Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 070313 auto tegen boom; twijfel mbt verklaringen toedracht

Rb Midden-Nederland 070313 auto tegen boom; twijfel mbt verklaringen toedracht;
- gevorderd € 5.975,09 (15,8 x € 297,--), begroot € 2.499,96 (11,8 x € 198,-- ) 
afwijzing kosten verweerder

4. De beoordeling 

4.1. De rechtbank acht, anders dan Unigarant, [Verzoeker] ontvankelijk in zijn verzoek. De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van de minnelijke regeling. Gelet daarop dient de rechtbank te beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst dan wel, indien dat niet het geval is, of het verzoek moet worden afgewezen (artikel 1019z Rv). De vragen die in onderhavige procedure aan de orde zijn gaan over het vaststellen van de aansprakelijkheid en de schade en deze vragen kunnen beide in deelgeschil worden behandeld. Het feit dat partijen niet met de onderhandelingen zijn gestart, zoals door Unigarant is aangevoerd, is onvoldoende voor het oordeel dat het geschil niet geschikt is voor behandeling in de deelgeschilprocedure. De aard van de vordering sluit behandeling in deelgeschil immers niet uit, zodat [Verzoeker] ontvankelijk is. Daarbij merkt de rechtbank op dat de gevorderde verklaring voor recht onder III niet past in een deelgeschilprocedure maar in een bodemprocedure en om die reden hierbij reeds zal worden afgewezen.

4.2. Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de vraag of de vorderingen van [Verzoeker], te weten een verklaring voor recht dat Unigarant aansprakelijk is voor de door [Verzoeker] geleden en te lijden schade en de vordering tot betaling van een voorschot, toewijsbaar zijn. Vooropgesteld wordt dat [Verzoeker] dient te bewijzen dat het ongeval is veroorzaakt door [Andere automobilist] en dat hij het gestelde letsel en de gestelde schade heeft geleden.

Getuigenverhoren

4.3. De rechter-commissaris heeft getuigen gehoord op verzoek van Unigarant. De (partij)getuigen [Verzoeker] en [Andere automobilist] hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd omtrent de toedracht van het ongeval. [Verzoeker] heeft - kort samengevat - verklaard dat hij heeft moeten uitwijken voor [Andere automobilist] terwijl [Andere automobilist] hem voorrang had moeten verlenen en [Andere automobilist] heeft - kort samengevat - verklaard dat hij achter [Verzoeker] aan de kruising is opgereden. De getuige ( wijkagent) [De wijkagent] heeft het ongeval niet zien gebeuren en over de toedracht dus geen verklaring kunnen afleggen en hetgeen de getuigen [Buschauffeur] en [X] hebben verklaard over de toedracht van het ongeval komt grotendeels overeen met de verklaring van [Verzoeker].

4.4. Er is twijfel gerezen bij de rechtbank omtrent de verklaring van [X] en de vraag of hij al dan niet aanwezig is geweest bij het ongeval, nu zowel [Andere automobilist] en [De wijkagent] hem beide kennen maar niet op de plek van het ongeval hebben gezien, terwijl hij er volgens de verklaring van [Verzoeker] vlakbij zou hebben gestaan. Dit klemt te meer nu er door [Verzoeker] tegenstrijdig is verklaard over de eventueel aan [X] te betalen beloning, die volgens [Verzoeker] afhankelijk zou zijn van het resultaat. Bovendien neemt de rechtbank daarbij eveneens in aanmerking dat [X] volgens verklaring van de wijkagent [De wijkagent] tot een criminele jeugdgroep behoort.

4.5. Daarnaast zijn er zowel door [Verzoeker] als [X] onduidelijke verklaringen afgelegd over het elkaar kennen en het elkaar eerder gesproken hebben dan wel het zien van de vader van [Verzoeker]. Zo heeft [X] verklaard dat hij [Verzoeker] niet eerder had gezien en heeft [Verzoeker] aanvankelijk verklaard dat hij [X] voor het eerst heeft gezien na de advertentie. Later heeft [Verzoeker] verklaard dat hij [X] wel eerder heeft gezien.

4.6. Eveneens is twijfel gerezen over de verklaring van [Buschauffeur]. Zo staat hij in familierechtelijke relatie tot [Verzoeker], wilde hij aanvankelijk geen verklaring afleggen zonder daarvoor een duidelijke reden te hebben en is er - gelet op het oordeel van een deskundige dat door Unigarant is ingebracht via een rapport - bovendien nog gerede twijfel over de vraag of hij het ongeval kan hebben gezien op de manier zoals hij heeft verklaard. De rechtbank sluit daarbij aan bij de gemotiveerde betwisting van Unigarant, waarbij Unigarant heeft aangevoerd dat nader (technisch) onderzoek nodig is om meer duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of de verklaring van [Buschauffeur] al dan niet juist is of juist kan zijn en op eigen waarneming kan berusten.

