Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 011215 beklemming hand tussen harmonicadeuren; oordeel over risico-analyse TNO adhv Fine en Kinney-methode; schending zorgplicht

Hof Amsterdam 011215 beklemming hand tussen harmonicadeuren; oordeel over risico-analyse TNO adhv Fine en Kinney-methode; schending zorgplicht

3 Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.

3.1.1.
[geïntimeerde] is op 25 maart 2008 als verkoopster in dienst getreden van Aviflora op grond van een arbeidsovereenkomst voor de duur van vijf maanden. De arbeidsovereenkomst is verlengd tot en met 24 december 2009 en vervolgens tot en met 24 november 2010. De laatste arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd. [geïntimeerde] werkte in de bloemenwinkels die Aviflora op Schiphol exploiteert en verdiende laatstelijk een brutosalaris van € 1.540,49 per maand. Op de arbeidsovereenkomst was van toepassing de CAO gespecialiseerde Detailhandel in Bloemen en Planten en tevens een Personeelshandboek. Aviflora heeft voor haar personeel een ongevallenverzekering afgesloten bij Interpolis Achmea, welke verzekering, zo vermeldt het Personeelshandboek, uitkeert in het geval van een ongeluk tijdens of na het werk. De kosten van de verzekering worden door Aviflora gedragen.

3.1.2.
[geïntimeerde] is op 29 april 2010 op Schiphol een ongeval overkomen, waarbij een breuk in de pols (spaakbeen) van de rechterarm is opgetreden. Nadien is door het VU Medisch Centrum geconstateerd dat als gevolg van de desbetreffende kwetsuur dystrofie is opgetreden. [geïntimeerde] is per 27 april 2012 door het UWV honderd procent arbeidsongeschikt verklaard. Het UWV achtte [geïntimeerde] functioneel éénarmig en oordeelde dat met het gebruik van slechts één arm er voor haar geen passende werkzaamheden zijn.

3.2.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd, voor zover in hoger beroep nog van belang, (a) te verklaren voor recht dat Aviflora aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het ongeval van 29 april 2010 en Aviflora te veroordelen deze schade, nader op te maken bij staat, aan haar te betalen en (b) Aviflora te veroordelen tot afgifte van een kopie van de ongevallenverzekeringspolis en haar te veroordelen de op basis van deze verzekering ten gevolge van het ongeval uit te keren bedragen aan [geïntimeerde] te betalen, een en ander met veroordeling van Aviflora in de proceskosten.

3.3
De kantonrechter heeft in het vonnis van 25 mei 2012 overwogen dat niet, althans niet gemotiveerd, is betwist dat het ongeval tijdens werktijd heeft plaatsgevonden en dat het niet onaannemelijk is dat het ongeval heeft plaatsgevonden op de door [geïntimeerde] beschreven wijze, te weten dat haar hand op enigerlei wijze bekneld is geraakt toen zij met een zogenoemde Deense kar (een rolcontainer) harmonicadeuren passeerde. Nadat de kantonrechter bij het vonnis van 15 februari 2013 had overwogen dat hij deskundige voorlichting behoefde heeft hij vervolgens bij vonnis van 12 april 2013 als deskundige benoemd ir. J.K.J. van der Vorm, werkzaam bij TNO Arbeid. Na deskundigenbericht gedateerd 11 maart 2014 (verder: het TNO-rapport) en aktewisseling heeft de kantonrechter bij het eindvonnis van 29 augustus 2014 overwogen dat de conclusie van de deskundige is dat bij de aan [geïntimeerde] opgedragen werkzaamheden in de gegeven omstandigheden een bijzonder risico van beklemming van een rolcontainer-bestuurder tussen de zware kar en de harmonicadeuren aanwezig was, hetgeen zich in de onderhavige zaak ook heeft verwezenlijkt. De kantonrechter heeft de conclusies van de deskundige overgenomen en heeft overwogen dat Aviflora, dit risico in aanmerking nemende, niet heeft aangetoond dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Aviflora is daarom krachtens artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk voor de schade die [geïntimeerde] lijdt, nu niet is gesteld of gebleken dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [geïntimeerde] , zo overweegt de kantonrechter. De kantonrechter heeft de vordering zoals hiervoor in overweging 3.2 onder a weergegeven toegewezen. De vordering zoals hiervoor onder b weergegeven is afgewezen omdat Aviflora ter comparitie heeft verklaard dat zij, mocht de ongevallenverzekering tot uitkering komen, het uitgekeerde bedrag aan [geïntimeerde] zal betalen en de kantonrechter daaruit afleidde dat Aviflora (ook) bereid zal zijn de polis aan [geïntimeerde] af te geven..

