Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 240315 geen blijvende arbeidsongeschiktheid; geen verlies arbeidsvermogen

Hof 's-Hertogenbosch 240315 zware mishandeling door buurman; beoorderling diverse schadeposten; medische kosten onvoldoende onderbouwd;
- geen blijvende arbeidsongeschiktheid; geen verlies arbeidsvermogen; 
- verhuiskosten incl overdrachtsbelasting naar gelijkwaardige woning vergoed; 

- gedeeltelijke gevoelloosheid in gelaat, hoofdpijnen en PTSS, tijdelijke arbeidsongeschiktheid en gedwongen verhuizing; € 8.000 smartengeld;

3.9. Arbeidsongeschiktheid en verlies arbeidsvermogen, gevorderd na vermindering van eis in hoger beroep € 81.616,-- (grieven 3 en 8)

Verwezen zij voor wat betreft het letsel en de medische behandeling naar de vaststaande feiten in r.o. 3.1. Het hof zal eerst de stellingen met betrekking tot de klachten en beperkingen ten gevolge van de mishandeling en het verweer daartegen weergeven. Daarna zal ingegaan worden op het gestelde verlies arbeidsvermogen.

3.9.1.
[appellant] stelt aan de mishandeling blijvend letsel te hebben overgehouden, te weten een doof gevoel aan de rechterkant van de neus, de rechterwang en de rechtermondhoek. Ook heeft hij aangezichtspijnen en hoofdpijn. De diverse hiervoor door de neuroloog voorgeschreven medicatie (anti-depressiva) leidde tot bijwerkingen, reden waarom die medicatie (tijdelijk) is afgebouwd. Het is kiezen: of geen medicatie met als gevolg hoofdpijn, of wel medicatie en moe en mat zijn volgens [appellant].
Ook stelt [appellant] last te hebben van vermoeidheid en concentratieproblemen. Dit kan een gevolg zijn van slaapapneu (snurken en ademstops), die hij aan de mishandeling heeft overgehouden. De vermoeidheidsklachten zijn afgenomen sinds het gebruik van een MRA (apneu-masker).
Verder stelt [appellant] dat hij ten gevolge van de mishandeling psychisch letsel heeft, namelijk PTSS, zich uitend in angsten. Hij gebruikt daarvoor medicatie. Hij heeft 38 sessies bij een psychiater gehad tot november 2011. Hij stelt nu onder behandeling van onder meer een klinisch psycholoog te zijn.
Verder maakt hij melding van libidoverlies ten gevolge van anti-depressivagebruik. De medicatie, die hij naar zijn stelling levenslang zal moeten gebruiken, heeft van hem een ander mens gemaakt.
[geïntimeerde] betwist dat de huidige klachten (hoofdpijnklachten en slaapapneu) een gevolg zijn van de mishandeling. [geïntimeerde] wijst op het overmatig drankgebruik als mogelijke oorzaak van hoofdpijn, vermoeidheid en concentratieproblemen en wijst op legio factoren die kunnen bijdragen aan slaapapneu. Verder betwist [geïntimeerde] de gestelde bijwerkingen van de voorgeschreven medicatie. Voor wat betreft de psychische klachten wijst [geïntimeerde] erop dat [appellant] ten tijde van de mishandeling al onder behandeling van een psycholoog was.

3.9.2.
Er is volgens [appellant] sprake van blijvende functionele invaliditeit.
[appellant] stelt gezien het chronische klachtenpatroon niet meer in staat te zijn om volledig werkzaam te zijn. [appellant] stelt vanaf de mishandeling 100% arbeidsongeschikt te zijn geweest tot het einde van het dienstverband met [werkgever]. Hij is nog onder behandeling van diverse specialisten en therapeuten. [appellant] stelt geen sollicitatieverplichting te hebben gekregen omdat hij arbeidsongeschikt is. Gezien zijn beperkingen is [appellant] naar zijn zeggen gedeeltelijk arbeidsongeschikt en dat zal volgens hem levenslang zo blijven.
[geïntimeerde] betoogt met verwijzing naar onder meer de beslissing van 28 november 2011 omtrent de WIA dat sprake is van volledige arbeidsgeschiktheid van [appellant] per 24 januari 2012.

3.9.3.
Het hof oordeelt, mede naar aanleiding van grief 3, als volgt.
Er is gezien de (onherroepelijke) beslissing ten aanzien van de WIA van 28 november 2011 geen sprake van arbeidsongeschiktheid van [appellant] per 24 januari 2012. De stelling van [appellant] dat die beslissing anders had moeten uitvallen kan niet gevolgd worden. De genoemde beslissing is, gelet op met name de producties 18 en 19 bij inleidende dagvaarding, genomen met inachtneming van en gebaseerd op (grotendeels) dezelfde klachten en beperkingen die [appellant] ook in de onderhavige procedure stelt. Deze beslissing kan daarom ook in deze procedure leidend zijn. Het hof ziet op grond daarvan geen aanleiding om de arbeids(on)geschiktheid van [appellant] nader te onderzoeken, bijvoorbeeld door één of meer deskundigen te benoemen.
De stelling van [appellant] dat uit het e-mailbericht van het UWV WERKbedrijf van 11 september 2012 blijkt dat [appellant] geen sollicitatieplicht had is op zich juist, doch dit is een gevolg van een afstand tot de arbeidsmarkt omdat [appellant] beperkt is. Daaruit kan en mag echter niet worden afgeleid dat sprake is van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, zoals [appellant] stelt. Grief 3 faalt.

