Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Bosch 150108 burn-out, bekendheid met schade

Hof Den Bosch 150108 burn-out, bekendheid met schade; moment waarop terugkeer naar werk redelijkerwijze niet meer te verwachten was
4.7. Alvorens de grieven van [appellant] te behandelen, zal het hof het beroep van Goss op verjaring bespreken.
4.7.1. Goss stelt dat de op artikel 7: 658 BW gegronde vordering tot schadevergoeding van [appellant] is verjaard. Voor deze vordering geldt, aldus Goss, een verjaringstermijn van vijf jaar (art. 3: 310 BW) en deze termijn is gaan lopen hetzij op 15 april 1997, hetzij in februari 1998, hetzij in januari/februari 1999 (mva punt 4.3.). Toen [appellant] bij aangetekende brief van 3 maart 2004 jegens Goss een beroep deed op (schending van) art. 7: 658 BW was de vordering dus reeds verjaard. In ieder geval was de vordering verjaard toen [appellant] op 15 september 2005 de inleidende dagvaarding liet uitbrengen, aldus Goss.

4.8. Het beroep op verjaring verwerpt het hof.
[appellant] is pas met de schade bekend geworden op het moment dat hem duidelijk is geworden dat terugkeer naar zijn werkzaamheden bij Goss redelijkerwijs niet meer te verwachten was. Aangenomen moet worden dat dit aan [appellant] duidelijk is geworden na afloop van de laatste werkhervatting in april 2004. Voorzover moet worden aangenomen dat [appellant] al eerder met de schade bekend is geworden, kan in elk geval niet worden aangenomen dat [appellant] daarmee al vóór 3 maart 1999 (vijf jaar vóór de brief van 3 maart 2004) dan wel al vóór 15 september 2000 (vijf jaar vóór datum dagvaarding) bekend is geworden. Dat geldt in het bijzonder voor de inkomensschade die een gevolg is van de beëindiging van de suppletie op de WAO-vervolguitkering. Met die inkomensschade kon [appellant] pas bekend zijn na ontvangst van de brief d.d. 12 december 2002 waarin Goss aankondigt de suppletie op de WAO-vervolguitkering te beëindigen.
LJN BC2747