Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 111115 val fietser door trapper tegen grijs betonnen paaltje op fietspad; wegbeheerder niet aansprakelijk

Rb Rotterdam 111115 val fietser door trapper tegen grijs betonnen paaltje op fietspad; wegbeheerder niet aansprakelijk

4 De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil de toedracht van het ongeval. Wel is tussen partijen in geschil of de Gemeente aansprakelijk is voor de door [eiseres] als gevolg van het ongeval geleden schade.

4.2.
Volgens [eiseres] heeft de Gemeente in haar schrijven van 21 januari 2013 (productie 8 bij dagvaarding, hierna: de brief) in combinatie met het gesprek van de echtgenoot met [medewerkster gemeente] (werkzaam bij de Gemeente) op 14 januari 2013 (hierna: het gesprek) (imliciet) aansprakelijkheid voor het ongeval erkend en het staat haar, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, niet vrij om daarop terug te komen. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat de Gemeente als wegbeheerder op grond van het bepaalde in de artikelen 6:174/6:162 BW aansprakelijk is voor de door haar ten gevolge van het ongeval geleden en te lijden schade. Het door de Gemeente geplaatste paaltje op het fietspad voldeed niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen; immers de situering van het paaltje op het fietspad is voor weggebruikers onverwacht en gevaarlijk, het paaltje is onvoldoende zichtbaar en levert daardoor gevaar op voor personen of zaken en dit gevaar heeft zich ook voor [eiseres] verwezenlijkt. Ondanks eerdere ongevallen c.q. aanrijdingen met het paaltje heeft de Gemeente nagelaten tussentijdse maatregelen te treffen, zoals het verwijderen van het paaltje dan wel gebruikers van het fietspad te waarschuwen voor de gevaarlijke verkeerssituatie. Pas na het ongeval heeft de Gemeente het paaltje verwijderd. Het paaltje diende geen enkel doel meer en had door de Gemeente verwijderd moeten worden, omdat het zijn functie, om het komen en gaan van autoverkeer naar de achter het fietspad gelegen skatebaan te weren ter bescherming van fietsers en voetgangers, al voor het ongeval had verloren doordat de Gemeente een ijzeren hek had geplaatst. Als er dan toch een paaltje moet staan had het meer voor de hand gelegen als de Gemeente een rood wit gestreept paaltje had geplaatst op gelijke hoogte met het andere rood wit gestreepte paaltje om zo fietsers te behoeden voor een gebrekkige en gevaarlijke verkeerssituatie. Ook voldoet het fietspad, gelet op de geringe breedte van 180 centimeter tussen de paaltjes, niet aan de CROW-richtlijnen, namelijk een breedte van 2 meter, en daarom had het paaltje verwijderd moeten worden dan wel was een waarschuwingsmaatregel op zijn plaats geweest. Van eigen schuld is geen sprake nu zij geen roekeloos verkeersgedrag heeft vertoond en volgens vaste rechtspraak kan haar het ontbreken van een moment aan oplettendheid niet worden tegengeworpen door de Gemeente.

4.3.
De Gemeente betwist aansprakelijk te zijn voor het ongeval van [eiseres] . Het gesprek en de brief leveren geen erkenning van aansprakelijkheid van de Gemeente op. Uit de correspondentie tussen de Gemeente en de DAS en de advocaat van [eiseres] valt veeleer af te leiden dat [eiseres] daar zelf ook vanuit is gegaan. Verder betwist de Gemeente dat sprake is van een gebrekkige opstal ex van artikel 6:174 BW dan wel dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld ex artikel 6:162 BW. Voorts heeft de Gemeente zich beroepen op eigen schuld van [eiseres] .
De Gemeente heeft het paaltje aan de rechterkant van het fietspad in de hoek van het wegdek voor het autoverkeer geplaatst om het autoverkeer te weren van het fietspad ter bescherming van fietsers en voetgangers die van het verplichte fietspad gebruik maken. Onder verwijzing naar de door haar overgelegde foto’s stelt de Gemeente zich op het standpunt dat het een overzichtelijke verkeerssituatie betreft en dat het paaltje goed zichtbaar en hoog genoeg is. Van fietsers mag enige voorzichtigheid worden verwacht bij het naderen van een (verplicht) fietspad, omdat dergelijke paaltjes doorgaans worden gebruikt ter markering van een fietspad. De Gemeente heeft ter adstructie foto’s overgelegd. De CROW-richtlijnen zien op de breedte van fietspad van 2 meter met aan weerszijden stoepranden. Als fietser heb je namelijk bij een stoeprand geen uitwijkmogelijkheid. Echter deze situatie is hier niet aan de orde, omdat een fietser kan uitwijken in de berm. Daarom zijn de CROW-richtlijnen niet van toepassing. Van het laten ontstaan of laten voortbestaan van een gevaarlijke situatie is geen sprake. De wijziging van de situatie is ook niet gerelateerd aan het ongeval maar hing samen met een in 2015 door de Gemeente gehouden saneringsronde verkeersborden en palen. In die saneringsronde zijn toen 100 tot 200 objecten verwijderd, waaronder het paaltje. Het behoort tot de beleidsvrijheid van de Gemeente om een paaltje te laten staan dan wel weg te halen en dat geldt ook voorde uitvoering van het paaltje. Overigens het voor het ongeval geplaatste hek maakt niet dat sprake is van een gebrekkig paaltje.
[eiseres] is onvoorzichtig en onoplettend geweest. Voor de Gemeente was het niet te voorzien dat een fietser een duidelijk zichtbaar paaltje in de berm aan de zijkant van het fietspad over het hoofd ziet, te meer daar het paaltje is geplaatst in het zichtveld van fietsers. Deze voor het ongeval bestaande verkeerssituatie bestond al jaren. Met andere ongevallen als gevolg van een botsing met het paaltje is de Gemeente niet bekend. De verwezenlijking van het gevaar op een botsing tegen dit paaltje is uiterst beperkt.