3.4.
Aviflora bestrijdt met de grieven I en II de overweging van de kantonrechter in het vonnis van 25 mei 2012 dat het ongeval gedurende werktijd heeft plaatsgevonden. Zij betwist dat het ongeval heeft plaatsgevonden en wijst erop dat [geïntimeerde] geen verklaringen van getuigen, die het ongeval hebben zien gebeuren, heeft overgelegd. Aviflora voert in dit verband voorts aan dat niet aannemelijk is dat het ongeval zich heeft voorgedaan op de door [geïntimeerde] gestelde wijze. Het hof overweegt naar aanleiding van de onderhavige grieven het volgende.

3.5.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg ten aanzien van de toedracht van het ongeval het volgende gesteld. Zij werkte die dag volgens het normale rooster een dienst van 05:30 uur tot 12:00 uur in de winkel van Aviflora in lounge 3. Even voor 12:00 uur kreeg zij, zoals gebruikelijk, bericht dat de bevoorradingsvrachtwagen was gearriveerd. Zij is vervolgens een verdieping naar beneden gegaan en heeft een (Deense) kar met nieuwe voorraad van de chauffeur in ontvangst genomen. Als gebruikelijk is zij met de kar in de lift naar boven gegaan en heeft de kar naar en in de beveiligingssluis getrokken. Zij is daarbij de eerste deur van de sluis, waar een iris-scanapparaat staat en (meestal) een beveiliger aanwezig is, gepasseerd. Zij heeft vervolgens de tweede toegang, bestaande uit harmonicadeuren, geopend door een pasje voor een scanner te houden en de kar door die deuren getrokken. Op dat moment sloten de deuren zich onverwacht en is zij met haar rechterhand bekneld geraakt tussen de kar en de deur. Zij is vervolgens even na 12:00 uur met hevige pijn in haar arm bij de dichtstbijzijnde vestiging van Aviflora op Schiphol binnen gelopen. De collega die daar werkzaam was, [A] , heeft de kar met spullen naar de vestiging van Aviflora in lounge 3 gebracht. [geïntimeerde] is nadat [A] terug was gekomen - er was geen ander personeel aanwezig in de vestiging waar hij werkte - naar de vestiging van Aviflora in lounge 3 gegaan waar op dat moment haar collega’s [B] en [C] werkten, heeft daar haar verzekeringspasje opgehaald en is naar de eerste hulppost op Schiphol gegaan, waar zij is behandeld.

3.6.
Het hof merkt allereerst op dat, bij een beroep op aansprakelijkheid ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW, de werknemer slechts behoeft te stellen en bij voldoende betwisting dient te bewijzen dat het ongeval zich heeft voorgedaan in de uitoefening van zijn werkzaamheden. De werknemer hoeft dus niet de exacte toedracht van het ongeval te stellen en te bewijzen. [geïntimeerde] heeft wat dit aangaat gesteld dat zij op de dag van het ongeval zoals gebruikelijk kort voor 12:00 uur het bericht kreeg dat de bevoorradingsvrachtwagen was aangekomen en dat het tot haar taken behoorde de kar met nieuwe winkelvoorraad op te halen, hetgeen zij heeft gedaan. Aviflora heeft de stellingen van [geïntimeerde] in zoverre niet betwist zodat deze vaststaan. [geïntimeerde] heeft voorts gesteld dat bij het transporteren van de kar naar de vestiging van Aviflora, waar zij die dag werkzaam was, haar hand bekneld is geraakt en dat zij vervolgens naar een collega is gegaan die de kar verder heeft weggebracht. Zij heeft na terugkeer van deze collega haar verzekeringspasje opgehaald en zich bij de huisartsenpost op Schiphol gemeld, waar zij, volgens de door haar overgelegde rapportage van de dienstdoende arts, is gezien van 12:20 tot 12:30 uur met klachten aan haar rechter pols. Aviflora heeft de inhoud van deze productie niet bestreden zodat dit eveneens vaststaat.

