Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 280308 art. 81 RO; fibromyalgie veroorzaakt door onvoldoende stofafzuiging op werkvloer?

HR 280308 art. 81 RO; fibromyalgie veroorzaakt door onvoldoende stofafzuiging op werkvloer?
Uit Conclusie mr. J. Spier:
1.1 Het cassatieberoep in deze zaak leidt tot niets gezien het ondeugdelijke middel; zie onder 4. Kennisneming van de §§ 2 en 3 is daarom niet noodzakelijk.

1.2.1 Dat ik de zaak nochtans heb "opgezet", houdt verband met de aard van het geschil. Voor een justitiabele die zich tot een (cassatie)advocaat wendt, griffierecht betaalt en onvermijdelijk wordt geconfronteerd met een proceskostenveroordeling is, in een zaak waarvan de inzet beweerde letselschade is, weinig bevredigend slechts te vernemen dat het middel tekortschiet.

1.2.2 Dat klemt eens te meer nu ik er, na lezing van de stukken, zeker niet van overtuigd ben dat voor het standpunt van [eiseres] niets valt te zeggen. Zij dreigt met name het slachtoffer te worden van de uiterst lapidaire cassatieklachten, de weinig heldere en naar het lijkt niet erg consistente stellingen die namens haar in deze procedure zijn betrokken en een ietwat formele benadering van het Hof. Ik heb daarom gezocht naar wegen om, als Uw Raad daartoe aanleiding zou zien, tot vernietiging te komen. Het is evenwel een heksentoer daartoe te geraken. (...)

3.1.2 [Eiseres] heeft, naast de onder 2 vermelde feiten, onder meer aan haar vordering ten grondslag gelegd dat NAK haar zorgverplichting heeft geschonden doordat sinds oktober 1997 geen 'perfect functionerende afzuiginstallatie' meer op de werkplek aanwezig was. Door het ontbreken van een goede afzuiginstallatie is [eiseres] blootgesteld aan schimmels en endotoxinen die hebben geleid tot gezondheidsschade.

3.2 NAK heeft de vordering bestreden. Zij stelt zich - samengevat - op het standpunt dat zij haar zorgverplichting is nagekomen en dat de door [eiseres] gestelde schade geen verband houdt met de uitoefening van haar werkzaamheden. [Eiseres] is immers op 28 juli 1997 - voordat er problemen waren met de afzuiginstallatie - ziek geworden. Zij was pas op 28 maart 1998 weer volledig arbeidsgeschikt zodat zij geen werkzaamheden heeft verricht op het moment dat er problemen waren met de afzuiginstallatie.

3.3 De Kantonrechter heeft de vordering bij vonnis van 7 juli 2004 afgewezen, onder meer omdat [eiseres] haar vordering onvoldoende had onderbouwd.

3.4 [Eiseres] heeft hoger beroep ingesteld. NAK heeft het beroep bestreden.

3.5 Het Hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd. Het Hof heeft hiertoe, voor zover van belang, overwogen:
"4.5 Voorop staat dat, ingevolge het in artikel 7:658 lid 2 BW bepaalde, de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze heeft ingericht en onderhouden, alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt, als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. (..) De bewijslast rust derhalve op de werkgever. De werknemer moet dan wel gemotiveerd stellen en zo nodig bewijzen dat hij gedurende zijn werkzaamheden aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen is blootgesteld. Voorts moet hij stellen en zo nodig aannemelijk maken dat hij lijdt aan een ziekte of gezondheidsklachten die door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt (laatstelijk HR 23 juni 2006, NJ 2006, 354).
4.6 Naar het oordeel van het hof stuit de vordering van [eiseres] op deze laatste eis af. Tussen partijen staat vast dat de afzuiginstallatie tot november 1997 goed heeft gefunctioneerd en dat (in ieder geval) vanaf maart 1998 in het laboratorium in Ede geen schoningswerkzaamheden meer zijn verricht, alsmede dat [eiseres] uitsluitend in Ede en niet in Emmeloord heeft gewerkt. Voorts heeft NAK gesteld dat [eiseres] van 28 juli 1997 tot 28 maart 1998 wegens een niet aan de arbeid gerelateerde ziekte afwezig is geweest. [Eiseres] heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dit brengt mee dat zij niet in de schoningsafdeling heeft gewerkt in de periode waarin de afzuiging onvoldoende zou hebben gefunctioneerd. Aldus heeft zij, wat er zij van het antwoord op de vraag of zij aan het fibromyalgiesyndroom lijdt en op de vraag of endotoxinen en andere bij het werk in de schoningsafdeling van de NAK vrijkomende stoffen dit syndroom kunnen veroorzaken, onvoldoende gesteld om tot het oordeel te kunnen leiden, of zelfs haar tot het bewijs toe te laten, dat dit of een ander gebrek in de uitoefening van de werkzaamheden bij de NAK is ontstaan." (...)

4.11 Bij deze stand van zaken is, in het licht van de klachten waartoe de Hoge Raad zich in het wettelijk stelsel moet beperken, geen andere conclusie mogelijk dan dat het middel mislukt. De zaak kan worden afgedaan op de voet van art. 81 RO. LJN BC3379