Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 220120 VAV melkveehouder; bodemrechter gebonden aan uitdrukkelijk en zonder voorbehoud genomen afwijzende beslissing deelgeschilrechter

RBOBR 220120 VAV melkveehouder; bodemrechter gebonden aan uitdrukkelijk en zonder voorbehoud genomen afwijzende beslissing deelgeschilrechter

De beoordeling

3.1.
Aan de orde is allereerst de vraag of bij de begroting van de schadepost verlies van arbeidsvermogen moet worden uitgegaan van het realiseren van een bepaald melkquotum (zoals [eiseres] stelt) of van - kort gezegd - het verlies aan arbeidsuren van [eiseres] (zoals Univé stelt). Deze vraag lag ook besloten in vorderingen van [eiseres] in de deelgeschilprocedure die partijen hebben gevoerd. De rechtbank heeft in de deelgeschilprocedure in haar beschikking van 18 mei 2017 op dat punt overwogen:
4.5.
[ ... ] Met Univé neemt de rechtbank tot uitgangspunt voor de berekening van het verlies arbeidsvermogen de vergelijking van het aantal uren en de aard van de werkzaamheden dat [eiseres] nu in de feitelijk situatie kan verrichten en het aantal uren en de aard van de werkzaamheden dat [eiseres] in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verricht. Voor zover [eiseres] door het ongeval in het aantal uren of de aard van de werkzaamheden beperkt is, kunnen daarvoor vervangende arbeidskrachten worden ingehuurd. De daarmee samenhangende arbeidskosten zijn dan aan te merken als schade. De gestelde beoogde verhoging van het melkquotum, kan daarom niet op de door [eiseres] voorgestane wijze in de berekening van haar verlies aan arbeidsvermogen worden meegenomen. [ ... ]

3.2.
De deelgeschilrechter heeft hiermee het standpunt van Univé gevolgd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deelgeschilrechter hiermee uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist op een geschilpunt tussen partijen betreffende hun materiële rechtsverhouding. Uit artikel 1019cc lid 1 Rv volgt dan, dat de rechtbank daaraan in deze procedure ten principale op dezelfde wijze is gebonden als wanneer de beslissing zou zijn opgenomen in een tussenvonnis in die procedure. Daarmee is aangeknoopt bij de leer van de bindende eindbeslissing. De rechtbank kan daarvan in beginsel niet terugkomen, tenzij er inmiddels nadere gegevens voorhanden zijn waaruit blijkt dat de beslissing niet juist is geweest. Volgens vaste rechtspraak kan daarvan sprake zijn, indien de beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. In zo’n geval zou de rechtbank bevoegd zijn om over te gaan tot heroverweging van de door de deelgeschilrechter genomen eindbeslissing, om zo te voorkomen dat zij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.

Dat de deelgeschilrechter zijn beslissing heeft genomen op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag is echter gesteld noch gebleken. De rechtbank is daarom aan het hiervoor geciteerde oordeel van de deelgeschilrechter gebonden. Voor de begroting van de schadepost verlies van arbeidsvermogen moet in deze zaak daarom in beginsel een vergelijking worden gemaakt van enerzijds de uren en (de aard van) de werkzaamheden die [eiseres] na het ongeval feitelijk nog kan verrichten met anderzijds de uren en werkzaamheden die zij in de hypothetische situatie zonder ongeval zou kunnen verrichten. De schade van [eiseres] bedraagt dan de kosten voor het inhuren van vervangende arbeidskrachten. Hiermee wordt [eiseres] qua uren en werkzaamheden gebracht in een situatie zoals die zonder het ongeval zou zijn. Mogelijk kunnen aanvullend als schade worden aangemerkt de kosten rond de aanschaf van de melkrobot, als ervan moet worden uitgegaan dat [eiseres] juist daarmee weer een arbeidsbijdrage in het melkveebedrijf kan leveren.

Het vol maken van een bepaald melkquotum speelt bij deze wijze van schadebegroting echter geen rol. ECLI:NL:RBOBR:2020:774