3.7.
Aldus staat vast dat [geïntimeerde] op de dag van het ongeval omstreeks 12:00 uur de kar met nieuwe voorraad heeft opgehaald, dat dit in de uitoefening van haar werkzaamheden is gebeurd en dat zij twintig minuten later, namelijk om 12:20 uur, door een arts is gezien met klachten aan haar pols. [geïntimeerde] heeft een plausibele verklaring gegeven, met feiten en omstandigheden onderbouwd, over wat zich in de tijd tussen 12.00 en 12.20 uur heeft voorgedaan. Aviflora heeft daar tegenover slechts gesteld dat, gelet op het tijdstip waarop [geïntimeerde] zich bij de EHBO heeft gemeld, rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat het letsel van [geïntimeerde] buiten werktijd is ontstaan. Het hof is van oordeel dat dit een onvoldoende gemotiveerde betwisting is van de stellingen van [geïntimeerde] – het gaat er niet om of het ongeval zich tijdens diensttijd heeft voorgedaan maar of het plaatsvond tijdens de uitvoering van de opgedragen werkzaamheden -, zodat ervan moet worden uitgegaan dat het ongeval in de uitoefening van de werkzaamheden heeft plaatsgevonden.

3.8.
Aan het voorgaande doet niet af, wat daar verder van zij, de stelling van Aviflora dat het gelet op de werking van de harmonicadeuren niet aannemelijk is dat de hand van [geïntimeerde] bekneld is geraakt tussen de Deense kar en bedoelde deuren. In dit verband is evenmin van belang dat [geïntimeerde] ter comparitie heeft verklaard dat het ook mogelijk is geweest dat zij bekneld is geraakt tussen de kar en de deurpost of de kar en de muur. De exacte toedracht van het ongeval hoeft immers niet vast te staan om tot aansprakelijkheid van Aviflora te kunnen concluderen. De grieven I en II falen.

3.9.
Aviflora stelt (in de toelichting op) haar grieven III tot en met XVII, samengevat, dat er geen aanleiding is geweest tot het benoemen van een deskundige, dat aan de deskundige de verkeerde vraag is voorgelegd, dat het TNO-rapport uitgaat van de verkeerde feiten en dat op grond daarvan de verkeerde conclusies zijn getrokken, althans dat deze conclusies niet deugdelijk zijn onderbouwd. Zij verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar een in haar opdracht opgesteld deskundigenrapport van de hand van drs. K. Peereboom. Het hof overweegt naar aanleiding van een en ander het volgende.

3.10.
De meest vergaande stelling van Aviflora is dat er voor de kantonrechter geen aanleiding was een deskundige te benoemen. Zij wijst erop dat niet is komen vast te staan dat de harmonicadeuren niet goed functioneerden en dat het ongeval daardoor heeft plaatsgevonden. Het hof volgt Aviflora hierin niet.. De deskundige is benoemd teneinde de vraag te beantwoorden of “er bijzondere risico’s zijn verbonden”(…) “aan het lopen met een met goederen beladen Deense kar vanaf de vrachtwagen naar de winkel, te weten een afstand van enkele honderden meters op een betegelde vloer, waarbij enkele deuren dienden te worden gepasseerd (…)”. De onderzoeksvraag betrof dus het gehele - met beladen kar - af te leggen traject en de eventueel daaraan verbonden risico’s, niet alleen het passeren van de harmonicadeuren. Aviflora heeft niet gesteld, laat staan toegelicht, dat en waarom de door de deskundige te beantwoorden vraag niet relevant zou zijn bij de beoordeling van de door [geïntimeerde] gestelde aansprakelijkheid. In elk geval kan niet zonder meer ervan worden uitgegaan dat, voor zover [geïntimeerde] bekneld is geraakt tussen de kar en de deurpost of de kar en de muur of zich ongelukkig heeft gestoten, er slechts sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, zoals Aviflora stelt.

