Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 030216 gehoorbeschadiging; vordering niet verjaard

Rb Den Haag 030216 gehoorbeschadiging; vordering niet verjaard, geen schending klachtplicht, zorgplicht tzv lawaai geschonden; € 20.000 voorschot

2 De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.

2.1.
[eiseres] , geboren op [jaar] 1966, was in de periode van 17 maart 1986 tot 11 september 2010 als [functie] in dienst van Bakkersland. Tot 2 november 2006 heeft [eiseres] geen gehoorbescherming gedragen.

2.2.
In januari 2000 wendde [eiseres] zich tot zijn huisarts met klachten in verband met oorsuizen. In een verslag van 31 januari 2000 vermeldt de huisarts:
‘veel hoofdpijn, slaapt slecht door ploegendienst; oorsuizen; werkt in lawaaiige omgeving…. Spierspanningshoofdpijn. P/oorbeschermers; contact met bedrijfsarts over een en ander’
Een verslag van 9 maart 2000 van de huisarts vermeldt:
‘komt weer voor hoofdpijn; nog niet definitief uit ploegendienst; ’s nachts werken levert ook thuis problemen (met slapen)’
en een verslag van 26 september 2000:
‘lichte duizeligheid en hoofdpijn (…)’

2.3.
Medio 2005 uitte [eiseres] tegenover zijn huisarts opnieuw klachten van hoofdpijn, oorsuizen en duizeligheid. In september 2005 consulteerde hij KNO-arts dr. Wiggers. Deze arts meldt in een verslag d.d. 27 september 2005:
‘Patiënt klaagt ruim 5 jaar over oorsuizen in het hoofd en bij snelle bewegingen zou hij duizelig worden. Slechthorendheid komt in de familie voor, patiënt werkt in de bakkerij. (…) De audiometrie laat een hoge tonen perceptief gehoorsverlies zien dat kan duiden op familiaire belasting dan wel werken in lawaai.’

2.4.
In 2006 bezocht [eiseres] diverse malen de huisarts in verband met depressieve klachten, stress, oorsuizen en duizeligheid. Vanaf 2007 kwam [eiseres] onder behandeling van maatschappelijk werk en psychologen van PsyQ en Indigo.

2.5.
In 2007 bezocht [eiseres] KNO-arts dr. Vinke (Erasmus MC te Rotterdam). Uit een audiogram, afgenomen op 19 maart 2007, blijkt dat bij [eiseres] sprake is van:
‘Gehoorverlies rechts (….): 35 Hz, links: 60 Hz; beiderzijds typische lawaaidip’
Medio 2007 meldt dr. Vinke (aan de huisarts) het volgende:
‘Poliklinisch zag ik uw patiënt in verband met oorsuizen sinds een jaar waarbij hij geen gehoorvermindering heeft bemerkt, wel sinds enkele maanden duizeligheid (…) in het verleden geen chronische otitiden, wel lawaai expositie tijdens zijn werk naast snijmachines (…) Conclusie: tinnitus bij asymmetrisch perceptief gehoorverlies, zonder aanwijzingen voor brughoek pathologie, mogelijk veroorzaakt door lawaaischade.

2.6.
In de periode van augustus 2008 tot januari 2011 was [eiseres] onder behandeling bij het maatschappelijk werk van Kentalis. In september 2008 kwam [eiseres] onder behandeling van audioloog dr. B.A.M. Franck van Effatha Guyot Audiologische Centra. Bij brief van 5 september 2008 schrijft deze audioloog:
‘Primaire klachten van patiënt is tinnitus en hyperacusis. Bijkomende klachten zijn hoofdpijn en evenwichtklachten. Beoordeling audiogram: gehoorverlies beiderzijds overschrijdt HL10 voor zijn leeftijd; grafiekvorm beiderzijds typisch voor lawaaidoofheid.’

