Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 201115 vergoeding van immateriële schade in verband met ontslag belast; voldoende verband met voormalige dienstbetrekking

HR 201115 vergoeding van immateriële schade in verband met ontslag belast; voldoende verband met voormalige dienstbetrekking

In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2014:9824,

2 Beoordeling van de middelen

2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.
Belanghebbende heeft op 13 oktober 2011 een vaststellingsovereenkomst gesloten ter regeling van de financiële gevolgen van de beëindiging van zijn dienstbetrekking bij zijn (voormalige) werkgever, de Stichting [A] te [Q] (hierna: de werkgever).

2.1.2.
In de vaststellingsovereenkomst staat onder meer dat de werkgever een bedrag van € 85.000 bruto aan belanghebbende zal betalen als vergoeding van immateriële schade in de zin van artikel 6:106, lid 1, onder b, BW.

2.1.3.
De werkgever heeft dit bedrag uitbetaald onder inhouding van een bedrag van € 44.200 aan loonbelasting/premie volksverzekeringen.

2.2.
Voor het Hof was in geschil of het bedrag van € 85.000 tot het belastbare loon van belanghebbende moet worden gerekend.

2.3.
Het Hof heeft geoordeeld dat het door de werkgever toegekende bedrag rechtstreeks voortvloeit uit de (vroegere) dienstbetrekking tussen de werkgever en belanghebbende. Daarom dient het volledige bedrag tot het loon uit dienstbetrekking te worden gerekend tenzij belanghebbende aannemelijk maakt dat (een deel van) het bedrag niet zozeer zijn grond vindt in de dienstbetrekking dat het als daaruit genoten moet worden aangemerkt, aldus het Hof. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat het bedrag van € 85.000 is toegekend als vergoeding van aan de werkgever toe te rekenen immateriële schade. Daarbij heeft het Hof nog overwogen dat, voor zover belanghebbende dit bedrag beschouwt als vergoeding van psychisch leed door de wijze waarop hij is ontslagen en voorafgaande aan het ontslag is behandeld, sprake is van psychisch leed dat inherent is aan de afwikkeling van een dienstbetrekking door onvrijwillig ontslag.

2.4.
De tegen deze oordelen gerichte middelen, die zich voor gezamenlijke beoordeling lenen, falen. Voor zover de middelen inhouden dat het Hof heeft blijk gegeven van onjuiste rechtsopvattingen, stuiten zij af op hetgeen is vermeld in de onderdelen 6.9 en 6.17 van de conclusie van de Advocaat-Generaal. Voor het overige keren de middelen zich tegen oordelen die, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid kunnen worden getoetst. Die oordelen zijn ook niet onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd. ECLI:NL:HR:2015:3310

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1696,