck stond. Door op de heftruck plaats te nemen en deze naar achteren te rijden heb ik de betrokkene (kantonrechter: [verzoeker]) bevrijd. Toen ik op de heftruck plaatsnam constateerde ik dat deze niet op de handrem stond en dat de versnelling in de stand vooruit stond. Na het bevrijden van de betrokkene heb ik eerste hulp verleend”.

Met partijen constateert de kantonrechter dat de verklaring van [verzoeker] lijnrecht staat tegenover de verklaring van [naam 1]. Die enkele verklaring van [verzoeker] is, bezien in het licht van de verklaring van [naam 1] en het ontbreken van nadere producties ter onderbouwing van zijn stelling, onvoldoende om te concluderen dat de heftruck in beweging is gekomen ondanks dat [verzoeker] deze in de neutrale versnelling had gezet en de handrem had aangetrokken. Het vorenstaande brengt mee dat in zoverre niet is komen vast te staan dat Componenta de op haar rustende zorgplicht ex artikel 7:658 BW heeft geschonden, zodat deze primaire grondslag het verzoek niet kan dragen.

Onvoldoende of onzorgvuldig gebruik handrem schending zorgplicht?

4.3.6

[verzoeker] heeft in zijn pleitnota zijn verzoek aangevuld met een subsidiaire grondslag. [verzoeker] wijst erop dat niet is uit te sluiten dat hij de versnelling in de neutrale stand heeft gezet en ook de handrem heeft aangetrokken, maar dat hij dit, gelet op de snelheid waarmee dit doorgaans gebeurt, onvoldoende of onzorgvuldig heeft gedaan. Mogelijk is de versnelling teruggesprongen in de vooruit of werd de handrem door hem onvoldoende krachtig aangetrokken, aldus [verzoeker]. Hij voert in dit verband aan dat Componenta niet heeft weersproken dat het goed mogelijk is de heftruck precies ter hoogte van het afwateringsgootje heeft gestaan en dat de voor- dan wel achterwielen van de heftruck op enig moment dit gootje zijn ingerold. Dat een stilstaande heftruck in beweging kan komen door een oneffenheid op het terrein, behoort tot de zorgplicht van Componenta, aldus [verzoeker]. Om die reden had aan de heftruckchauffeurs een duidelijke instructie moeten worden gegeven dat bij het verlaten van de heftruck de versnelling in de vrij moet worden gezet én de handrem moet worden aangetrokken. Die instructie ontbreekt. [verzoeker] betoogt dat de bakken op een effen deel van het terrein geplaatst hadden kunnen worden of de heftrucks voorzien hadden kunnen worden van een veiligheidsysteem waarbij het verlaten van de zitplaats door de chauffeur automatisch leidt tot een (rem)blokkering.

4.3.7

Componenta heeft als verweer aangevoerd dat:

a. a) [verzoeker] over een geldig (bij een extern bedrijf behaald) heftruckcertificaat en een VCA-basisveiligheidscertificaat beschikt. Van een gecertificeerde heftruckchauffeur mag worden verwacht dat deze erop toeziet dat de heftruck op de handrem staat op het moment dat hij uitstapt en de heftruck verlaat. Van Componenta kan bovendien niet worden verwacht dat zij voor een handeling, die valt onder het normale gebruik van de heftruck, specifieke instructies verstrekt;

b) [verzoeker] de nodige ervaring als heftruck heeft en ook reeds bij andere bedrijven werkzaamheden als heftruckchauffeur heeft verricht;

c) [verzoeker] bij aanvang van zijn werkzaamheden veiligheidsinstructies (“[veiligheidsinstructies]”) heeft gekregen. [verzoeker] heeft door ondertekening van de ontvangstbevestiging verklaard deze instructies te hebben ontvangen en te hebben gelezen;

d) Componenta regelmatig toolboxmeetings organiseert, waarbij ook aandacht wordt besteed aan het op een veilige wijze gebruiken van de aanwezige heftrucks;

e) nieuwe medewerkers gedurende de eerste drie werkwerken een ervaren werknemer als buddy krijgen toegewezen. Indien er wordt overgestapt naar een andere functie, zoals [verzoeker], wordt er opnieuw een buddy toegewezen voor de duur van drie weken.

4.3.8

Voorop wordt gesteld dat van een heftruckchauffeur als [verzoeker], met een geldig heftruckcertificaat, een VCA-basisveiligheidscertificaat en de nodige ervaring als heftruckchauffeur bij diverse bedrijven, mag worden verwacht dat hij veilig met een heftruck kan omgaan en het voertuig beheerst. Het op deugdelijke wijze stilzetten van de heftruck, alvorens de registratienummers aan de voorkant van de op de lepels geladen bak worden gecontroleerd, valt daar eveneens onder. In zoverre behoefde in redelijkheid van Componenta niet te worden verwacht dat zij hiervoor instructies aan [verzoeker] diende te verschaffen.