2.7.
Op 18 augustus 2008 heeft [eiseres] zich arbeidsongeschikt gemeld. Dr. van der Mey, KNO-arts van het LUMC, meldt in een verslag d.d. 17 maart 2009 onder meer het volgende:
‘Conclusie: onduidelijke klachten van duizeligheid en oorsuizen, waarvoor reeds aanvullende diagnostiek elders is ingezet…(…) We zijn benieuwd naar de bevindingen van de afdeling neurologie in Den Haag’
De bedrijfsarts vermeldt in een rapportage van 15 juni 2009:
‘Betrokkene geeft aan in Marokko tijdens zijn vakantie klachten van de oren en evenwichtstoornissen ontwikkeld te hebben. (…) Daarbij nu depressiviteit en problemen met vrouw op de voorgrond. (….) Betrokkene blijft last houden van duizelingen, oorsuizen, moeheid en slaapstoornissen. (…)’
Op 28 september 2009 vermeldt de bedrijfsarts in een verslag:
‘Op 14 oktober volgt MRI in verband met verdenking brughoek tumor? Oorsuizen is oorzaak van depressie (…)’

2.8.
Per 16 augustus 2010 is aan [eiseres] door het UWV een WIA-uitkering toegekend op basis van volledige arbeidsongeschiktheid. Per 12 september 2010 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen met toestemming van het CWI/UWV beëindigd.

2.9.
Bij brief van 8 september 2011 heeft het Bureau Beroepsziekten van het FNV (hierna: BBZ FNV) aan Bakkersland kenbaar gemaakt dat onderzocht werd of er sprake was van een mogelijk causaal verband tussen de arbeidsomstandigheden en de gezondheidsschade van [eiseres] .

2.10.
Bij brief van 25 november 2013 deelt medisch adviseur drs. J. Jonker aan BBZ FNV onder meer het volgende mede:
‘Deze nieuwe informatie overziend, concludeer ik dat er geen aanleiding is mijn conclusies zoals verwoord in mijn advies van 21-01-2013 te herzien. De risico-inventarisaties en bevindingen van de arbeidsinspectie wijzen op een evidente blootstelling aan lawaai. De gehoorbeschadiging bij betrokkene vertoont een typische lawaaibeschadiging beiderzijds. De invaliderende tinnitus wordt door specialisten geduid als een gevolg van de gehoorbeschadiging. Tinnitus kan daarnaast ook een direct gevolg zijn van blootstelling aan lawaai. Onderliggende ziektebeelden voor de gehoorbeschadiging of de tinnitus bij betrokkene zijn niet gevonden. Op basis van de registratierichtlijnen van het NCVB wordt de gehoorbeschadiging en de tinnitus bij betrokkene aangemerkt als een beroepsziekte.’

2.11.
Bij brief van 12 april 2012 heeft [eiseres] Bakkersland aansprakelijk gesteld. Bakkersland heeft aansprakelijkheid afgewezen.

3 De vordering

[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Bakkersland te veroordelen tot betaling aan hem van:
1. een bedrag van € 20.000 als voorschot op de (im)materiële schadevergoeding;
2. de resterende schade, materieel en immaterieel, waaronder de arbeids-vermogensschade, nader op te maken bij staat met verwijzing hiervoor naar de schadestaatprocedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de resp. vervaldata;
3. de kosten van dit geding.
Aan zijn vordering legt [eiseres] -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- ten grondslag dat Bakkersland op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade. [eiseres] heeft aannemelijk gemaakt dat hij gezondheidsschade heeft opgelopen in de uitoefening van de dienstbetrekking. Bakkersland heeft niet voldaan aan haar zorgverplichting, zodat vast staat dat de schade door de arbeidsomstandigheden is veroorzaakt. [eiseres] wist eerst na het onderzoek van BBZ dat zijn klachten door zijn werkzaamheden bij Bakkersland zijn veroorzaakt. De vorderingen zijn dus niet verjaard.

4 Het verweer

Bakkersland heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- aangevoerd. [eiseres] was al meer dan vijf jaar op de hoogte van de gestelde schade en de vermeend aansprakelijke persoon, zodat de vorderingen verjaard zijn. Indien geoordeeld wordt dat de vorderingen niet zijn verjaard, dan stelt Bakkersland zich op het standpunt dat [eiseres] niet tijdig heeft geklaagd (in de zin van artikel 6:89 BW). Bakkersland is hierdoor benadeeld in haar bewijspositie en verweer-mogelijkheden. [eiseres] heeft daarom zijn rechten verloren. In het geval het beroep op verjaring dan wel de klachtplicht wordt verworpen wenst Bakkersland nader bewijs te leveren ten aanzien van de werkomgeving van [eiseres] over de periode 1986 tot 2010.

