Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Alkmaar 250712 val bij hoogteverschil tussen klinkerstrook en asfalt 7,5 cm gemeente aansprakelijk

Rb Alkmaar 250712 val bij hoogteverschil tussen klinkerstrook en asfalt 7,5 cm gemeente aansprakelijk


De feiten

2.1
De gemeente Hoorn is wegbeheerder van de Dorpsstraat te Zwaag, gemeente Hoorn.

2.2
Op 23 oktober 2006 omstreeks 23.00 uur reed [naam eiser 1] op zijn fiets op de Dorpsstraat. [naam eiser 1] reed in de richting van het Keern en is ter hoogte van de kruising met de Paardeweide, ter hoogte van Dorpsstraat 22, ten val gekomen.

2.3
Het gedeelte van de Dorpsstraat waar het ongeval zich heeft voorgedaan is een zogenoemd verblijfsgebied (erftoegangsgebied) waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De Dorpsstraat is een weg bestaande uit een geasfalteerd gedeelte van 3,15 meter breed, waarlangs aan weerszijden klinkerbestrating is aangebracht van 1,18 meter breed. Het bestrate gedeelte is tevens bestemd voor afwatering. 
Een en ander zoals te zien is op de volgende afbeelding van de Dorpsstraat: (https://goo.gl/maps/n8Oi7 EJD)

2.4
Voorts is zichtbaar dat zich in de afwateringsgeul putten bevinden. De putten bevinden zich tegen het geasfalteerde gedeelte aan. De geul verdiept zich telkens op de plaats waar een put is geplaatst. Het hoogteverschil tussen het geasfalteerde en het bestrate gedeelte van de weg varieert van 2 cm tot 7,5 cm. Ter hoogte van Dorpsstraat huisnummer 22 is bij de gerechtelijke plaatsopneming een hoogteverschil van 7,5 cm gemeten op de plaats waar een put ligt verzonken in de geul.

2.5 [
naam eiser 1] is nadat hij ten val kwam in verband met pijn in zijn linkerschouder naar het Westfries Gasthuis gebracht. De schouder bleek gebroken. [naam eiser 1] is eraan geopereerd en ondervindt nog steeds klachten.

2.6
Bij brief van - laatstelijk - 2 april 2007 heeft [naam eiser 1] de Gemeente Hoorn aansprakelijk gesteld. Namens de gemeente heeft haar verzekeraar Centraal Beheer Achmea aansprakelijkheid van de hand gewezen.


Het geschil

3.1 [
naam eiser 1] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
A. voor recht verklaart dat de Gemeente Hoorn aansprakelijk is voor de door [naam eiser 1] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade;
B. de Gemeente Hoorn veroordeelt tot betaling van de door [naam eiser 1] geleden en nog te lijden schade, welke schade nader zal worden opgemaakt bij staat;
met veroordeling van de Gemeente Hoorn in de kosten van deze procedure.

3.2 [
naam eiser 1] heeft aan deze vordering het volgende ten grondslag gelegd. De Gemeente Hoorn heeft als beheerder van de weg niet voldaan aan de verplichting de weg deugdelijk te onderhouden. Er bevinden zich gaten en lange scheuren in de weg, die met name in het donker voor fietsers niet goed waarneembaar zijn.
Daarnaast is de inrichting van de weg zodanig, dat fietsers bij het passeren van een auto moeten uitwijken naar het bestrate gedeelte naast het geasfalteerde gedeelte. Deze inrichting doet door het hoogteverschil gevaarlijke situaties ontstaan. Dat de situatie van de weg tot gevaarlijke situaties en ongevallen heeft geleid was de Gemeente Hoorn bekend en zij heeft verzuimd daartegen iets te ondernemen. Daardoor heeft de Gemeente Hoorn het voorzienbaar risico op ongevallen doen ontstaan en in stand gehouden. Nu dit risico zich bij [naam eiser 1] heeft verwezenlijkt, is de Gemeente Hoorn aansprakelijk voor de gevolgen, aldus [naam eiser 1].

3.3
De Gemeente Hoorn heeft primair het verweer gevoerd dat er geen causaal verband is tussen het hoogteverschil en de val. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de weg voldeed aan de in de gegeven omstandigheden te stellen eisen. Voorts heeft de Gemeente Hoorn gesteld dat zij niet gevaarzettend heeft gehandeld. Uiterst subsidiair heeft de Gemeente Hoorn zich beroepen op eigen schuld van [naam eiser 1]. De Dorpsstraat is landelijk karakteristiek, waarop fietsers voorzichtigheid in acht dienen te nemen. Er is geen sprake van een verkeerssituatie die een groter gevaar in het leven roept dan waarop een normale weggebruiker bedacht moet zijn. Niet elke oneffenheid dient te worden verwijderd noch heeft elke oneffenheid waardoor een ongeval wordt veroorzaakt tot gevolg dat de gemeente voor de gevolgen daarvan aansprakelijk moet worden gehouden. Dit geldt te meer voor [naam eiser 1], gelet op het tijdstip van de val en het feit dat [naam eiser 1] de hele dag had geholpen met een verhuizing en vermoeid zal zijn geweest.
De Gemeente Hoorn is van mening dat de val is te wijten aan onvoorzichtig rijgedrag. Aangenomen mag worden dat [naam eiser 1] bekend was met de inrichting van de weg.

3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4
De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of het gedeelte van de Dorpsstraat, waar [naam eiser 1] ten val is gekomen, gebrekkig is in de zin van artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel vestigt een risicoaansprakelijkheid voor de bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor een gevaar voor personen of zaken oplevert.