3.11.
Aviflora betoogt voorts dat de vraagstelling aan de deskundige onvoldoende was toegesneden op de beoordeling in het kader van artikel 7:658 BW. In dat kader zal immers moeten worden vastgesteld, zo voert zij aan, of sprake was van zodanige risico’s dat veiligheidsmaatregelen en/of instructies ter voorkoming van die risico’s waren geïndiceerd. De in de vraagstelling gebruikte term “bijzondere risico’s” is daartoe te algemeen, aldus Aviflora. Het hof volgt Aviflora niet in dit betoog en overweegt daartoe het volgende. In het TNO-rapport (p. 5) wordt opgemerkt dat de rechtbank geen definitie heeft gegeven van wat zij als bijzonder risico beschouwt. Deze term is, zo vermeldt het rapport, door de deskundige geïnterpreteerd “als het lopen van een risico door situaties of werkwijzen waarin personen door niet voorbereid (geïnstrueerd/getraind) zijn of begeleid worden en het niet getroffen zijn van veiligheidsmaatregelen kwetsbaar zijn voor letsel door een ongeval”. TNO heeft voorts ter objectivering van haar analyse gebruik gemaakt van de zogenoemde Fine en Kinney-methode. De aan de hand van deze methode uitgevoerde risico-analyse kan ertoe leiden dat het risico zodanig hoog wordt ingeschat dat het nemen van maatregelen wenselijk is. Een en ander betekent naar het oordeel van het hof dat de deskundige de vraag op de juiste wijze heeft geïnterpreteerd en op de juiste wijze zijn onderzoek heeft ingericht. Het is vervolgens aan de rechter om, mede op basis van de bevindingen van de deskundige, te oordelen of Aviflora aan haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW heeft voldaan. Daarbij dient de rechter, eveneens mede naar aanleiding van het ter zake gestelde in het deskundigenbericht, in ogenschouw te nemen of en in hoeverre de gevonden risico’s afwijken van risico’s in het algemeen dagelijks leven.

3.12.
Aviflora voert daarnaast aan dat de door TNO gebruikte methoden achterhaald zijn. Zij wijst met name op de hiervoor genoemde Fine en Kinney-methode en wijst erop dat de door haar ingeschakelde deskundige Peereboom een andere methode heeft gebruikt. Het hof overweegt naar aanleiding daarvan dat Peereboom in zijn rapport opmerkt dat de “Inspectiemethode Arbeidsomstandigheden” niet werkt met de Fine en Kinney-methode maar met de Kinney en Wiruth-methode, welke laatste methode hij vervolgens in zijn rapport toepast. Peereboom vermeldt aldus niet dat de door TNO gebruikte methode achterhaald is. Peereboom werkt in zijn rapport evenmin uit waarom de door TNO gehanteerde methode tot andere conclusies leidt dan de door hem gebruikte methode. Uit de inhoud van zijn rapport kan een en ander zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet worden afgeleid. Peereboom hanteert immers exact dezelfde definities en classificaties van de risico’s als TNO in zijn rapport heeft gedaan. Peereboom komt kennelijk tot andere conclusies dan TNO omdat hij van andere, hierna nog te bespreken bevindingen uitgaat. Het hof gaat dan ook voorbij aan de stelling van Aviflora dat TNO een verouderde methode heeft gebruikt nu Aviflora deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd.

3.13.
Aviflora is voorts van mening dat het TNO-rapport niet juist is omdat daarin tot een verkeerde inschatting van het risico wordt geconcludeerd. Een juiste risico-analyse zou moeten leiden tot de conclusie dat sprake is van een laag risico, waarbij maatregelen niet zijn geïndiceerd, aldus Aviflora. Zij verwijst daartoe onder meer naar het rapport van Peereboom. Het hof overweegt naar aanleiding hiervan het volgende.

3.14.
De conclusie van het TNO-rapport luidt, voor zover van belang:
‘ Een risico vormen in onze ogen de frequente passages van deuren en doorgangen en het transport tussen publiek, scenario 2 (hof: het risico bij het passeren van de sluis), waarbij een gevaar van botsingen aanwezig is. De passage van automatische sluitende deuren levert een extra risico op van letsel door botsen of beklemmen.
Mw. [geïntimeerde] heeft een eigen werkstijl ontwikkeld die voor of gedeeltelijk naast de kar lopend de voor haar handigste passage van de deuren opleverde.
Deze werkstijl is niet ondersteund door een risico-evaluatie, arbeidsmiddelen, voorlichting, of correctie van de gegroeide werkwijze.
Deze omstandigheden leiden tot de conclusie dat sprake is van een bijzonder risico van beklemming van een rolcontainer-bestuurder tussen een zware kar en deuren met automatisch sluitingsmechanisme zoals bij een passage door de beveiligingssluis met een zwaar beladen rolcontainer.’
Omtrent de risico-analyse wordt in het rapport onder meer het volgende opgemerkt:
‘Het risico wordt op basis van de Fine en Kinney-methode geschat op:
1. Waarschijnlijkheid letsel: factor 1
2. Blootstelling: factor 6
3. Effect: factor 3

