Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 290414 burn-out; door beroep op blokkeringsrecht mbt psychiatrisch deskundigenbericht heeft wn-er niet voldaan aan bewijslast; wg-er niet aansprakelijk

Hof 's-Hertogenbosch 290414 burn-out; door beroep op blokkeringsrecht mbt psychiatrisch deskundigenbericht heeft wn-er niet voldaan aan bewijslast; wg-er niet aansprakelijk

14 De verdere beoordeling
in principaal en incidenteel hoger beroep

14.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof prof. dr. E. Hoencamp, psychiater, (hierna: Hoencamp) tot deskundige benoemd en bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht naar de in r.o. 11.4. van dat tussenarrest geformuleerde vragen.
Gelet op het beroep van [appellant] op zijn blokkeringsrecht is het rapport van Hoencamp niet ter kennis van het hof en Envida gekomen.

14.2.
In zijn memorie heeft [appellant] aangegeven dat Hoencamp onderzoek heeft gedaan en een conceptrapportage heeft opgesteld. [appellant] heeft zich op grond van de conceptrapportage genoodzaakt gezien om zich te beroepen op zijn blokkeringsrecht van artikel 7: 464 lid 2 aanhef en sub b BW.
[appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van Hoencamp omdat zijn expertise niet chronische stress/burn-out/angststoornissen en paniekaanvallen zou betreffen. Daarbij is volgens [appellant] niet bewezen dat een psychiater een betere (psychische) diagnose kan stellen dan een andere arts of een psycholoog.
Verder heeft [appellant] gesteld dat Hoencamp zijn opdracht niet naar behoren en naar beste weten heeft uitgevoerd. [appellant] beroept zich er onder meer op dat Hoencamp op een aantal punten de Leidraad Deskundigen in Civiele Zaken (hierna: de Leidraad) niet heeft gevolgd. Ook heeft [appellant] gesteld dat geen sprake is van een deskundig en professioneel onderzoek en ook niet van een met redenen omkleed bericht met een duidelijke conclusie. De concept-rapportage houdt volgens [appellant] een ontoelaatbare inbreuk op zijn privacy en zijn persoonlijke integriteit in. Zijn belangen zijn geschaad en hij had geen andere keus dan zich te beroepen op zijn blokkeringsrecht. Daaraan mogen geen voor hem nadelige juridische consequenties verbonden worden, aldus [appellant].
[appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat er gezien de reeds bestaande medische stukken geen twijfel is over zijn medische situatie (burn-out) bij aanvang van de ziekmelding in januari 2006 en later. Subsidiair verzoekt [appellant] om de benoeming van een nieuwe deskundige.
Envida heeft een en ander gemotiveerd bestreden in haar antwoordmemorie.

