Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Middelburg 030310 beheerder rotonde, behoudens tegenbewijs, aansprakelijk voor gebrekkige inrichting rotonde

Rb Middelburg 030310 beheerder rotonde, behoudens tegenbewijs, aansprakelijk voor gebrekkige inrichting rotonde


Grotere kaart weergeven

4.  De beoordeling
4.1.  Anders dan de gemeente aanvoert dienen het middeneiland en de daarop geplaatste schanskorven naar verkeersopvattingen als deel van de weg te worden beschouwd. Zij maken deel uit, met de toeleidende wegen en het wegdek van de rotonde, van de constructie en zijn, zoals hierna zal blijken, van belang voor een veilige afwikkeling van het verkeer.
Voor de vraag of de rotonde op 14 juni 2004 gebrekkig en/of gevaarzettend was ingericht is van belang dat zij toen buiten de bebouwde kom van Middelburg lag en dat op de toeleidende Schroeweg een snelheid van 70 km per uur was toegestaan. Uit de CROW-richtlijnen volgt dat rotondes in het belang van de verkeersveiligheid duidelijk als zodanig zichtbaar en herkenbaar moeten zijn. Hoewel de richtlijnen inderdaad geen wettelijke status hebben blijkt uit de processtukken dat zij niettemin als gezaghebbend worden ervaren en bij de inrichting van infrastructuur veelvuldig worden gehanteerd, zoals kennelijk ook door de gemeente in casu is gedaan. Dat op grond van plaatselijke omstandigheden soms andere oplossingen worden gekozen dan de richtlijnen adviseren doet daar niet aan af: ook bij die alternatieven zal de verkeersveiligheid niet in het geding mogen komen.
De omstandigheid dat op de toeleidende weg nog een relatief hoge snelheid was toegestaan maakt te meer dat aan de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de rotonde hoge eisen moeten worden gesteld.
In dat verband is van belang dat het rapport van Arcadis vermeldt dat de weggebruikers op de toeleidende Schroeweg tot hardrijden worden uitgedaagd omdat het wegprofiel tot hoge snelheden uitnodigt, dat het middeneiland niet was voorzien van verticale elementen ter vergroting van de zichtbaarheid, dat de rotonde voor de automobilist die achter een voorganger rijdt aan het oog wordt onttrokken, dat de gebruikelijke voorwaarschuwings-driehoeken ontbreken en dat, hoewel de Schroeweg twee rijstroken heeft, alleen rechts een voorrangsbord B6 was geplaatst. Arcadis is van mening dat de rotonde, komend vanuit de snelweg (A58, rechtbank) niet goed herkenbaar en zichtbaar was. Hoewel Arcadis de rotonde in mei 2007 heeft geïnspecteerd is gesteld noch gebleken dat de situatie in 2004 wat de zichtbaarheid en herkenbaarheid betreft wezenlijk anders was. In 2007 lag de rotonde inmiddels wel binnen de bebouwde kom. Niettemin merkt Arcadis nog op dat de komgrens dicht bij die rotonde lag zodat er nauwelijks sprake was van een overgangsgebied om de snelheid aan te passen. De rechtbank merkt op dat dat in 2004, toen de rotonde nog buiten de bebouwde kom lag, derhalve nog meer het geval was.
Uit het rapport van Arcadis blijkt verder dat zich sinds de openstelling van de rotonde in korte tijd een relatief groot aantal ongevallen heeft voorgedaan, waaronder in elk geval vier waarbij weggebruikers komend vanuit de richting van de A58 waren betrokken. Hoewel geen eenduidige oorzaak-gevolg-relatie is gevonden is het aantal naar het oordeel van Arcadis te hoog en zijn aanpassingen ter verbetering van de verkeersveiligheid van de rotonde gewenst.
Vast staat voorts dat het wegdek van de rotonde en de schanskorf op het middeneiland niet of nauwelijks van kleur verschilden, dat doorzicht mogelijk was en dat op 14 juni 2004 geen markeringen op het middeneiland waren aangebracht.
Op grond van het voorgaande neemt de rechtbank als voldoende vaststaand aan dat de (inrichting van de) rotonde op 14 juni 2004 in de zin van artikel 6:174 lid 1 BW niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden uit een oogpunt van veiligheid mocht stellen en dat die daardoor gebrekkig en gevaarzettend was.