De risicoklasse van dit scenario is volgens de IMA dan R=WxBxE=18 (…)
Als, gelet op het schadebeeld van de deuren, zie descente, en de waarneming van de heer [D] , zie processtukken, wordt aangenomen dat botsingen tussen karren en deuren (en dus mogelijk met personen die de kar trekken) niet worden uitgesloten (W is dan factor 3) zal de waarde R een factor 3 hoger uitvallen en is er sprake van een hogere risicoklasse die een hogere urgentie voor een veiliger werkwijze indiceert.
TNO beoordeelt het risico met de factor R is 18 tot 54. Deze risicoklasse wordt daarmee aangeduid als belangrijk tot mogelijk risico, met als conclusie dat maatregelen wenselijk zijn om risico’s te verminderen.’
In een bijlage bij het TNO rapport wordt de categorie Waarschijnlijkheid letsel= 1 omschreven met: ‘Onwaarschijnlijk, maar mogelijk in grensgeval (in laatste 10 jaar niet binnen het bedrijf voorgekomen)’, en Waarschijnlijkheid letsel= 3 met ‘Ongewoon (in de laatste jaren binnen het bedrijf wel eens gebeurd)’

3.15.
Aviflora voert ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake is van een verkeerde risico-analyse aan dat TNO de waarneming van de echtgenoot van [geïntimeerde] , zoals verwoord in de processtukken, buiten beschouwing had moeten laten omdat deze niet afkomstig is van de deskundige zelf. De schade aan de deuren had TNO eveneens buiten beschouwing moeten laten omdat de deskundige deze niet zelf heeft waargenomen en hij evenmin heeft onderzocht op welke wijze de schade is ontstaan. De aanwezigheid van schade hoeft bovendien niet te betekenen dat de openingstijd van de deuren onvoldoende is om deze veilig met een Deense kar te kunnen passeren, aldus Aviflora. Zij wijst daarnaast erop dat de door [geïntimeerde] gestelde looproute, het parkeren van de kar bij binnenkomst van de sluis en het op en neer lopen naar de scan bij de harmonicadeuren, onlogisch, niet toegestaan en niet aannemelijk is, dat zij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor ongevallen die gebeuren na afwijken van de normale looproute en dat TNO in ieder geval aandacht had behoren te besteden aan de normale looproute en de vraag welk risico bij het volgen van die route aanwezig was. TNO heeft voorts ten onrechte geen aandacht besteed aan de mogelijke toedracht dat [geïntimeerde] beklemd is geraakt tussen de kar en een niet bewegende deur. Aviflora voert ten slotte aan dat volgens de leverancier van de deuren en de security manager van Schiphol een ongeval als door [geïntimeerde] gesteld nooit voorkomt.