14.3.
Het hof oordeelt als volgt.
Onbetwist is dat aan [appellant] het inzage- en blokkeringsrecht van artikel 7: 464 lid 2 sub b BW toekomt.
Een partij in een civiele procedure is op grond van artikel 198 lid 3 Rv verplicht mee te werken aan een door de rechter gelast deskundigenonderzoek. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij in de omstandigheden van het gegeven geval geraden acht. Van zulk niet voldoen is sprake indien een partij met een beroep op het blokkeringsrecht heeft verhinderd dat van het deskundigenbericht mededeling wordt gedaan aan de wederpartij en de rechter (ECLI:NL:HR:2004:AO1330).
Het hof bespreekt in het navolgende de bezwaren van [appellant] tegen de concept-rapportage van Hoencamp c.a.
14.3.1.
Expertise Hoencamp
Hoencamp is een te goeder naam en faam bekend staande psychiater die in gerechtelijke procedures als deskundige wordt benoemd, ook in procedures betreffende (de relatie tussen) stoornis en arbeidsmogelijkheden. Hoencamp heeft daarom de expertise om het door het hof noodzakelijk geachte onderzoek uit te voeren en daarover te rapporteren.
14.3.2.
Formele bezwaren
-Het onderzoek was al gestart voordat Hoencamp bericht van de griffier had ontvangen dat een aanvang gemaakt kon worden met het onderzoek.
Hoofdstuk 14 van de Leidraad betreft de betaling van de deskundige. Daarin is vermeld dat het niet de bedoeling is dat de deskundige met het onderzoek begint voordat bericht is ontvangen van het gerecht dat het voorschot is betaald. (Zie ook het dictum van het tussenarrest van 30 juli 2013.) Bedoelde aanwijzing is (alleen) ten behoeve van de deskundige opgenomen om hem te behoeden voor een betalings- en verhaalsrisico (punt 138/139 Leidraad). [appellant] kan zich er niet met succes op beroepen dat Hoencamp deze richtlijn niet zou hebben gevolgd; zijn belangen zijn daardoor niet geschaad.
-Hoencamp heeft een ongedateerde en niet-aangetekende brief aan de huisarts gezonden met het verzoek om nadere informatie over [appellant] onder vermelding van een verkeerde geboortedatum. Hoencamp heeft het bericht van de huisarts, die met vakantie was, niet afgewacht en zijn conceptrapportage uitgebracht op 6 november 2013.
De Leidraad bevat geen aanwijzingen voor de wijze van opvragen van medische informatie, anders dan dat daarvoor een machtiging van betrokkene is vereist. Het niet-aangetekend en ongedateerd verzenden van het informatieverzoek zonder vermelding van een termijn waarbinnen de informatie geleverd diende te worden, het vermelden van een foutieve geboortedatum en het niet zenden van een rappelbrief vormen naar het oordeel van het hof op zijn hoogst administratieve onvolkomenheden. Daardoor is [appellant] niet geschaad.
Het ontbreken van de informatie van de huisarts had door [appellant] gemeld kunnen worden in het kader van zijn correctierecht/zijn recht om opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Daarop zou overigens wel pas acht hebben kunnen worden geslagen als [appellant] geen gebruik zou hebben gemaakt van zijn blokkeringsrecht (zie hoofdstuk 5.4.3. Leidraad).
-Hoencamp heeft zijn conceptrapportage niet aangetekend verstuurd aan [appellant] en zijn advocaat. De aan de advocaat verstuurde rapportage bevond zich niet in een gesloten enveloppe met de vermelding ‘medisch geheim’. Daarmee is niet voldaan aan de strekking van het inzage- en blokkeringsrecht; [appellant] heeft het rapport niet als eerste en enige in kunnen zien, hetgeen onwenselijk is. In de begeleidende brief van Hoencamp ontbreekt de mededeling dat [appellant] gebruik kan maken van het blokkeringsrecht. De gegeven reactietermijn is te kort. Hoencamp heeft [appellant] niet in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken en verzoeken te doen.
In hoofdstuk 11.5.3. van de Leidraad is vermeld dat de deskundige het concept-rapport toe dient te zenden aan de advocaat van de betrokkene. Om zeker te stellen dat wordt voldaan aan de strekking van het inzage- en blokkeringsrecht kan het rapport in een gesloten enveloppe worden gedaan waarop de naam van de betrokkene is geplaatst. Deze gesloten enveloppe wordt in een andere enveloppe gedaan en aan de advocaat gezonden met een brief waarin het inzage- en blokkeringsrecht van de betrokkene is vermeld. In die brief wordt ook vermeld dat er nog een ronde zal volgen voor het maken van opmerkingen en het doen van verzoeken (punt 111/112/113 Leidraad).
[appellant] is niet benadeeld voor wat betreft zijn inzage- en blokkeringsrecht omdat Hoencamp de aanwijzingen van de Leidraad op dit punt niet heeft gevolgd door het rapport niet op de in de Leidraad bedoelde wijze in een gesloten enveloppe aan de advocaat van [appellant] te verzenden (maar tegelijk aan [appellant] en diens advocaat) en in de begeleidende brief geen melding te maken van het inzage- en blokkeringsrecht. [appellant] heeft immers effectief van zijn blokkeringsrecht gebruik kunnen maken en ook gemaakt. Dat ‘medisch geheim’ op de enveloppe met de concept-rapportage vermeld moet worden en dat deze aangetekend moet worden verzonden valt in de Leidraad overigens niet te lezen. Een reactietermijn van twee weken was weliswaar niet erg lang, maar niet valt in te zien dat [appellant] geen verlenging van de termijn had kunnen krijgen als hij dat had gewenst. Niet is gesteld of gebleken dat hij om verlenging van de termijn heeft verzocht. Door het feit dat Hoencamp er in de begeleidende brief geen melding van heeft gemaakt dat nog een ronde zou volgen voor het maken van opmerkingen en het doen van verzoeken is [appellant] evenmin in zijn belangen geschaad aangezien hij dadelijk gebruik heeft gemaakt van zijn blokkeringsrecht. Het recht om opmerkingen te maken en verzoeken te doen komt immers pas aan de orde als geen gebruik wordt gemaakt van het blokkeringsrecht.
14.3.3.
Inhoudelijke bezwaren
Voor zover [appellant] bezwaren heeft tegen de wijze en duur van het onderzoek en de inhoud van de concept-rapportage - deze zou onder meer ongemotiveerde en niet onderbouwde aannames, speculaties, onjuiste gevolgtrekkingen, feiten en veronderstellingen bevatten - is het hof niet in staat gesteld daarover te oordelen omdat [appellant] zich op zijn blokkeringsrecht heeft beroepen. Het hof kan de stelling van [appellant] dat sprake is van een ontoelaatbare inbreuk op zijn privacy en zijn persoonlijke integriteit evenmin beoordelen. Derhalve kan niet kan worden geoordeeld dat Hoencamp de opdracht niet onpartijdig en niet naar beste weten zou hebben verricht en dat [appellant] daardoor is benadeeld.
14.3.4.
Hetgeen hiervoor is overwogen houdt in dat het hof de formele bezwaren van [appellant] verwerpt en dat het hof niet in staat is gesteld om de inhoudelijke bezwaren van [appellant] te beoordelen. Dit brengt mee dat het hof op de voet van artikel 198 lid 3 Rv de gevolgtrekking maakt dat [appellant] het - door gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht en voorrang te geven aan zijn persoonlijke levenssfeer - aan zichzelf te wijten heeft dat het hof niet kan beschikken over het - door hem noodzakelijk geachte - deskundigenbericht. Het hof ziet gelet op het hiervoor overwogene geen aanleiding om, zoals [appellant] (subsidiair) heeft verzocht, een andere deskundige te benoemen.

