Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zeeland-West-Brabant 090113 geen verjaring vanwege onbekendheid met schade en aansprakelijke instelling

Rb Zeeland-West-Brabant 090113 val van paard; struikelen paard is 'door het dier aangericht'; bewijsopdracht toedracht en bezit paard;
- geen verjaring vanwege onbekendheid met schade en aansprakelijke instelling

4 De beoordeling

4.1.
Het beroep van Caprice op verjaring wordt verworpen. Uit de stellingen van [eiseres], toegelicht in de overgelegde stukken, blijkt voldoende dat zij na het ongeval wel pijn had en beperkingen ondervond, maar dat op dat moment niet duidelijk was dat sprake was van blijvend letsel. De beperkingen ontstonden eind 2003; begin 2004 meldde [eiseres] zich voor het eerst arbeidsongeschikt. Nadat aanvankelijk na medisch onderzoek (in 2004) geen afwijkingen konden worden vastgesteld, is pas nog weer later een diagnose gesteld. Dat [eiseres] al (zeer) kort na het ongeval voldoende met de (omvang van de) schade bekend was is – in het licht van het vorenstaande – door Caprice onvoldoende onderbouwd. Gelet op de door Caprice zelf gestelde onduidelijke situatie na het vertrek uit de manege van [eigenaar eenmanszaak], is ook haar stelling dat voor [eiseres] meteen duidelijk moet zijn geweest dat zij Caprice voor de schade kon aanspreken, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit, dan [eiseres] niet voor (het begin van) 2004 daadwerkelijk met de schade en de daarvoor aansprakelijk te stellen instelling bekend is geworden. Zij heeft Caprice daarna voor het eerst aansprakelijk gesteld bij de onder 2.5 genoemde brief van 17 november 2008. Caprice heeft weliswaar gesteld die brief niet per 18 november 2008 te hebben ontvangen, maar zij heeft niet gesteld dat zij die brief in het geheel niet heeft ontvangen. De rechtbank gaat er vanuit dat zij die brief op enig moment kort na 17 november 2008 heeft ontvangen. In het midden kan blijven of het ongeval op 10 of op 17 november 2003 heeft plaatsgevonden; met voormelde brief, die in ieder geval na minder dan 5 jaar, te rekenen vanaf (begin) 2004 door Caprice zal zijn ontvangen en die te beschouwen is als een schriftelijke mededeling van de zijde van [eiseres] waarin zij zich ondubbelzinnig haar recht op schadevergoeding voorbehoudt (als bedoeld in art. 3:317, lid 1 BW), is de verjaring tijdig gestuit. De na deze stuiting aangevangen verjaringstermijn is nog niet verlopen.
ECLI:NL:RBZWB:2013:2504