Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Almelo 300610 vordering vanwege verlies verdienvermogen beperkt tot datum geboorte eerste kind.

Rb Almelo 300610 vordering vanwege verlies verdienvermogen beperkt tot datum geboorte eerste kind.
1.  Tussen partijen bestaat na het aan [eiseres] op 15 oktober 1998 overkomen verkeersongeval geen verschil van mening omtrent toedracht en aansprakelijkheid daarvoor, uitsluitend de omvang van de schadelijke gevolgen daarvan voor [eiseres] staan ter discussie.

2.  Teneinde tot de beoordeling van de mate van verlies aan verdiencapaciteit te komen is bij eerder tussenvonnis van 14 juni 2006 arbeidsdeskundigenrapportage door mevrouw [X] van Bureau [Z] bevolen, welke rapportage zich inmiddels in de procedure bevindt en die onderwerp heeft uitgemaakt van de laatste comparitie van partijen.

3.  Waar die comparitie mede was gelast om te zien of op één of meer punten overeenstemming tussen partijen zou kunnen worden bereikt, heeft de rechtbank bij die gelegenheid niet als voorlopig oordeel of een vorm van bindende beslissing vastgesteld dat [eiseres] vanaf datum ongeval tot de geboorte van haar eerste kind, derhalve over een periode van 6,5 jaar, aanspraak zou kunnen maken op volledige vergoeding van alle gederfde inkomen over die periode, echter wel, dat voor het bereiken van een schikking uitgangspunt zou moeten zijn dat [eiseres] na de geboorte van haar eerste kind in principe geen verlies aan verdienvermogen vergoed behoeft te worden.

4.  Waar de comparitie niet tot schikking heeft geleid, zal de rechtbank zich thans over de vordering van [eiseres] als bij dagvaarding ingesteld, buigen.

De vordering van [eiseres]
5.  [eiseres] vordert blijkens inleidende dagvaarding:

I  Dat het de rechtbank Almelo moge behagen Stad Rotterdam te veroordelen, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, aan eiseres te betalen de hierna volgende bedragen:

a)  € 174.932,- tengevolge van schade in verband met verlies aan verdiencapaciteit;
b)  Stad Rotterdam tevens te veroordelen voor en op naam van [eiseres] een pensioenvoorziening te creëren op basis waarvan [eiseres] vanaf haar 65ste levensjaar € 1.000,- netto per maand ontvangt, inclusief een nabestaandenvoorziening;
c)  € 15.840,- tengevolge van schade in verband met het in moeten schakelen van huishoudelijke hulp;
d)  € 20.000,- smartengeld;
e)  € 10.000,- tengevolge van schade i.v.m. verminderde zelfredzaamheid;
f)  € 4.225,85 gemaakte buitengerechtelijke kosten;
g)  één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 1998 tot aan de dag der algehele voldoening;
h)  ten titel van geleden en nog te lijden belastingschade, Stad Rotterdam te veroordelen om gedurende 30 jaren jaarlijks het fiscale nadeel te vergoeden dat [eiseres] zal lijden tengevolge van de vermogensrendementsheffing vanaf ontvangst door [eiseres] van de gevorderde/toegewezen bedragen onder a t/m g;
i)  het vorenstaande te verminderen/verrekenen met het hierboven onder 12 berekende bedrag aan voorschotten ad € 29.651,69.

II  Althans verzoekt [eiseres] de rechtbank Stad Rotterdam te veroordelen tot betaling van een zodanige schadevergoeding – eventueel na benoeming van een door de rechtbank te bepalen deskundige voor wat betreft de berekening van de hierboven genoemde schadeposten a, b en h – als de rechtbank op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden redelijk en billijk acht. Eén en ander zowel primair als subsidiair met veroordeling van gedaagde in de kosten van de onderhavige procedure.

Het verweer van Stad Rotterdam
6.  Stad Rotterdam verzet zich tegen toewijzing van de vorderingen van [eiseres] en stelt daartoe het volgende.
Stad Rotterdam heeft in eerder stadium al uitkeringen aan [eiseres] gedaan laatstelijk per 3 december 2004 onder mededeling dat de onderhandelingen ex artikel 10 lid 5 WAM zouden worden afgebroken een bedrag van € 15.000,- betaald, zodat [eiseres] alstoen in totaal een bedrag van € 30.000,- had ontvangen ter delging van de haar opgekomen schade.