14.4.
[appellant] heeft zich (primair) op het standpunt gesteld dat de zich reeds in het dossier bevindende stukken voldoende zijn voor het hof om te beslissen. Naar het hof aanneemt bedoelt [appellant] een beslissing in voor hem gunstige zin.
Het hof deelt dit standpunt niet en verwijst kortheidshalve naar en blijft bij zijn tussenarrest van 4 oktober 2011 (met name r.o. 4.4.3.) en zijn tussenarrest van 2 april 2013 (met name r.o. 8.5.2).
Het hof blijft van oordeel dat met de thans beschikbare informatie door [appellant], op wie de bewijslast rust, onvoldoende is bewezen dat hij lijdt aan psychische klachten die hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft opgelopen. Het hof blijft bij zijn overweging dat de psychologe drs. [psychologe] geen inzicht heeft gegeven in hoe zij de diagnose ‘burn-out’ heeft gesteld. In de offerte van drs. [psychologe] van 19 maart 2006 aan Envida, en in de tussentijdse rapportage van drs. [psychologe] van 9 juli 2006 aan de Arboarts, waarnaar [appellant] in zijn memorie heeft verwezen, wordt weliswaar melding gemaakt van door [appellant] ingevulde vragenlijsten, doch dat zegt zonder nadere toelichting niets nu niet duidelijk is om wat voor vragenlijsten het gaat en nu de betreffende vragenlijsten en/of de analyse daarvan niet zijn overgelegd.
Het door het hof gelaste deskundigenonderzoek door Hoencamp had duidelijkheid kunnen brengen over een en ander. [appellant] heeft ook niet een partijdeskundigenbericht in het geding gebracht. De brief van 14 oktober 2013 van drs. [psychologe] aan Hoencamp (prod. 33 memorie [appellant]) werpt geen nieuw licht op de zaak. Dat zelfde geldt voor het afschrift van een uittreksel uit het huisartsenjournaal (prod. 34 memorie [appellant]), waarvan overigens uit de opmaak niet blijkt dat dit journaal betrekking heeft op [appellant].
Het voorgaande betekent dat de grieven I en II van [appellant] falen. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant], gebaseerd op artikel 7: 658 BW, terecht afgewezen. ECLI:NL:GHSHE:2014:1216