Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 221209 81RO brandblaararrest; diverse aspecten van stelplicht en bewijslast

HR 221209 81RO brandblaararrest; diverse aspecten van stelplicht en bewijslast
Uit de conclusie van AG Spier:
2.4.2 Het Hof neemt in rov. 5 tot uitgangspunt dat getoetst moet worden of de doktersassistente de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Het acht in dat verband het volgende van belang:
"(...) Vast staat dat de doktersassistente met een wattenstaafje (in ieder geval) de betreffende wrat met stikstof heeft aangestipt. Dit is een gangbare behandeling, waarbij de stikstof de wrat en de huid er omheen bevriest, waarna meestal een blaar ontstaat (...)
Het ontstaan van een blaar na deze behandeling is dus normaal. Dit is ook niet in geschil. Wél in geschil is of de vervolgens ontstane grote brandblaar als een beroepsfout is aan te merken. [Eiseres] voert aan dat hiervan sprake is en stelt dat de doktersassistente een te groot gebied met stikstof heeft behandeld en een te grote dosering stikstof heeft gebruikt. [Eiseres] beroept zich daarbij op het advies van haar medisch adviseur (...) [Verweerder] op zijn beurt stelt dat zijn doktersassistente lege artis heeft gehandeld en dat het feit dat de blaar zich ontwikkelde tot een brandblaar een complicatie is die zich helaas kan voordoen (...). Hij beroept zich daarbij kennelijk mede op het standpunt van zijn medisch adviseur die heeft aangevoerd dat ook bij een juiste dosering een brandblaar kan ontstaan (...)."

2.4.3 Het Hof vervolgt zijn gedachtegang aldus:
"6. Zoals blijkt uit het voorgaande impliceert de behandeling de bevriezing van de wrat en de huid eromheen met een blaar als gevolg. Dit is dus een invasieve behandeling. Niet betwist is dat het ontstaan van een brandblaar een complicatie is die zich kan voordoen. Dit betekent dat de enkele omstandigheid dat een brandblaar is ontstaan niet noodzakelijkerwijs hoeft te betekenen dat de doktersassistente bij haar behandeling voormelde maatstaf - de zorg die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht - heeft veronachtzaamd. Dit wordt niet anders door het standpunt van de medisch adviseur van [eiseres], die zich immers louter heeft gebaseerd op het gevolg (het ontstaan van een brandblaar) en dan nog met name op (slechts) een foto van de betreffende enkel. [Eiseres] heeft niet gesteld dat zij zelf heeft waargenomen dat de doktersassistente op een te ruim gebied stikstof heeft aangebracht. [Eiseres] heeft aangeboden te bewijzen dat zij op 19 mei onjuist is behandeld. Dit bewijsaanbod - waarbij [eiseres] niet heeft aangeboden de doktersassistente als getuige te horen - is in de gegeven omstandigheden onvoldoende concreet en wordt dan ook gepasseerd. Voor een deskundigenbericht ziet het hof geen grond. Het eerste verwijt betreffende de behandeling op 19 mei wordt verworpen."

2.4.4 Ten aanzien van [eiseres]' verwijt dat de assistente een onjuist advies heeft gegeven (om de blaar met rust te laten) overweegt het Hof dat [eiseres] niet heeft aangegeven wat het gevolg is geweest van het - in haar ogen - onjuiste advies. Gesteld noch gebleken is dat door het advies een verergering van de klachten is opgetreden, dan wel dat door de vertraging van een dag haar schade is vergroot. Dit betekent dat, zelfs indien moet worden aangenomen dat het advies onjuist was en dat dit als een tekortschieten moet worden aangemerkt, het causaal verband tussen het advies en de schade ontbreekt en dat dit aan toekennen van schadevergoeding in de weg staat (rov. 7).

2.4.5 In rov. 9 overweegt het Hof ten overvloede dat, zelfs als het zou zijn toegekomen aan het toekennen van een schadevergoeding, dat slechts voor een zeer gering deel zou zijn gebeurd.(...)

.19 Met betrekking tot de zaak ten gronde merk ik nog het volgende op. Het gaat om een beweerdelijk gemaakte medische fout die betrekkelijk beperkte schade zou hebben berokkend. (De advocaat van) [eiseres] heeft er in eerste aanleg voor gekozen om een onbegrijpelijke dagvaarding te produceren waarbij het aan de zelfwerkzaamheid van de rechter wordt overgelaten om op basis van de aangehechte producties goede zin aan de vordering te geven. LJN BK4471