Overslaan en naar de inhoud gaan

Hoge Raad 061006 Verlies van arbeidsvermogen bij ondernemer. Schadevergoeding belast?

Hoge Raad 06/10/06, Verlies van arbeidsvermogen bij ondernemer. Schadevergoeding belast?
3.1.1. Belanghebbende is op 4 februari 1994 betrokken geraakt bij een verkeersongeval ten gevolge waarvan hij lichamelijk letsel in de vorm van nek- en rugklachten heeft opgelopen. De automobilist die het ongeluk veroorzaakte was tegen de gevolgen daarvan verzekerd bij A. A heeft aansprakelijkheid erkend en aan belanghebbende schadevergoedingen verstrekt in de vorm van voorschotten en een slotuitkering.

3.1.2. Ten tijde van het ongeval dreef belanghebbende voor eigen rekening een onderneming waarvan de activiteiten bestonden uit handel in levend vee, autohandel en het trainen van sportpaarden. Ook hield hij zich bezig met het melken van vee en het transport van melkbussen waarvoor hij een contract met boeren uit de omgeving had afgesloten. Deze laatste twee activiteiten heeft hij in 1994 tengevolge van het ongeval moeten beëindigen, terwijl zijn overige ondernemersactiviteiten wegens arbeidsongeschiktheid tijdelijk minder omzet genereerden. De daaruit voortvloeiende inkomens- c.q. bedrijfsschade is door Univé vastgesteld op ƒ 6.000 per jaar, hetgeen gekapitaliseerd leidde tot een schadebedrag van ƒ 115.000. De totale schade is in een op 17 augustus 1998 gedagtekende vaststellingsovereenkomst vastgesteld op een bedrag vanƒ 190.000. In het onderhavige jaar heeft belanghebbende uit hoofde van deze overeenkomst een slotuitkering ten bedrage van ƒ 140.000 ontvangen.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de door belanghebbende ontvangen slotuitkering belast is als winst uit onderneming. Voor zijn oordeel heeft het Hof redengevend geacht dat ondanks enige blijvende invaliditeit aan de zijde van belanghebbende geen sprake is van een blokkade van toetreding tot de arbeidsmarkt en dat ook de na het verkeersongeval opgetreden verbetering in de inkomenspositie niet duidt op een verlies van arbeidsvermogen.

3.3. Voorzover het middel zich richt tegen deze redengeving slaagt het. Het Hof diende bij de beantwoording van de vraag of de schadevergoeding belast is, het karakter te onderzoeken van de vergoeding zoals deze werd verstrekt. Uit de door het Hof in aanmerking genomen omstandigheden, zoals hiervoor in 3.2 weergegeven, volgt niet dat de verstrekte schadevergoeding niet mede strekte tot vergoeding van door de verzekeringsmaatschappij aanwezig geachte schade aan de zijde van belanghebbende, gelegen in het voorgoed niet meer in staat zijn tot het uitoefenen van een deel van de activiteiten van zijn onderneming.

3.4. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling. Verwijzing moet volgen voor de beantwoording van de vraag in hoeverre de onderhavige schadevergoeding is toegekend ter zake van teloor zijn gegaan van de mogelijkheid voor belanghebbende om vee te melken en melkbussen te transporteren.
LJN AY9498