4.2  Gelet op het vastgestelde onveilige karakter van de rotonde , onder meer vanwege de slechte zicht- en herkenbaarheid, en de omstandigheid dat [eiser] tegen de schanskorf is opgereden omdat hij die niet of te laat had opgemerkt wordt de onveiligheid van de rotonde vermoed de oorzaak van het hem op 14 juni 2004 overkomen ongeval te zijn.

4.3  Uit het voorgaande volgt dat, behoudens tegenbewijs, de beheerder van de rotonde aansprakelijk is voor de door [eiser] als gevolg van het ongeval geleden schade. Als zodanig dient, zoals de Staat in feite ook heeft erkend, de Staat te worden aangemerkt nu hij eerst bijna twee jaar na ingebruikname van de rotonde met de gemeente een overeenkomst strekkende tot overdracht van het onderhoud en beheer van de rotonde heeft gesloten en de eigendom eerst in 2007 is overgedragen. Dat de Staat de gemeente heeft toegestaan op zijn grond een rotonde aan te leggen ontslaat de Staat niet van zijn zorgplicht voor de veiligheid van de over die grond lopende weg met inbegrip van de daar aangelegde rotonde.

4.4.  De rotonde , waarvan de onveilige inrichting voldoende is komen vast te staan, is door of in opdracht van de gemeente ontworpen en aangelegd en de gemeente heeft onder meer de keus gemaakt bij de inrichting alvast te anticiperen op de toekomstige ligging binnen de bebouwde kom. De gemeente had zich moeten realiseren dat de door haar aanvankelijk gekozen inrichting van het middeneiland zou leiden tot een ongewenste vermindering van zicht- en herkenbaarheid. Op zich is aannemelijk dat een “klassiek” verhoogd middeneiland door de situatie ter plaatse niet , of slechts tegen zeer hoge kosten te realiseren was. Niettemin waren andere , veiliger, oplossingen dan de oorspronkelijk gekozen uitvoering, wel realiseerbaar zoals nadien ook is gebleken. De gemeente heeft die onveilige situatie in het leven geroepen. Indien komt vast te staan dat die situatie ook de oorzaak is van het aan [eiser]s overkomen ongeval is zij op de voet van artikel 6:162 BW gehouden de als gevolg daarvan door [eiser]s geleden schade te vergoeden.

4.5   Als vorenoverwogen wordt de gebrekkige en onveilige inrichting van de rotonde vermoed de oorzaak van het ongeval te zijn. Middelburg c.s. hebben echter aangevoerd dat sprake is van een andere oorzaak. Zij zullen overeenkomstig hun aanbod toegelaten worden tot het bewijs van hun stelling dat het ongeval is veroorzaakt doordat [eiser] is verblind door de laagstaande zon ter plaatse en op die omstandigheid onvoldoende heeft geanticipeerd.

4.6  Zonodig zal in een later stadium worden ingegaan op de overige stellingen van partijen. De rechtbank merkt echter reeds thans op dat niet goed valt in te zien waarom de schade niet reeds nu vastgesteld zou kunnen worden. Uit de eigen stellingen van [eiser] volgt immers dat geen verdere verandering van de als gevolg van het ongeval ontstane medische toestand wordt verwacht en dat, afgezien van pijnbestrijding, ook geen verdere ingrepen meer worden voorzien.

5.  De beslissing

De rechtbank

5.1  draagt Gemeente Middelburg c.s. op hun sub 4.5 van dit vonnis weergegeven stelling te bewijzen; LJN BO9374