4.4.
Met de Gemeente is de rechtbank van oordeel dat het gesprek en de brief niet als een erkenning van aansprakelijkheid van de Gemeente voor het ongeval van [eiseres] zijn te beschouwen. De status van zowel het gesprek als de brief zijn veeleer informatief over de wijze waarop de Gemeente met de melding van het ongeval zal omgaan. De zinssnede in de brief “De gemeente Spijkenisse behoudt zich met betrekking tot deze schade alle rechten voor.”, laat geen ruimte voor het aannemen van (impliciete) aansprakelijkheid van de Gemeente voor het ongeval van [eiseres] .

4.5.
Bij het antwoord op de vraag of de opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, komt het aan op de - naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds-en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. In dat kader komt onder meer betekenis toe aan de beleidsvrijheid die de gemeente heeft en de haar ter beschikking staande financiële middelen. Daarbij dient tevens in aanmerking genomen te worden, enerzijds dat van de gemeente mag worden verwacht dat zij bij het aanbrengen van een opstal als de onderhavige ermee rekening houdt dat verkeersdeelnemers niet altijd goed opletten, maar ook anderzijds dat van de verkeersdeelnemers mag worden verlangd dat zij wel oplettendheid betrachten.

4.6.
De stelplicht en de bewijslast dat de Gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade berust bij [eiseres] .

4.7.
De rechtbank is van oordeel dat inrichting van het fietspad voldeed aan de daaraan te stellen veiligheidseisen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het paaltje was geplaatst ter bescherming van fietsers en voetgangers om te voorkomen dat het autoverkeer via het fietspad naar de achter dat fietspad gelegen skatebaan zou komen en gaan. Uit de processtukken, met name de overgelegde foto’s en het verhandelde ter zitting is genoegzaam gebleken dat het paaltje, mede gelet op de hoogte, goed zichtbaar is, de verkeerssituatie overzichtelijk is en, hoewel [eiseres] er niet dagelijks fietste, was zij bekend met de situatie ter plaatse, dergelijke paaltjes ter markering van een fietspad veel voorkomend en gebruikelijk zijn. De breedte die de CROW-richtlijn voorschrijft voor een fietspad is voor geschreven voor een fietspad met twee stoepranden. Daarvan is hier geen sprake. Uit de omstandigheid dat de Gemeente op enig moment een hek heeft geplaatst kan niet de conclusie worden getrokken dat daardoor het paaltje gebrekkig is geworden. Ook het verwijderen van het paaltje na het ongeval maakt nog niet dat het paaltje voorheen gebrekkig was.
Thans dient beoordeeld te worden of zich hier een feitelijke situatie voordeed die alsnog tussentijdse maatregelen noodzakelijk maakte, waarbij valt te denken aan het verwijderen van het paaltje of waarschuwing van weggebruikers. De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente onder de gegeven omstandigheden ook in dit opzicht niets valt te verwijten. Daartoe is van belang dat niet gebleken is dat de Gemeente bekend was met mogelijk gevaar en reeds daarom actie had behoren te ondernemen. Zo is onweersproken gebleven dat zich ter plaatse nooit eerder een ongeval als gevolg van de aanwezigheid van het paaltje heeft voorgedaan. De verkeerssituatie is voor fietsers bij goed zicht, en dat moet het daar geweest zijn want het was overdag, zodanig dat zij het paaltje zonder problemen kunnen passeren. Dat [eiseres] niet dagelijks deze route fietste verandert daar niets aan naar het oordeel van de rechtbank, eerder zou men dan een nog grotere voorzichtigheid verwachten.
Dat de Gemeente op enig moment na het ongeval tot verwijdering van het paaltje is overgegaan doet daar niets aan af; immers op grond van de haar toekomende beleidsvrijheid kan zij daartoe besluiten, hetgeen zij in 2015 in het kader van een saneringsronde verkeersborden en palen heeft gedaan.

4.8.
Dit alles leidt ertoe dat de Gemeente niet op grond van de artikelen 6:174 en/of 6:162 BW aansprakelijk is voor het ongeval. Het door de Gemeente opgeworpen beroep op de eigen schuld van [eiseres] bij het ongeval (6:101 BW) behoeft, gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen,geen nadere bespreking en beoordeling meer. De rechtbank zal de vorderingen van [eiseres] dan ook afwijzen.ECLI:NL:RBROT:2015:8244