3.16.
Het hof gaat aan een en ander voorbij en overweegt daartoe als volgt. Het TNO-rapport vermeldt dat bij het beoordelen van het risico het volgende in aanmerking is genomen. Uit de ongevalsreconstructie blijkt dat [geïntimeerde] lopend voor-rechts naast de kar alle ruimte tussen de harmonicadeuren nodig had om deze te kunnen passeren. De normale openingstijd van de deuren wordt door TNO geschat op 15-20 seconden. Gelet op de werkwijze van [geïntimeerde] zou het kunnen dat zij bij de deuren aankwam op een moment dat deze zich (geopend door iemand anders) net sloten. Met een sensorzone van één meter diep en een omschakeltijd van circa één seconde zou dat betekenen dat de deuren een sluitende beweging hadden ingezet, die zich omkeerde op het moment dat de sensor [geïntimeerde] waarnam, zodat de deuren geen volledige doorgang boden op het moment dat [geïntimeerde] de opening passeerde. In de werkwijze van [geïntimeerde] is de keuze om de deur op het juiste moment te passeren een beoordelingsmoment van de bestuurder en beklemming of botsing van de kar met [geïntimeerde] is daarbij niet uit te sluiten, aldus nog steeds het TNO-rapport. Het hof merkt op dat de bij brief van 29 september 2012 beschreven waarneming van de heer [D] tijdens de op 19 september 2012 gehouden gerechtelijke plaatsopneming dat een persoon bij het naderen van de deur met een kar moest inhouden omdat de deur zich op dat moment voor hem sloot, met het voorgaande strookt. Ook de schade aan de deuren strookt met de hiervoor weergegeven gevolgtrekking dat een botsing niet is uit te sluiten. TNO heeft de waarneming van de heer [D] en de geconstateerde schade dan ook mee kunnen nemen ter ondersteuning van de eigen bevindingen van de werking van de deuren bij de door [geïntimeerde] gestelde werkwijze.

3.17.
Het hof is voorts van oordeel dat TNO de door [geïntimeerde] gestelde werkwijze in de risico-beoordeling heeft kunnen betrekken. Uit niets blijkt dat het, wat er ook zij van de aannemelijkheid of de logica daarvan, onmogelijk is dat [geïntimeerde] op de door haar aangegeven wijze te werk ging. Aviflora heeft in dit verband onvoldoende concreet gesteld dat de beveiliging van Schiphol een dergelijke werkwijze zou verhinderen. Zij heeft [geïntimeerde] dienaangaande zelf ook geen instructies gegeven. Uit het TNO-rapport blijkt bovendien dat de door [geïntimeerde] gestelde gang van zaken slechts wordt aangemerkt als één van de mogelijke scenario’s van het ongeval. In het rapport wordt immers ook beschreven dat tijdens de doorloop bleek dat andere personen die mogelijk vlak voor de aankomst van [geïntimeerde] en rond die tijd bij de deur aankwamen, de deursensor hebben kunnen activeren en zo hebben kunnen veroorzaken dat de deur (gedeeltelijk) openbleef. De werkelijke door de sensor aangestuurde openingstijd van de deuren onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval, en in de dagelijkse praktijk, is dus niet exact vast te stellen. De inschatting of de deur met een kar kan worden gepasseerd moet door de bestuurder elke keer opnieuw worden gemaakt, zo beschrijft het rapport. Naar aanleiding van opmerkingen van Aviflora wordt in noot 19 van het rapport nog opgemerkt dat (de) kern is dat de harmonicadeur zich op het moment van passeren al dan niet bewegend in verschillende posities kon bevinden die de doorgang al dan niet voorspelbaar voor de passant kunnen verkleinen. In het rapport wordt voorts opgemerkt dat dit scenario (de door [geïntimeerde] gestelde gang van zaken) een van de mogelijke is, maar laat zien dat een ongewenste en gevaarlijke interactie tussen de rolcontainer, bestuurder en de deuren niet is uitgesloten. Terecht wordt door TNO opgemerkt dat de werkelijke looptijd en dynamiek van de deuren op het moment van het ongeval voor de verdere argumentatie van minder belang is. Het gaat immers slechts om het vaststellen van de mate van waarschijnlijkheid dat een ongeval zal plaatsvinden en niet om het vaststellen van de exacte toedracht. Een en ander wordt niet anders door de verklaring van de leverancier van de deuren, nu deze niet meer inhoudt dan dat de techniek nooit weigert en dat hem geen ongevallen bekend zijn.

3.18.
Aviflora heeft niet gesteld dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de zijde van [geïntimeerde] , zodat het hof voorbij gaat aan haar stelling dat zij niet aansprakelijk is voor het ongeval omdat dit is ontstaan door de manier van werken van [geïntimeerde] . Het hof is evenmin van oordeel dat [geïntimeerde] Aviflora op bepaalde risico’s had moeten wijzen, zoals Aviflora stelt. Het is immers juist aan de werkgever om de werknemer op risico’s in de werkomstandigheden te wijzen. Er is geen sprake van een risico dat voor Aviflora niet kenbaar was of kon zijn en voor [geïntimeerde] wel, zodat daarin evenmin aanleiding kan worden gezien voor de door Aviflora bedoelde verplichting van [geïntimeerde] .

