Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb. Gelderland 190717 geen letsel; schade door omgewaaide boom; beiderzijds eenzijdige onderzoeken; benoeming deskundige

Rb. Gelderland 190717 geen letsel; schade door omgewaaide boom; beiderzijds eenzijdige onderzoeken; benoeming deskundige

3 Het geschil
3.1.
[Eisers] c.s. vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van de erfgenamen tot betaling van een bedrag van € 60.351,97, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 april 2016, alsmede hoofdelijke veroordeling in de proceskosten binnen zeven dagen, alsmede in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.2.
[Eisers] c.s. stelt dat wijlen [de heer X] zijn zorgplicht met betrekking tot de zomereik heeft geschonden, als gevolg waarvan de zomereik is omgewaaid. Nu wijlen [de heer X] tekort is geschoten in de nakoming van zijn zorgplicht, zijn de erfgenamen hoofdelijk aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door [Eisers] c.s. geleden schade. De schade bedraagt volgens het [bedrijf Z] -rapport € 82.349,09 plus nadien opgetreden kosten voor de verhuizing en opslag van de inboedel van de kantoorunits ad € 4.694,80. Verder heeft [Eisers] kosten gemaakt voor de inschakeling van Claimshulp.nl (€ 1.288,89) en de rapporten van [adviesbureau Y] (€ 1.452,00) en [bedrijf Z] (€ 567,19). Het op grond van zijn afgesloten verzekeringen ontvangen bedrag van € 30.000,00 strekt daarop in mindering.

3.3.
De erfgenamen voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
4.1.
Kern van het geschil is de vraag of wijlen [de heer X] zijn zorgplicht heeft geschonden met betrekking tot de omgewaaide zomereik, zoals [Eisers] c.s. stelt en de erfgenamen betwisten. De erfgenamen stellen zich op het standpunt dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden (een herfststorm/onvoorziene windworp), zodat de door [Eisers] c.s. gestelde schade voor zijn eigen rekening dient te blijven.

4.2.
De rechtbank overweegt dat ook indien tot uitgangspunt wordt genomen dat in de nacht van 17 op 18 november 2015 sprake was van een herfststorm, dat niet zonder meer tot de conclusie leidt dat de erfgenamen niet aansprakelijk zijn voor de als gevolg van de omgewaaide boom ontstane schade aan de kantoorunits van [Eisers] c.s. Voor de beantwoording van die vraag is doorslaggevend of wijlen [de heer X] zijn zorgplicht heeft geschonden, doordat hij de bomen niet regelmatig heeft gecontroleerd dan wel heeft laten controleren en heeft nagelaten onderhoud te (laten) plegen aan de bomen, waarbij bomen die slecht waren of anderszins een risico vormden, werden verwijderd. De vraag die in dat kader rijst is welke eisen in de gegeven omstandigheden aan de controle en het onderhoud van de bomen kan worden gesteld, gelet op de locatie van de bomen. De rechtbank is van oordeel dat wijlen [de heer X] , die boer was en rundvee, pluimvee en varkens hield, met betrekking tot de bomenrij aan de grens van het weiland als particulier eigenaar moet worden beschouwd. Dat er sprake was van verhoogde gevaarzetting en er voor wijlen [de heer X] een verhoogde zorgplicht zou gelden, is door [Eisers] c.s. onvoldoende onderbouwd gesteld. Het enkele feit dat de rij met zomereiken aan de rand van het weiland stond en grensde aan het perceel van [Eisers] c.s. is daarvoor onvoldoende.

4.3.
[Eisers] c.s. betwist dat wijlen [de heer X] de bewuste bomenrij regelmatig controleerde en/of liet controleren en onderhoud heeft gepleegd/laten plegen. [Eisers] c.s. verwijst in dit kader naar de foto’s, die hij ter gelegenheid van de comparitie heeft overgelegd en die aan het proces-verbaal van comparitie zijn gehecht. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de door de erfgenamen gegeven toelichting op deze foto’s, op grond van die foto’s niet de conclusie kan worden getrokken dat de bomenrij niet werd gecontroleerd en werd onderhouden. Dat [Eisers] c.s. naar eigen zeggen zelf nooit heeft gezien dat de bomenrij werd gecontroleerd en werd onderhouden, is verder niet doorslaggevend. Voor zover [Eisers] c.s. wil betogen dat [de heer X] verplicht was om een registratie bij te houden van de controles van de bomenrij en het gepleegde onderhoud, dan is gesteld noch gebleken waar die verplichting op berust. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de heer [Hovenier A] dat de bomenrij elke drie jaar werd gecontroleerd en in de zomer van 2015 nog is gecontroleerd. Het komt dus aan op de vraag of [Hovenier A] bij die controle aanwijzingen had moeten waarnemen dat de bewuste zomereik verminderd stabiel en breukvast was en onderhoud behoefde.

4.4.
[Eisers] c.s. beroept zich ter onderbouwing van zijn stellingen op de conclusies in het rapport van [adviesbureau Y] . Het in opdracht van de erfgenamen door [Boomtechnisch adviseur Q] opgestelde rapport is kritisch met betrekking tot de bevindingen van [adviesbureau Y] en komt tot andere conclusies. Beide onderzoeken zijn eenzijdig verricht, buiten betrokkenheid van de andere partij. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de thans voorliggende stukken niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld of er sprake was van uiterlijk waarneembare afwijkingen en/of gebreken aan de betreffende zomereik, die voor wijlen [de heer X] aanleiding hadden moeten zijn om maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door de boom te (laten) verwijderen, en wel beoordeeld naar het tijdstip van de laatste controle in de zomer van 2015, een aantal maanden voordat de bewuste zomereik is omgevallen.

4.5.
De rechtbank heeft gelet op het voorgaande behoefte aan nadere voorlichting en is voornemens een deskundige te benoemen ter beantwoording van de vraag of [de heer X] en/of [Hovenier A] in de zomer van 2015 bij de controle van de bomen in het weiland aanwijzingen had(den) moeten waarnemen dat de bewuste zomereik verminderd stabiel en breukvast was en onderhoud behoefde. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n), alsmede over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak daartoe verwijzen naar de rol.

4.6.
Op grond van art. 195 Rv zal [Eisers] c.s. worden belast met het voorschot op de kosten van de deskundige(n).

4.7.
In afwachting van de uitlating van partijen met betrekking tot de te benoemen deskundige(n), zal iedere verdere beslissing worden aangehouden. ECLI:NL:RBGEL:2017:4202