4.3.9

Alhoewel artikel 7:658 BW, zoals hiervoor reeds is overwogen, geen absolute waarborg schept tegen het gevaar van arbeidsongevallen, had in het onderhavige geval van Componenta redelijkerwijs wel mogen worden verwacht dat er aan [verzoeker] specifieke instructies met het oog op bepaalde risico’s bij het gebruik van de heftruck op delen van het terrein, werden gegeven. Vaststaat dat er op het terrein waarop de containers stonden die [verzoeker] met zijn heftruck diende te verplaatsten naar de chargeerhal, oneffenheden waren. Componenta heeft daarover zelf gesteld dat het goed mogelijk is dat de heftruck precies ter hoogte van het afwateringsgootje heeft gestaan en dat de voor- dan wel achterwielen van de heftruck op enig moment in dit gootje zijn gerold. Vanwege die oneffenheden op haar terrein, had het op de weg van Componenta gelegen om de heftruckchauffeurs er uitdrukkelijk op te wijzen dat de handrem ALTIJD moest worden aangetrokken en de versnelling in de neutraal moest worden gezet. Dit had vooral ook van Componenta mogen worden gevergd, nu niet in geschil is dat [verzoeker] dagelijks vele malen een container op de lepels van zijn heftruck diende te laden, vervolgens van de heftruck afstapte om de registratienummers te controleren, weer instapte en uiteindelijk de container op de juiste plek in de hal plaatste. Vanwege het repeterende karakter van deze werkzaamheden, had voor Componenta kenbaar moeten zijn dat dergelijke werknemers niet altijd meer alle voorzichtigheid in acht nemen om ongelukken te voorkomen. Weliswaar kan het heffen van de containers met een heftruck als normaal gebruik van die heftruck worden gezien, maar het heffen van containers op een terrein dat deels oneffen is, is al een iets minder normaal gebruik dan Componenta wil doen voorkomen. In de door Componenta overgelegde veiligheidsinstructies zijn geen specifieke instructies over het gebruik van heftrucks vermeld (ook niet in de hoofdstukken arbeidsmiddelen onder de subkop “algemeen” en de subkop “hijsen / takelen”), laat staan over het gebruik van de heftrucks op het deel van het terrein van Componenta waar dit oneffen was. Datzelfde geldt voor de overgelegde risico inventarisatie en evaluatie (RI&E). Tevens wordt in dit verband meegewogen dat Componenta er voor had kunnen kiezen om de te laden containers op een effen deel van het terrein te plaatsen of ook de diesel aangedreven heftrucks, indien technisch mogelijk (waarover ter zitting geen uitsluitsel is gegeven), van een remblokkering te voorzien. Op de elektrisch aangedreven heftrucks, waarop [verzoeker] ook wel reed, was een dergelijke remblokkering immers wel aangebracht. Ter zitting is niet weersproken dat dergelijke maatregelen om beklemmingsrisico weg te nemen, aldus relatief eenvoudig en zonder onevenredig hoge kosten voor Componenta hadden kunnen worden getroffen. Dat de heftruckchauffeurs in de toolboxbijeenkomsten specifiek zijn gewezen op gevaarlijke situaties als in het geval van [verzoeker] is onvoldoende gebleken, evenals in de begeleidingsfase door de buddy’s. Onder de hiervoor beschreven omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de subsidiaire grondslag het verzoek kan dragen en dat Componenta de op haar rustende zorgplicht ex artikel 7:658 BW heeft geschonden.

4.4

Componenta heeft uiterst subsidiair, voor het geval wordt geoordeeld dat zij aansprakelijk is voor de door [verzoeker] ten gevolge van het ongeval geleden schade, aangevoerd dat [verzoeker] de aard en omvang van de door hem gestelde schade niet nader heeft onderbouwd. Wat hier verder ook van zij, vaststaat dat [verzoeker] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Componenta. De omvang van die schade behoeft in deze procedure niet te worden begroot. Doordat Componenta haar zorgplicht in de zin van artikel 7:658 BW heeft geschonden, is zij jegens [verzoeker] aansprakelijk voor de door hem geleden schade die het gevolg is van het ongeval op [datum 2]. De kantonrechter zal dit hierna, zoals door [verzoeker] is verzocht, voor recht verklaren.

Kosten

4.5

Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de kantonrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Of de kosten redelijk zijn, hangt ervan af of het redelijk is dat de kosten zijn gemaakt en of de omvang van de kosten redelijk is.

4.5.1

De gemachtigde van [verzoeker] heeft in zijn pleitnota gesteld dat de kosten voor deze procedure € 3.112,50 bedragen (inclusief btw en kantoorkosten). In de pleitnota zijn de kosten nader gespecificeerd. Uit die specificatie blijkt dat er in deze zaak in totaal 10,5 uur werkzaamheden zijn verricht tegen een uurtarief van € 235,00.

4.5.2

De gemachtigde van Componenta heeft gesteld dat deze kosten de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan.

4.5.3

Anders dan Componenta heeft betoogd, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat deze kosten door [verzoeker] zijn gemaakt. De hoogte van het door de gemachtigde van [verzoeker] becijferde bedrag komt de kantonrechter, gelet op de hoogte van het uurtarief en de totale omvang van de werkzaamheden die in de pleitnota in voldoende mate zijn gespecificeerd, eveneens redelijk voor. Omdat de gemachtigde van [verzoeker] blijkens zijn specificatie is uitgegaan van een mondelinge behandeling van 1,5 uur en de mondelinge behandeling in werkelijkheid 2 uur heeft geduurd, zal de kantonrechter het door de gemachtigde van [verzoeker] becijferde bedrag verhogen met afgerond € 142,18 (zijnde 0,5 uur x € 235,00 per uur, te vermeerderen met 21% btw). Tevens zal ook het door [verzoeker] betaalde griffierecht ad € 75,00 daarbij nog moeten worden opgeteld. Deze optelling levert in totaal een bedrag op van € 3.329,68 inclusief btw (€ 3.112,50 plus € 142,18 plus € 75,00). ECLI:NL:RBLIM:2013:5339