7.  Stad Rotterdam stelt voorts dat uit de deskundigenberichten van [Y] en [X]zoals deze laatstelijk in deze procedure zijn uitgebracht volgt, dat [eiseres] geschikt is voor haar oude beroep als kraamverzorgster en wijst daarbij op conclusie 3 van het rapport van mevrouw [X]
“Betrokkene is geschikt te achten voor de werkzaamheden van kraamverzorgster, zoals deze beschreven zijn in het basispakket kraamzorg, eventueel met enige extra huishoudelijke taken, die in de praktijk wel vaak worden uitgevoerd. Indien er extra indicatie is voor zorg voor de kinderen en extra huishoudelijke arbeid, wegens het ontbreken van mantelzorg, dan worden de gestelde beperkingen wel overschreden. Betrokkene is voor dat gedeelte van het werk niet geschikt te noemen. Dat is ingeschat op circa 25% van het werk van de kraamverzorgende. Betrokkene is ook geschikt te achten voor werkzaamheden als verzorgende 3 in een verzorgingshuis, begeleider in een woonvorm voor gehandicapten en in de kinderopvang uitgezonderd in de groepen van kinderen van 1 tot 2 jaar”.

8.  Stad Rotterdam acht het mogelijk dat de 25% arbeidsongeschiktheid die uit de rapportage van mevrouw [X] voortvloeit vanwege de grote vraag naar kraamverzorgsters door indeling c.q. reïntegratie naar passende werkzaamheden geen enkel beletsel voor [eiseres] zou behoeven te vormen en derhalve bij de beoordeling van het verlies aan verdienvermogen niet in acht zouden behoeven genomen te worden.
Stad Rotterdam stelt in lijn hiermede dat niet alleen geen arbeidsongeschiktheid voor de eigen functie van [eiseres] aan de orde is geweest en bovendien heeft te gelden dat zij ook behalve voor haar eigen functie ook voor een heleboel andere functies die passen in haar opleiding en bij haar achtergrond, geschikt was.
De conclusie van Stad Rotterdam is dat met eerdergenoemde betaling van € 30.000,- zij meer vergoed heeft dan aan schade aan [eiseres] is opgekomen.

9.  Wat betreft het door [eiseres] gevorderde huishoudelijke hulp heeft volgens Stad Rotterdam te gelden dat zij voor haar eigen huishoudelijke werkzaamheden geschikt is te achten waar zij immers volgens het rapport van mevrouw [X] ook geschikt is voor het beroep van kraamverzorgende.

10.  Het creëren van een pensioenvoorziening door [eiseres] kan van Stad Rotterdam niet gevorderd worden, mogelijk zou kunnen zijn schade wegens gemiste mogelijkheid aan pensioenopbouw; zulks is volgens Stad Rotterdam niet aan de orde allereerst omdat zij ten tijde van het ongeval geen pensioen(voorziening) opbouwde en nadien zodanig arbeidsgeschikt was dat zij dat zonder beperking had kunnen doen.

11.  Ten aanzien van immateriële schade stelt Stad Rotterdam zich op het standpunt uit te gaan van een vergoeding van € 3.000,- waarbij zij zich baseert op de uitspraken 28, 29 en 30 van de Smartengeldverkeersrecht (2005).

12.  De gevorderde vergoeding ten gevolge van schade in verband met verminderde zelfredzaamheid wordt door Stad Rotterdam van de hand gewezen, te meer waar [eiseres] voorafgaand aan de procedure heeft medegedeeld dat de werkzaamheden aan en om de woning en tuin worden verricht door haar echtgenoot.

13.  Aan buitengerechtelijke kosten heeft Stad Rotterdam voorafgaand aan de procedure een bedrag ad € 7.022,65 vergoed en verzet Stad Rotterdam zich mede op grond van de dubbele redelijkheidtoets tegen het toewijzen van het aanvullende bedrag van € 4.225,85 dat volgens Stad Rotterdam door [eiseres] ook op geen enkele wijze gemotiveerd en/of gespecificeerd laat staan onderbouwd door stukken wordt.

14.  Vermogensrendementsheffingen over uit te keren schadeloosstellingen zijn geen schade die door Stad Rotterdam behoeven te worden vergoed.

15.  Wat betreft de gevorderde wettelijke rente heeft Stad Rotterdam bij conclusie van antwoord als productie 6 een gespecificeerde opgave gedaan van de door haar betaalde bedragen aan [eiseres] zulks wat betreft buitengerechtelijke kosten en schade.

De verdere beoordeling

Verlies aan verdiencapaciteit (gevorderd € 174.932,--)

16.  Op basis van de conclusies in het arbeidskundig rapport van mevrouw [X] is de rechtbank van oordeel dat verlies aan verdiencapaciteit van [eiseres] ten gevolge van het ongeval enkel aan de orde kan zijn over de periode van datum ongeval tot de datum geboorte eerste kind derhalve een periode van 6,5 jaar.
Op basis van datzelfde rapport blijkt dat [eiseres] beperkingen heeft die op het gebied van kraamverzorging bij gebreke van adequate indeling in het kader van reïntegratie neerkomen op 25% van de werkzaamheden.
Anders dan Stad Rotterdam brengt zulks de rechtbank niet tot de conclusie dat geen verlies aan verdiencapaciteit voor [eiseres] aan de orde is.
Een dergelijke beperking zeker in combinatie met post whiplashachtige verschijnselen en/of klachten bij het beroep als kraamverzorgster zullen naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval leiden tot partiele arbeidsongeschiktheid terwijl de rechtbank aan de hand van het arbeidsdeskundig rapport van mevrouw [X] evenmin kan vaststellen dat [eiseres] zonder problemen een andersoortige fulltime-functie had kunnen aanvaarden.