4.7. Gelet op de twijfel en onduidelijkheid die is gerezen over de afgelegde verklaringen is de rechtbank van oordeel dat [Verzoeker] het benodigde bewijs niet heeft geleverd. Nu nadere bewijslevering in een deelgeschilprocedure niet mogelijk is, zal de rechtbank het verzoek van [Verzoeker] afwijzen.

Schade

4.8. Daarnaast overweegt de rechtbank het volgende ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding. In beginsel heeft Unigarant slechts erkend dat er cascoschade is geleden, waarbij zij de toedracht van het ongeval heeft betwist. De letselschade betwist zij. Dat er letsel is ontstaan naar aanleiding van het ongeval kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten gelet op de onderbouwing van [Verzoeker], echter omtrent de omvang en de intensiteit daarvan is nog zeer weinig informatie beschikbaar. In ieder geval is er te weinig informatie om te kunnen beoordelen of [Verzoeker] in aanmerking komt voor smartengeld. Het enkele feit dat [Verzoeker] (onder meer) pijnstillers voorgeschreven heeft gekregen is onvoldoende om te komen tot het oordeel dat hij recht heeft op immateriële schadevergoeding, nu daarvoor in dit geval vast dient te staan dat hij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van een door [Andere automobilist] veroorzaakt ongeval. Dat hij deze medicijnen zelf heeft moeten bekostigen is niet gesteld of gebleken, zodat er ook geen reden is hiervoor een materiële schadevergoeding toe te kennen.

4.9. Voorts heeft [Verzoeker] gesteld dat zijn opleiding is vertraagd. Dat er enig causaal verband zou zijn met het ongeval is echter onvoldoende gebleken. Er zijn geen gegevens bekend van hoe hij tijdens de opleiding voor het ongeval heeft gepresteerd en er zijn ook geen gegevens van de school overgelegd dat hij na het ongeval slechter is gaan presteren. Daarmee is het causaal verband met het ongeval onvoldoende aannemelijk gemaakt.

4.10 Daarmee resteert alleen de schadevergoeding voor de casco schade. Daarvoor is een deelgeschilprocedure niet bedoeld. De vorderingen zullen derhalve eveneens om deze reden worden afgewezen.

Kosten deelgeschil

4.11. Met betrekking tot de kosten van de onderhavige deelgeschilprocedure overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 1019aa lid I Rv dient de deelgeschillenrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet kan worden toegewezen. Dit lijdt alleen dan uitzondering indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld en daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. De kosten dienen evenwel te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. [Verzoeker] maakt aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 5.975,09. Unigarant heeft bezwaar gemaakt tegen het gehanteerde uurtarief en het urenaantal. Naar het oordeel van de rechtbank is het redelijk dat [Verzoeker] wat betreft deze procedure juridische bijstand heeft ingeroepen en is voldoende onderbouwd hoe de declaratie van de juridische kosten is opgebouwd. Namens [Verzoeker] is een declaratiespecificatie overgelegd waaruit blijkt dat 15,8 uur aan het voorbereiden van dit deelgeschil is besteed. De rechtbank ziet aanleiding dit urenaantal te verminderen met 4 uur nu volgens de declaratie reeds in september 2011 werkzaamheden zou zijn verricht voor dit deelgeschil hetgeen niet aannemelijk lijkt. Eveneens ziet de rechtbank aanleiding om het uurtarief van € 297,-- te matigen tot een tarief van € 198,--, nu de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende gebleken is dat de behandeling van deze zaak bijzondere kennis of specialisatie vereist. Daarmee komt het totale urentarief op 11,8. Het totale bedrag aan kosten zal worden begroot op  2.336,40, exclusief BTW te vermeerderen met 7 kantoorkosten en met het door [Verzoeker] betaalde griffierecht van € 267,--.

4.12. In een kostenveroordeling als door Unigarant in haar verweerschrift verzocht, voorziet de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (in artikel 1019aa Rv) niet. Op grond van artikel 1019aa eerste lid Rv begroot de rechter slechts de kosten aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Dit verzoek van Unigarant zal de rechtbank dus afwijzen. PIV-site