4.2.
Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de Gemeente Hoorn als wegbeheerder ervoor dient te zorgen dat de weg zodanig is ingericht en onderhouden dat hij geen gevaar oplevert voor weggebruikers. Daarbij komt het erop aan of de weg, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Daarbij dient ermee rekening te worden gehouden dat niet alle weggebruikers steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid in acht zullen nemen.

4.3.
Ter hoogte van de Dorpsstraat 22, waar [naam eiser 1] ten val is gekomen, ligt een put in de afwateringsgeul verzonken, waar tussen de klinkers bij de put en het asfaltwegdek bij de gerechtelijke plaatsopneming een hoogteverschil is gemeten van 7,5 cm. Na de val van [naam eiser 1] is door de Gemeente Hoorn de bestrating bij de put (iets) omhoog gebracht, waaruit kan worden geconcludeerd dat het hoogteverschil ten tijde van het ongeval minstens 7,5 cm bedroeg. Aldus bevindt de put zich in een ‘kuil’ waarvan de linkerzijde een steile wand vormt.

4.4.
De wegbeheerder dient er op bedacht te zijn dat fietsers op het geasfalteerde deel van de Dorpsstraat moeten uitwijken naar rechts om veilig door auto’s gepasseerd te kunnen worden. Bij de onderhavige inrichting van de weg zal de fietser bij het uitwijken van het geasfalteerde gedeelte op het bestrate gedeelte terechtkomen en over de afwateringsgeul heen moeten rijden.
De rechtbank acht het dan ook voor de hand liggend dat fietsers na het uitwijken weer het geasfalteerde gedeelte van de weg op willen rijden. De wegbeheerder dient ervoor zorg te dragen dat het voor fietsers mogelijk is op een veilige manier van en weer terug op het geasfalteerde weggedeelte te komen. Bij het terugsturen van de fiets naar het geasfalteerde wegdek loopt de fietser ter hoogte van de putten echter thans een onaanvaardbaar groot en voorzienbaar risico met het voorwiel tegen de wand van het asfalt te botsen en daardoor ten val te komen. Hierdoor levert de weg ter plaatse voor fietsers gevaar op in de zin van artikel 6:174 BW. Bij genoemd hoogteverschil had de wegbeheerder er zorg voor moeten dragen dat de overgang van het bestrate gedeelte op het geasfalteerde gedeelte in die richting gelijkmatig, althans gelijkmatiger dan nu het geval is, verloopt.

4.5.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door [naam eiser 1] gestelde toedracht van het ongeval aannemelijk. De Gemeente Hoorn heeft niet betwist dat [naam eiser 1] ter hoogte van de Dorpsstraat 22 is gevallen, waar ten tijde van het ongeval een hoogteverschil van tenminste 7,5 cm bestond. De rechtbank neemt aan dat de val van [naam eiser 1] is veroorzaakt doordat hij met zijn fiets vanaf het beklinkerde gedeelte op het geasfalteerde gedeelte wilde komen en daartoe het hoogteverschil tussen de dieperliggende afwateringsgeul en het asfalt moest overbruggen. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat het voorwiel blokkeerde door het met een te scherpe invalshoek van het voorwiel moeten overbruggen van een voor die invalshoek te groot hoogteverschil.
De stelling van de Gemeente Hoorn dat het niet mogelijk is dat de fiets van [naam eiser 1] na een val zoals door hem gesteld midden op het wegdek terecht gekomen kan zijn, is te vaag en te algemeen om de conclusie te kunnen dragen dat er geen causaal verband tussen de kuil en de val bestaat. Dat de Gemeente Hoorn voorts heeft betwist dat [naam eiser 1] moest uitwijken voor een tegemoetkomende auto doet naar oordeel van de rechtbank minder ter zake. Uitwijken naar de strook met klinkers zonder noodzaak kan immers niet worden beschouwd als onvoorzichtig rijgedrag.

4.6.
De Gemeente Hoorn heeft verder gewezen op de vermoeidheid van [naam eiser 1], maar dit is slechts een niet onderbouwd vermoeden van de Gemeente Hoorn en kan bovendien niet afdoen aan voormeld oorzakelijk verband. Noch kan dit leiden tot eigen schuld in de zin van 6:101 BW. Kort gezegd heeft ook een vermoeide fietser recht op een veilige weg. De rechtbank is voorts van oordeel dat [naam eiser 1] niet kan worden tegengeworpen dat hij het hoogteverschil en de specifieke kuil van de put ter hoogte van Dorpsstraat 22 had moeten opmerken en zijn rijgedrag hieraan had moeten aanpassen. Ook hierom is bij [naam eiser 1] geen sprake van eigen schuld zoals bedoeld in artikel 6:101 BW.

4.7.
Uit het bovenstaande volgt dat de door [naam eiser 1] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de val op 23 oktober 2006 is veroorzaakt door een gebrek als bedoeld in artikel 6:174 BW, waarvoor de Gemeente Hoorn volledig aansprakelijk is.

4.8.
Dat betekent voorts dat de overige stellingen en verweren geen bespreking behoeven.

4.9.
Het onder A. en B. gevorderde zal op grond van het bovenstaande worden toegewezen. Hetgeen de Gemeente Hoorn over het gevorderde onder B. heeft gesteld, samengevat inhoudende dat de schade in deze hoofdzaak moet worden vastgesteld, zal niet worden gevolgd, nu de discussie zich, zowel voorafgaand aan als tijdens deze procedure, heeft beperkt tot de aansprakelijkheidsvraag en voorts niet vaststaat of sprake is van een medische eindtoestand. ECLI:NL:RBALK:2012:2955