3.9.4. Periode tot 1 augustus 2011

[werkgever] heeft het loon van [appellant] vanaf 25 januari 2010 gedurende 18 maanden volledig doorbetaald (zonder salarisverhoging, zie hierna) tot 1 augustus 2011, toen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd. Vaststaat, gelet op de stelling van [appellant], dat [werkgever] gedurende 104 weken een loondoorbetalingsverplichting had. [appellant] heeft geen verlies van arbeidsvermogen (hierna: vav) tot 1 januari 2011 gevorderd.
[appellant] heeft wel vav gevorderd over de periode van januari 2011 tot en met juli 2011 vanwege een misgelopen loonsverhoging van € 150,-- netto per maand (€ 988,68 netto en € 65,25 netto aan vakantietoeslag). [geïntimeerde] heeft de gestelde loonsverhoging gemotiveerd betwist. Hij acht deze niet geloofwaardig.
Het hof is van oordeel dat geen rekening gehouden kan worden met de gestelde loonsverhoging. De enkele vermelding van de beoogde loonsverhoging in de brief van [werkgever] van 26 januari 2011 is daarvoor onvoldoende, omdat deze niet is gemotiveerd en niet blijkt dat deze verhoging vóór de datum van de mishandeling toegezegd is. Een toezegging van de loonsverhoging na de datum van de mishandeling acht het hof zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet aannemelijk. [appellant] was immers sinds de mishandeling (tot 24 januari 2012) (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. Bovendien verkeerde [werkgever] blijkbaar in slechte financiële omstandigheden. Een salarisverhoging ligt onder die omstandigheden niet voor de hand. De gestelde te verwachten verhoging met de inflatiecorrectie is niet onderbouwd. [appellant] heeft ter zake de loonsverhoging geen bewijsaanbod gedaan. Het gevorderde vav tot 1 augustus 2011 wordt afgewezen.

3.9.5. Periode van 1 augustus 2011 tot 24 januari 2012

[appellant] heeft van 1 augustus 2011 tot en met 23 januari 2011 een ZW-uitkering ontvangen van € 10.661,64 netto. Hij berekent het verschil tussen wat hij aan arbeidsinkomen zou hebben ontvangen en de ontvangen ZW-uitkering als verlies arbeidsvermogen.
[appellant] stelt met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst dat zijn werkgever [werkgever] in financiële problemen is gekomen omdat [appellant], de enige werknemer, was uitgevallen, waardoor de productie was weggevallen. [appellant] stelt akkoord te zijn gegaan met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, omdat [werkgever] anders failliet gegaan zou zijn en hij zijn geld, dat hij in het bedrijf had geïnvesteerd, kwijt zou zijn geweest. [appellant] stelt zonder de mishandeling nog bij [werkgever] gewerkt te hebben en anders in staat te zijn geweest om elders werk te hebben kunnen verrichten waarmee hij een gelijk salaris had kunnen verdienen.
[geïntimeerde] heeft betoogd dat [appellant] gedurende twee jaar aanspraak had kunnen maken op doorbetaling van zijn loon. Deze mogelijkheid is vervallen omdat [appellant] akkoord is gegaan met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het inkomensverlies houdt volgens [geïntimeerde] geen verband met de mishandeling.
Het hof oordeelt als volgt.
Nu niet anders is gesteld of gebleken houdt het hof het ervoor dat [werkgever] de verplichting had om het loon volledig door te betalen gedurende 104 weken.
Vaststaat dat [werkgever] de arbeidsovereenkomst met [appellant] wenste op te zeggen op bedrijfseconomische gronden. Vaststaat ook dat [appellant] heeft ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daarmee heeft hij zijn recht op doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte verloren. [appellant] kan niet met succes aan [geïntimeerde] tegenwerpen dat hij zijn investering in het bedrijf van [werkgever] kwijt zou zijn geweest als hij niet akkoord zou zijn gegaan met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dit is niet aannemelijk geworden. Van een (dreigend) faillissement is niets gebleken. [appellant] heeft ter zake geen bewijs aangeboden. Er is gelet op het hiervoor overwogene geen causaal verband tussen het verlies van inkomen en de mishandeling tot 24 januari 2012.

3.9.6. Periode met ingang van 24 januari 2012

Ook met ingang van 24 januari 2012 is er geen causaal verband tussen het inkomensverlies van [appellant] en de mishandeling. Gelet op het feit dat [appellant] volledig arbeidsgeschikt is geacht, zie hiervoor r.o. 3.9.3., houdt het inkomensverlies (door de (gedeeltelijke) WW-uitkering en het lagere inkomen bij de Zilveren Naald) geen verlies van het arbeidsvermogen in.
Grief 8 faalt.

3.10. Extra kosten woon-werkverkeer, gevorderd € 311,52 (grief 9)

[appellant] heeft deze kosten over de periode 1 februari 2011 tot en met 31 juli 2011 opgevoerd in verband met zijn verhuizing naar [woonplaats 1] en de langere reisafstand van 11,8 km per dag naar [werkgever].
Gelet op het in r.o. 3.8. aangenomen causaal verband tussen de mishandeling en de (kosten van de) verhuizing, komen ook de extra kosten woon-verkeer, die overigens niet door [geïntimeerde] zijn betwist, voor vergoeding door [geïntimeerde] in aanmerking.
Grief 9 slaagt.

ECLI:NL:GHSHE:2015:1061