17.  Gezien het feit dat [eiseres] na ongeval elders functies – zij het parttime – heeft aanvaard en vervuld, ziet de rechtbank aanleiding het verlies aan verdiencapaciteit aanwezig te achten en vast te stellen op het gemiste netto inkomen over de betrokken 6,5 jaar dat Stad Rotterdam in punt 13 van de antwoordakte terecht stelt op € 31.274,44 omdat op het berekende netto-inkomen op fulltime-basis van € 112.320,- in mindering moet worden gebracht het betaalde voorschot en de door [eiseres] over die periode verdiende netto inkomsten van € 51.000,-.
Waar uit het arbeidskundig rapport valt op te maken, dat [eiseres] in de loop van die periode van 6,5 jaar –zeker in andere daartoe geschikte functies- volledig arbeidsgeschikt is te achten, is van voormelde € 31.274,33 een bedrag van € 16.000,-- als vergoeding voor verlies van verdienvermogen toewijsbaar boven hetgeen aan haar in voormelde zin reeds is vergoed.

Pensioenvoorziening (gevorderd € 1.000,--/maand vanaf 65e jaar)

18. Het treffen van een pensioenvoorziening is geen mogelijke vordering.
Ten tijde van het ongeval bouwde [eiseres] als kraamverzorgster geen pensioen(voorziening) op, evenmin heeft zij gesteld dat zij nadien als kraamverzorgster alsnog zou hebben gedaan, terwijl zij in de (andere) functies na het ongeval wel degelijk pensioen heeft opgebouwd.
Deze vordering van [eiseres] wordt dan ook afgewezen.

Huishoudelijke hulp (gevorderd € 15.840,--)

19. De rechtbank acht [eiseres] geschikt voor het verrichten van haar eigen huishoudelijke werkzaamheden, die naar het oordeel van de rechtbank volstrekt vergelijkbaar zijn met de belasting die voortvloeit uit het beroep van kraamverzorgende, waartoe het arbeidskundig rapport haar geschikt acht.
Voorzover in dat kader incidenteel een (te) zware inspanning als enig tilwerk voorkomt, acht de rechtbank het voor de hand liggen dat zulks door haar echtgenoot wordt verricht.
Dit onderdeel van de vordering van [eiseres] wordt mitsdien afgewezen.

Smartengeld (gevorderd € 20.000,--)

20. Waar enerzijds het ongeval aan [eiseres] op relatief jeugdige leeftijd is overkomen en zij de gevolgen daarvan lang(er) heeft te dragen, anderzijds de ernst van die gevolgen beperkter is te achten dan in (veel) andere gevallen van post-whiplashsyndroom, is de rechtbank van oordeel dat voor immateriële schade een vergoeding van € 6.000,-- aan [eiseres] geboden is.

Verminderde zelfredzaamheid (gevorderd € 10.000,--)

21. De rechtbank ziet geen verminderde zelfredzaamheid voor [eiseres], mitsdien komt enige vergoeding op dat punt voor haar ook niet aan de orde.

Belastingschade

22. De vermogensrendementsheffing in het kader van de Inkomstenbelasting op enige aan [eiseres] opkomende schade-uitkering is een aan [eiseres] opkomende privé-omstandigheid verband houdend met door haar gevormd vermogen, dat is geen uit het ongeval voortvloeiende schadecomponent, die Stad Rotterdam heeft te vergoeden.
Deze vordering wordt afgewezen.

Buitengerechtelijke kosten (gevorderd € 4.225,85)

23. Ondanks verzoek daartoe heeft [eiseres] deze kosten niet (nader) gemotiveerd en/of gespecificeerd en evenmin weersproken dat Stad Rotterdam reeds een bedrag van € 7.022,65 op dit punt aan haar vergoed heeft.
In dat geval, en met name bij gebrek aan door [eiseres] geboden duidelijkheid, acht de rechtbank die verder gevorderde buitengerechtelijke kosten –mede gezien de na te melden beperkte toewijzing van de vordering(en) van [eiseres]- niet te voldoen aan de daaraan te stellen dubbele redelijkheidstoets.
Deze vorderring van [eiseres] wordt afgewezen.

Wettelijke rente

24. Gezien de door Stad Rotterdam aan [eiseres] verstrekte voorschotten, als gespecificeerd in productie (6) bij conclusie van antwoord, acht de rechtbank het redelijk dat Stad Rotterdam wettelijke rente vergoed over het verlies aan verdienvermogen ad € 16.000,- en de immateriële schade ad € 6.000,-- vanaf 1 januari 2002.
LJN BN1450