3.19.
Peereboom komt, anders dan TNO, in zijn rapport - volgens de methode van Kinney en Wiruth – voor wat betreft de waarschijnlijkheid uit op factor 0,5 met als omschrijving ‘Denkbaar, maar onwaarschijnlijk’. Bij zijn beoordeling wijst hij erop dat in vrijwel alle gevallen mensen met karren en transportmiddelen de sluis probleemloos passeren en voorts dat er in totaal zeven beveiligingssystemen bij de deuren aanwezig zijn, die door hem in zijn rapport nader worden omschreven. Peereboom heeft, zo schrijft hij in zijn rapport, meermalen en op diverse manieren de deur benaderd en in alle gevallen ging de deur tijdig open en was er geen risico op stoten en/of beklemd raken. Het hof constateert dat Peereboom in zijn rapport de hiervoor beschreven feitelijke uitgangspunten van het TNO-rapport niet heeft bestreden. Ook Peereboom gaat ervan uit dat de deuren na ongeveer 15-20 seconden automatisch sluiten en dat het detectiesysteem, Peereboom benoemt de sensoren aan beide zijden van de deuren en een elektronisch oog op de deurstijlen, ervoor zorgt dat de deuren open blijven dan wel, indien de deuren al aan het sluiten zijn, weer opengaan als beweging wordt waargenomen. Peereboom gaat niet in op de door [geïntimeerde] gestelde werkwijze, de door TNO beschreven consequenties daarvan en de betekenis van een en ander voor de risico-inschatting. Peereboom legt alleen al daarom onvoldoende uit waarom hij, terwijl hij met betrekking tot de werking van de deuren kennelijk dezelfde uitgangspunten hanteert als TNO, tot een andere conclusie komt dan TNO. Het enkel beschrijven van de beveiligingssystemen en het benoemen van het feit dat in vrijwel alle gevallen de sluis probleemloos wordt gepasseerd, is daartoe niet voldoende. Zijn bevinding dat de deur bij benadering altijd tijdig openging is onvoldoende toegelicht om als een beredeneerde bestrijding van de argumentering van TNO te dienen. Peereboom heeft nog erop gewezen dat een zachte rubberstrip van anderhalve centimeter breed aan beide binnenzijden van elke deur is aangebracht zodat bij een beklemming tussen de deuren een veilige ruimte van ongeveer zes centimeter ontstaat waar niet afgeklemd wordt. Daarmee is echter nog niet gegeven dat deze strips letsel kunnen voorkomen bij een beklemming tussen een kar en de deur. Peereboom heeft voorts onvoldoende duidelijk gemaakt dat en hoe de aanwezigheid van veiligheidsmedewerkers het ontstaan van een beklemming met letsel kan voorkomen, zoals hij in zijn rapport opmerkt.

3.20.
Aviflora voert nog aan dat [geïntimeerde] niet dagelijks met de Deense kar liep, zodat de factor B (Blootstelling) = 3 moet zijn in plaats van B = 6, zoals TNO heeft aangenomen. Deze stelling strookt niet met het uitgangspunt van de door Aviflora ingeschakelde deskundige Peereboom, die immers uitgaat van een factor van B = 8 met als omschrijving ‘tussen frequent en zeer frequent in’. Aviflora legt onvoldoende uit waarom desondanks met een factor B = 3 zou moeten worden gerekend. De enkele stelling dat [geïntimeerde] niet dagelijks met de kar liep, kan daartoe in elk geval niet dienen. De omschrijving van B = 6 luidt immers ‘lang en/of frequent (regelmatig/dagelijks)’ en daarvan is ook sprake indien, zoals in het onderhavige geval, werkzaamheden regelmatig maar niet dagelijks worden uitgevoerd.. Het hof gaat dan ook aan dit bezwaar van Aviflora voorbij. Aviflora heeft voorts de door TNO gekozen indeling E = 3 (Effect: ‘belangrijk, letsel met verzuim’) onbestreden gelaten.

3.21.
Aviflora stelt verder dat niet te verwachten was dat [geïntimeerde] de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zou nemen. Het hof volgt Aviflora ook hierin niet, alleen al omdat Aviflora zelf aanvoert dat gesteld noch gebleken is dat het ongeval het gevolg is van onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid zijdens [geïntimeerde] .