5 De beoordeling van de vordering

verjaring

5.1
Bakkersland heeft bij conclusie van antwoord als prealabel verweer gevoerd dat de vorderingen van [eiseres] zijn verjaard. Zij voert daartoe aan dat [eiseres] reeds vanaf 2000 bekend was met klachten van oorsuizen, wat toen heeft geleid tot langdurige uitval. [eiseres] kon toen al weten, maar in ieder geval vanaf 19 maart 2007 (datum audiogram, 2.5), dat zijn klachten werden veroorzaakt door lawaai op het werk. [eiseres] heeft dit betwist en heeft aangevoerd dat hij pas zekerheid kreeg over de oorzaak van zijn gehoorklachten nadat BBZ FNV een onderzoek had ingesteld. Eerst in september 2011 raakte hij op de hoogte van de grensoverschrijdende geluidsblootstelling bij Bakkersland, zodat hij toen pas bekend werd met de aansprakelijke partij.

5.2
Ingevolge artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De verjaringstermijn begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Als sprake is van lichamelijke klachten waarvan de herkomst niet zonder meer duidelijk is, zal daarvan sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid - die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn - heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Het enkele vermoeden van het bestaan van schade volstaat niet. Voldoende is dat de benadeelde bekend is geworden met foutief handelen van de aansprakelijke persoon en met de schade die hij als gevolg daarvan heeft geleden. Vanaf dat moment is de benadeelde in staat om een vordering tot schadevergoeding in te stellen.

5.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de brief van 12 april 2012 als stuitings-handeling heeft te gelden, zodat beoordeeld moet worden of [eiseres] vóór 12 april 2007 daadwerkelijk bekend was met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. De kantonrechter is van oordeel dat dat niet het geval is. Dat [eiseres] zich al in 2000 bij de huisarts meldde vanwege oorsuizen leidt er, anders dan Bakkersland meent, niet toe dat vanaf dat moment de verjaringstermijn is gaan lopen. [eiseres] had vanaf 2000 niet alleen last van oorsuizen maar had ook andere klachten, zoals hoofdpijn, stress, duizeligheid en depressiviteit. Deze klachten kunnen vele, ook niet werkgerelateerde oorzaken hebben. [eiseres] wist destijds niet dat hij gehoorschade had opgelopen, laat staan dat hij de oorzaak daarvan kende of moest kennen. Hierbij dient ook in aanmerking te worden genomen dat indien als gevolg van geluidsbelasting gehoorbeschadiging optreedt, de klachten niet direct merkbaar zijn maar dat sprake is van een zich langzaam evoluerend proces. In het begin ondervindt men nog weinig problemen en is er nog geen of nauwelijks hinder in het dagelijks leven. Ook bij [eiseres] heeft het langere tijd geduurd voordat geconstateerd werd dat hij leed aan (perceptief) gehoorverlies. Dit was in 2005, waarbij de KNO-arts als mogelijke oorzaken noemt familiaire belasting of lawaai op het werk. Een eenduidige oorzaak is toen dus niet genoemd. [eiseres] heeft pas in 2007, toen er een audiogram is gemaakt en de KNO-arts op grond daarvan (medio 2007) heeft geconcludeerd dat er sprake is van tinnitus die mogelijk is veroorzaakt door lawaaischade, kunnen vermoeden dat de oorzaak in de arbeidsomstandigheden kon zijn gelegen. Dit is echter niet voldoende om aan te nemen dat [eiseres] reeds vóór 12 april 2007 in staat moet zijn geweest om een rechtsvordering in te kunnen stellen, te meer niet nu hij niet hoefde te verwachten dat hij als gevolg van zijn klachten schade zou lijden door arbeidsongeschikt-heid. Het heeft immers, na de uitval in 2000, tot 2008 geduurd voordat [eiseres] zich weer vanwege soortgelijke klachten ziek meldde. Bovendien hoefde [eiseres] er niet op bedacht te zijn dat het lawaai op het werk zijn gehoorklachten veroorzaakte, omdat hij, zoals onbetwist is gesteld, niet wist dat de geluidsnormen op zijn werkplek werden overschreden.

5.4
Onder genoemde omstandigheden zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor een aansprakelijkstelling van de werkgever zodat [eiseres] niet vóór 12 april 2007 daadwerkelijk in staat kon worden geacht een rechtsvordering tegen Bakkersland in te stellen. Het beroep op verjaring zal daarom worden verworpen.

ECLI:NL:RBDHA:2016:921