Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 240717 billijke vergoeding naast transitievergoeding; geen immateriële schadevergoeding voor stress en onzekerheid

Hof Arnhem-Leeuwarden 240717billijke vergoeding naast transitievergoeding; geen immateriële schadevergoeding voor stress en onzekerheid

2.10
Met betrekking tot post (c), de immateriële schadevergoeding, heeft [verzoeker] volstaan met de stelling dat de onzekerheid en stress een enorme impact hebben gehad op zijn gezondheid en dagelijkse bestaan.
Het hof heeft rekening gehouden met de voorstelbaar geachte paniek van [verzoeker] na de opzegging van zijn Nederlandse arbeidsovereenkomst door hem ten laste van FHCN een termijn van twee maanden te gunnen waarin hij zijn toekomstplannen kon trekken. Voor een immateriële schadevergoeding op de voet van art. 6:106 BW is echter meer nodig dan een gevoel van paniek of stress. Er moet sprake zijn van aantasting in de persoon, zoals in dat wetsartikel bedoeld. FHCN heeft terecht opgemerkt dat volgens de Hoge Raad een meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen daarvoor niet voldoende is, zie HR 13 januari 1995, ECLI:NL:1995:ZC1608. In het algemeen zal slechts bij een in de psychiatrie erkend ziektebeeld in rechte het bestaan van geestelijk letsel kunnen worden vastgesteld, zie o.m. HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356. [verzoeker] heeft gewezen op rechtspraak van de Hoge Raad in het kader van kennelijk onredelijk ontslag, waar bij het vaststellen van de vergoeding rekening kon worden gehouden met ook immateriële nadelen. Het gaat thans echter niet om een door de rechter te bepalen billijke (schade-)vergoeding, maar om een door [verzoeker] gevorderde schadevergoeding zodat die vergelijking niet opgaat. Het enkele feit dat uit art. 7:611 BW verplichtingen voor de werkgever voortvloeien brengt niet mee dat iedere schending daarvan door de arbeidsrechtelijke inkleuring aanspraak geeft op immateriële schadevergoeding.
Deze nevenvordering wordt afgewezen. ECLI:NL:GHARL:2017:8439