Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 170910 geen beroep op burgerlijke rechter na niet ontvankelijk verklaring bij bestuursrechter

HR 170910 geen beroep op burgerlijke rechter na niet ontvankelijk verklaring bij bestuursrechter
Het hiertegen gerichte onderdeel I van het middel stelt de vraag aan de orde of aan [eiser] c.s., die een ontvankelijk bezwaar hebben ingediend tegen het besluit van 4 juli 2000 (waarbij aan Aan de Stegge een bouwvergunning werd verleend) en die tegen de beslissing op dat bezwaar van 30 maart 2001 (waarbij onder meer hun bezwaar ongegrond werd verklaard) beroep en hoger beroep hebben ingesteld maar in dat beroep niet-ontvankelijk zijn verklaard, het beginsel van formele rechtskracht kan worden tegengeworpen. Volgens het onderdeel geldt geen formele rechtskracht omdat vanwege de niet-ontvankelijkheid in de bestuursrechtelijke kolom geen gelegenheid heeft bestaan de beslissing op bezwaar van 30 maart 2001 door een onafhankelijke rechter te doen toetsen. Het hof heeft daarom ten onrechte de formele rechtskracht van de beslissing op bezwaar aan [eiser] c.s. tegengeworpen, aldus het onderdeel.

3.3.2 Bij de beoordeling van het onderdeel wordt vooropgesteld dat, anders dan waarvan het middel uitgaat, hier in de bestuursrechtelijke procedure geen sprake is van niet-ontvankelijkheid op de grond dat [eiser] c.s. niet (langer) als belanghebbende bij het bestreden besluit kunnen worden beschouwd. Uit de gegevens vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.4 moet worden afgeleid dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van [eiser] c.s. tegen de beslissing op bezwaar berust op het oordeel van de bestuursrechter (rechtbank en vervolgens in hoger beroep de ABRvS) dat zij daarbij geen processueel belang meer hadden.

3.3.3 In het geval tegen een besluit een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat, en die procedure door een rechtstreeks belanghebbende bij het besluit (zoals in dit geval [eiser] c.s.) is gevolgd, dan komt aan het besluit formele rechtskracht toe, zolang het niet is vernietigd of is ingetrokken of herroepen (op gronden die onrechtmatigheid van het besluit impliceren). Wanneer in de loop van de bestuursrechtelijke procedure het belang bij de uitkomst van de procedure (het processueel belang) komt te ontbreken, en de belanghebbende om die reden in zijn (bezwaar of) beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt hem daarmee niet een met voldoende waarborgen omklede administratieve rechtsgang onthouden, zoals in het onderdeel wordt gesteld. Evenzeer onjuist is de hieraan in het onderdeel voor dit geval verbonden conclusie dat bij wijze van uitzondering aan [eiser] c.s. de leer van de formele rechtskracht niet kan worden tegengeworpen. Indien de bestuursrechter heeft geoordeeld dat het bij hem ingestelde (hoger) beroep wegens het ontbreken van een processueel belang niet-ontvankelijk is, zodat geen oordeel meer kan worden gegeven over de daarin aan de orde gestelde bestuursrechtelijke kwestie, brengt een doelmatige taakverdeling, die ten grondslag ligt aan de leer van de formele rechtskracht, mee dat de burgerlijke rechter zich dient te onthouden van hernieuwde beoordeling van het processueel belang, met de mogelijke uitkomst dat dat belang volgens hem (nog) wel bestaat zodat de bestuursrechtelijke kwestie alsnog door de burgerlijke rechter zou moeten worden beoordeeld. Het onderdeel is tevergeefs voorgesteld, omdat het op een onjuiste rechtsopvatting berust.
LJN BM6102