Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 110619 Ambtelijke aanstelling bij gemeente; kantonrechter niet bevoegd nu geen sprake van aovk; rb wel: Het staat verzoekster vrij haar verzoek in deelgeschil aan de burgerlijke rechter voor te leggen

RBGEL 110619 Ambtelijke aanstelling bij gemeente; kantonrechter niet bevoegd nu geen sprake van aovk; rb wel: Het staat verzoekster vrij haar verzoek in deelgeschil aan de burgerlijke rechter voor te leggen 

2.19.

Achmea c.s. is primair van mening dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek, nu de schade die [verzoekster] stelt te hebben geleden is voortgevloeid uit een arbeidsverhouding, zodat alleen de kantonrechter bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.

Subsidiair stelt Achmea c.s., kort samengevat, dat zwaarwegende bezwaren bestaan tegen de wijze waarop het rapport van dr. van Mourik tot stand is gekomen en dat er een gebrek is aan inzichtelijkheid en logica voor de conclusies die dr. van Mourik trekt. Deze zwaarwegende bezwaren worden voor Achmea c.s. bevestigd door traumachirurg prof. dr. A.B. van Vugt die zij heeft gevraagd om het rapport van dr. van Mourik te beoordelen. Voor de inhoud van die bezwaren verwijst Achmea c.s. naar het rapport van prof. van Vugt (opgenomen onder 2.15.) Het rapport van dr. van Mourik kan daarom niet tot uitgangspunt gelden bij de schaderegeling, zodat het verzoek van [verzoekster] moet worden afgewezen, aldus Achmea c.s.

2.20.
Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade, de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent, of in verband met, een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de rechtbank te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een dergelijke vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18).

De rechter wijst het verzoek af voor zover de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv).

2.21.
Het verzoek leent zich naar het oordeel van de rechtbank voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Beoordeling van het verzoek tot vaststelling van het rapport van dr. van Mourik als uitgangspunt in de verdere schaderegeling kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

2.22.
Uit de stukken volgt dat [verzoekster] ten tijde van het ongeval op basis van een ambtelijke aanstelling in dienst was van de gemeente Tiel. Dit betekent dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW en er daarom geen sprake is van absolute bevoegdheid van de kantonrechter in de zin van artikel 93 sub c Rv. De rechtbank kan [verzoekster] aldus ontvangen in haar verzoek. Daarbij merkt de rechtbank verder op dat het [verzoekster] (onder verwijzing naar HR 30 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6020) vrij staat haar verzoek, voortkomende uit vordering tot schadevergoeding op de gemeente Tiel vanwege een onrechtmatige daad, waarbij de aansprakelijkheid niet meer een punt van geschil is, aan de burgerlijke rechter voor te leggen.ECLI:NL:RBGEL:2019:3091