3.22.
Het hof gaat op grond van een en ander ervan uit dat TNO de risico-analyse juist heeft uitgevoerd en dus terecht heeft geconcludeerd dat sprake is van een risico-klasse waarbij maatregelen wenselijk zijn om die risico’s te verminderen. Omtrent de te nemen maatregelen wordt in het TNO-rapport opgemerkt dat het in de rede ligt dat in het kader van een RI&E maatregelen worden overwogen in de sfeer van voorlichting en/of instructie over gezonde en veilige werkwijzen, het verstrekken van hulpmiddelen voor het trekken van karren waarmee het manipuleren van karren wordt verbeterd of het speciaal programmeren van de deurbediening met het oog op een ongehinderde doorgang met karren. Het risico werd volgens het rapport mede bepaald door de omstandigheden dat [geïntimeerde] voor het bewust zijn van bijzondere gevaren niet kon putten uit informatie van een deugdelijke RI&E, dat zij geen voorlichting had ontvangen of instructie had gekregen en dat zij niet is gecorrigeerd in de door haar ontwikkelde werkwijze. Bij de overige opmerkingen wordt nog gewezen op de mogelijkheid de kar lager te beladen zodat overzicht wordt behouden en een lager gewicht wordt bereikt.

3.23.
Aviflora voert aan dat de door TNO genoemde maatregelen bezwaarlijk zijn omdat de procedures voor het passeren van de sluis en het functioneren van de deuren volledig worden bepaald door Schiphol. Het hof gaat hieraan voorbij omdat Aviflora niet heeft aangevoerd, laat staan heeft onderbouwd, dat niet te verwachten is dat Schiphol zal ingaan op redelijke verzoeken van haar zijde omtrent de werking van de deuren. Het hof gaat voorts voorbij aan de stelling van Aviflora dat niet vast zou staan dat bij het instellen van de deuren niet specifiek rekening is gehouden met de (regelmatige) passage van rolkarren. Schiphol heeft immers de vraag of dit zo is niet bevestigend beantwoord terwijl er geen concrete aanleiding is om aan te nemen dat dit wel het geval is geweest. Aviflora stelt voorts dat (het risico van) het sluiten van harmonicadeuren ook voor niet gewaarschuwde personen voldoende bekend is. Het hof wijst erop dat het bijzondere risico in dit geval bestaat uit het passeren van de automatisch sluitende deuren met een beladen rolkar. Aviflora is verder niet ingegaan op de in het TNO-rapport genoemde maatregelen. Niet valt dan ook in te zien dat de door TNO genoemde maatregelen niet van Aviflora, als werkgever, waren te vergen. Een en ander betekent dat Aviflora niet heeft aangetoond dat zij aan haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW heeft voldaan. Zij heeft immers, alle omstandigheden in aanmerking nemend, nagelaten maatregelen te nemen die geboden waren om een bijzonder risico te beperken die van haar als werkgever verwacht had mogen worden.. De onderhavige grieven falen.

3.24.
Hetgeen Aviflora voor het overige aanvoert, kan niet leiden tot andere beslissingen dan hiervoor genomen. Aviflora heeft voorts geen concrete feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor genomen. Er is dan ook geen aanleiding voor nadere bewijslevering, ook niet door middel van een nieuw deskundigenbericht.

3.25.
[geïntimeerde] heeft in incidenteel hoger beroep gevorderd het bestreden vonnis te vernietigen voor zover haar vordering daarbij is afgewezen en, opnieuw recht doende, te verklaren voor recht dat uitkeringen uit de ongevallenpolis met betrekking tot het ongeval aan haar ten goede komen ofwel te bepalen dat Aviflora dit aan Interpolis meedeelt. [geïntimeerde] heeft echter niet bestreden, zoals de kantonrechter heeft overwogen, dat Aviflora heeft toegezegd dat, mocht de polis tot uitkering komen, zij dit bedrag aan [geïntimeerde] zal uitkeren en evenmin gesteld dat er redenen zijn aan te nemen dat Aviflora die toezegging niet zal nakomen. [geïntimeerde] heeft dan ook geen belang bij toewijzing van haar vordering. ECLI:NL:GHAMS:2015:5085