Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Haarlem 020708 wrongfull birth, vordering eiser verjaard, vordering eiseres niet

Rb Haarlem 020708 wrongfull birth, vordering eiser verjaard, vordering eiseres niet
4.1.  [gedaagde] beroept zich primair op verjaring van de vordering. Daartoe heeft zij aangevoerd dat [eisers] vanaf het moment van bekend worden van de zwangerschap, en daarmee het niet slagen van de sterilisatie, in staat waren een vordering jegens [gedaagde] in te stellen, welke termijn zij evenwel ongebruikt hebben laten verstrijken. [gedaagde] voert daartoe aan dat uit de brief van de DAS Rechtsbijstand van 27 maart 2001 en de stellingen in de dagvaarding volgt dat [eisers] vóór 10 oktober 2000 bekend waren met de zwangerschap.

4.2.  Op grond van artikel 3:310 lid 1 BW verjaren rechtsvorderingen tot vergoeding van schade na verloop van vijf jaren na aanvang van de dag, volgend op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De verjaring kan worden gestuit door een schriftelijke mededeling van de benadeelde als bedoeld in artikel 3:317 BW.

4.3.  Ten aanzien van het beroep op verjaring van de vordering van [eiser] jegens [gedaagde] stelt de rechtbank vast dat de brief van 10 oktober 2005, waarin [gedaagde] aansprakelijk wordt gesteld, uitsluitend namens [eiseres] en niet namens [eiser] is geschreven. De stelling van [gedaagde] dat [eiser] voorafgaand aan de datum van de dagvaarding, 24 juli 2007, geen stuitingshandeling heeft verricht, is onweersproken gebleven. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] verjaard is.
Dientengevolge zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

4.4.  Ten aanzien van het beroep op verjaring van de vordering van [eiseres] overweegt de rechtbank als volgt.
Niet is komen vast te staan dat [eiseres] vóór 10 oktober 2000 met de zwangerschap bekend was, dan wel had kunnen zijn. De vermelding in de brief van DAS Rechtsbijstand, genoemd onder 2.9, dat [eiseres] in oktober 2000 zwanger blijkt te zijn, kan evenzeer zien op een datum eind oktober 2000. Voorts geldt dat blijkens de brief van [A], genoemd onder 2.8, [eiseres] was uitgerekend op 16 juli 2001, hetgeen teruggerekend neerkomt op een datum van conceptie medio oktober 2000. Daar komt bij dat redelijkerwijs niet valt aan te nemen dat [eiseres] na de conceptie onmiddellijk heeft beseft dat zij zwanger was, temeer niet nu zij gesteriliseerd was en met de mogelijkheid van een zwangerschap dus minder rekening behoefde te houden.
Het beroep op verjaring ten aanzien van [eiseres] faalt derhalve. LJN BD8290